3.2.In 2017 heeft erflater, die toen al een aantal jaren prostaatkanker had en ongeneeslijk ziek was, [appellante] leren kennen. Erflater was heel verliefd op [appellante] en had met haar een liefdesrelatie. In 2019 verslechterde de gezondheidstoestand van erflater; hij kreeg eind juli 2019 te horen dat hij terminaal ziek is. [geïntimeerde] en erflater hadden een goede band. Zij begeleidde hem bij alle medische behandelingen en was samen met [naam1] ( [naam1] ), een langjarige goede vriend van erflater, mantelzorger tijdens zijn ziekbed. Zij maakte vanaf de herfst 2018 dagelijks eten voor erflater. [appellante] deed niets en mocht ook niets doen van erflater. Zij was druk met een verbouwing van haar woning en lag vanaf augustus 2019 in echtscheiding. [geïntimeerde] was in de zomer 2019 vier à vijf dagen per week bij erflater en sliep vier nachten per week bij hem; ook [naam1] was er vaak (hij sliep drie nachten per week bij hem). Erflater wilde [appellante] heel graag geld geven. Op 3 september 2019 heeft erflater € 25.000 in contanten bij de bank opgenomen; op 10 september 2019 heeft erflater € 50.000 in contanten bij de bank opgenomen . Op diezelfde dag is erflater met [naam1] bij [appellante] langsgegaan. [naam1] heeft bij haar thuis een stofzuiger met toebehoren afgegeven en een doos waarin een plastictas zat met € 75.000 in contanten . Op zaterdag 14 september 2019 heeft [naam1] aan [geïntimeerde] verteld dat erflater aan [appellante] € 75.000 in contanten had gegeven. [appellante] heeft zich afgevraagd wat zij hiermee moest; dat bedrag van € 75.000 voelde voor haar niet goed. [geïntimeerde] heeft [appellante] op 14 september 2019 gebeld en op diezelfde dag in de haven van Doesburg met haar gesproken over de schenking van € 75.000. [appellante] heeft haar toen tot drie keer toe gezegd dat ze altijd heeft aangegeven niet meer geld dan de kinderen te willen. [geïntimeerde] heeft [appellante] gevraagd of ze mee wilde naar erflater om samen over het bedrag van € 75.000 te praten. [appellante] zou daarover nadenken. Omdat zondagavond 15 september 2019 bleek dat [appellante] nog steeds aan het nadenken was heeft [geïntimeerde] samen met [naam1] besloten niet verder te wachten. [appellante] moet vermoed hebben dat [geïntimeerde] en [naam1] van plan waren dinsdag 17 september 2019 met erflater te gaan spreken over de schenking van € 75.000. [appellante] heeft op enig moment daarvoor aan erflater verteld dat zij met [geïntimeerde] over de schenking van € 75.000 heeft gesproken. Het beoogde gesprek met erflater heeft toen niet meer plaatsgevonden. Het plan was dat [naam1] dinsdagavond bij erflater zou zijn en [geïntimeerde] `onverwachts' zou langskomen. Het is anders gelopen. Erflater heeft [naam1] die avond de deur gewezen en hem gezegd dat hij niet langer welkom was. Erflater heeft tegelijkertijd aan [geïntimeerde] een appje gestuurd en [geïntimeerde] gevraagd zijn horloge, bankpas en de sleutels door de brievenbus wilde gooien en gezegd dat hij haar niet meer wilde zien . [appellante] heeft op 17 september 2019 aan [geïntimeerde] een appbericht gestuurd en geschreven:
“Na lang wikken en wegen, na een aantal k dagen te hebben gehad heb ik besloten het boek open te gooien. Een zieke, verdrietige (erflater) die het maar niet begrijpen kan hoe dit allemaal heeft kunnen gebeuren. En ik die maar moest oppassen dat ik niet iets verkeerds
zou zeggen. Ik heb het geld aan [erflater] terug gegeven en gezegd dat ik niets maar dan ook echt niets hebben wil. Het enige wat ik wil is dat [erflater] rustig zijn laatste tijd kan leven….. Ik kon er niet meer tegen en wat [erflater] met het geld doet, dat is zijn keuze. Ik houd mijn handen ervan af en sluit op dat gebied het boek. Sorry dat ik mij niet aan de belofte heb gehouden om mijn mond te houden maar hoe het nu ging is niet mijn ding en verloren energie. Groetjes ( [appellante] )."
Volgens [geïntimeerde] hebben erflater en [appellante] maar gedaan alsof het geld was teruggegeven. Haar bron daarvoor is de vorige partner van erflater aan wie erflater heeft gezegd dat hij en [appellante] net hadden gedaan alsof [appellante] het geld had teruggegeven om de gemoederen te sussen, terwijl het nog bij [appellante] thuis zou liggen. Bij de processtukken zit een schriftelijke verklaring van deze ex-partner die onder meer schrijft:
“In augustus 2019 liet (erflater) weten dat hij terminaal was, en ben ik een paar keer bij hem op bezoek geweest In die periode is er heibel ontstaan, omdat hij een fors bedrag aan zijn nieuwe vriendin zou hebben gegeven. Het ging iig niet over de waarde van een flesje nagellak. Ik wist niet over hoeveel wel. Maar zijn dochter was niet zo blij met de situatie. (hof; Erflater) heeft mij verteld, dat hij tegen zijn dochter heeft gezegd (of misschien heeft zijn vriendin dat gedaan, dat weet ik niet meer), dat het geld was teruggegeven. Dit om de gemoederen te sussen. Maar dat dit helemaal niet het geval was. En de vriendin heeft mij verteld, dat het geld nog gewoon in haar slaapkamerkast lag, en dat ze er amper naar durfde te kijken. Ze zei ook dat ze het terug wilde geven, maar dat het niet mocht van (hof: erflater). Het was misschien de tweede keer dat ik haar zag, dus op dat moment heb ik dat alleen aangehoord.
[geïntimeerde] is twee weken voor het overlijden van erflater op 27 oktober 2019 weer bij erflater gekomen. Erflater heeft haar een week voor zijn overlijden verteld dat hij [appellante] € 75.000 heeft gegeven en dat zij dat heeft aangenomen. Erflater heeft in een onderhandse akte geschreven:
" Ik [erflater] geboren [in] 1947 verklaar hierbij dat ik bij
volle verstand en overtuiging en naar mijn uitdrukkelijke wens voor bewezen vriendschap en dagelijkse zorg heden een bedrag groot euro 75.000,- in contanten
heb geschonken aan (hof: [appellante] ) met het doel dat zij in haar huis kan blijven wonen en ter financiering van de opleiding van haar kinderen. Handgeschreven en ondertekend.”
Op 14 december 2019 hebben [appellante] en [geïntimeerde] met elkaar gesproken. Er is een opname van dat gesprek gemaakt. Daaruit blijkt dat het volgende is gezegd ( [geïntimeerde] is [geïntimeerde] en [appellante] is [appellante] ):
“ [geïntimeerde] : Dit is het stuk wat pappa heeft gemaakt met die jurist over die 75.000 euro.
[geïntimeerde] : Maar ik moet ook weten waar die 75.000 euro is, want ik moet het gaan opgeven, jij hebt gezegd dat je het nooit gehad hebt.
[appellante] : lk heb het inmiddels wel gekregen.
[geïntimeerde] : Je hebt het wel?
[appellante] : Ja, dat heb ik ook (onverstaanbaar)
[geïntimeerde] : Maar in ieder geval staat het ook op papier, dus ehh, dan weet je dat.
[appellante] : Ja top, of top.. ja dankjewel.
[geïntimeerde] : Ja, en tegen mijn tante zei je dat je die 75 niet had gehad..
[appellante] : Juist wél!
[geïntimeerde] : Jij zei tegen mijn tante: Ik heb het nooit aangenomen!
[appellante] : Nee, dat ik het tóen niet had aangenomen, omdat ik het had terug gegeven, en toen heb ik gezegd, dat ik het inmiddels via een koerier heb gekregen Dát heb ik tegen jouw tante gezegd.
[geïntimeerde] : Dat heeft mijn tante niet tegen ons gezegd.
[appellante] : Ja, maar zo is het wel. Zo is het echt waar.
[geïntimeerde] : Waar kwam dat vandaan dan?
[geïntimeerde] : Dat geld via die koerier..
[appellante] : Dat weet ik niet. Dat weet ik niet, want [erflater] heeft het achter mijn rug om met een jurist geregeld, en ik weet óok niet wie de jurist is. Daar weet ik echt allemaal helemaal niks van. En toen heeft jouw vader mij voor de keuze gesteld, hij heeft meerdere dingen gezegd en mij voor de keuze gesteld, nou en toen, ja, heb ik het dus uiteindelijk geaccepteerd.”