ECLI:NL:GHARL:2025:333

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
21-002666-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van rijden met ongeldig rijbewijs en veroordeling voor rijden onder invloed van alcohol

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs en voor rijden onder invloed van alcohol. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het rijden met een ongeldig rijbewijs, omdat niet bewezen kon worden dat hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was. De verdachte had op 17 juni 2021 een motorrijtuig bestuurd met een alcoholgehalte van 295 microgram per liter uitgeademde lucht, wat boven de wettelijke limiet ligt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het rijden onder invloed van alcohol, maar niet aan het rijden met een ongeldig rijbewijs. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 550,- of 11 dagen hechtenis. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke gevangenisstraffen zijn afgewezen. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen, waaronder de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002666-23
Uitspraak d.d.: 21 januari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 19 mei 2023 met parketnummer 96-038870-22 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 96-273148-19, 96-085702-18, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
wonende te [adres]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met daarbij bijzondere voorwaarden. De advocaat-generaal heeft tot slot gevorderd de beide vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraffen af te wijzen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. T. van Nimwegen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 20 april 2023 de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken onvoorwaardelijk. De politierechter heeft tevens de tenuitvoerlegging gelast van de in de zaak met parketnummer 96-273148-19 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de in zaak met parketnummer 96-085702-18 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf afgewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 juni 2021 te [plaats] , [gemeente] , als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 295 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op of omstreeks 17 juni 2021 te [plaats] , [gemeente] , op de weg, [straatnaam] , als bestuurder een motorrijtuig (personenauto), van categorie B heeft bestuurd, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid had verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, gestelde voorwaarden, en aan hem geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak feit 2

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Het hof stelt voorop dat, om tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde te komen, uit de bewijsvoering moet blijken (cumulatief):
a.dat het rijbewijs van de verdachte op grond van artikel 123b, eerste lid, van de WvW 1994 zijn geldigheid heeft verloren;
bdat, nadat het rijbewijs zijn geldigheid had verloren, aan de verdachte geen ander rijbewijs is afgegeven voor de categorie waartoe het motorrijtuig behoort dat hij bestuurde;
c.dat de verdachte ten tijde van het besturen van het motorrijtuig "wist of redelijkerwijs moest weten" dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en
d.dat verdachte ten tijde van het besturen van het motorrijtuig ‘wist of redelijkerwijs moest weten’ dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, van de WvW 1994 gestelde voorwaarden.
Uit de stukken is met betrekking tot verdachte gebleken dat aan de voorwaarden a tot en met c is voldaan. Verdachte heeft op 21 juni 2021 een auto bestuurd terwijl zijn rijbewijs met ingang van 14 februari 2020 van rechtswege ongeldig was geworden en aan hem geen andere rijbewijs is afgegeven voor de categorie waartoe het motorrijtuig behoort dat hij bestuurde en verdachte heeft erkend dat hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was.
Met betrekking tot de laatste voorwaarde (voorwaarde d) is het gelet op de Memorie van Toelichting bij de Verzamelwet Verkeer en Waterstaat 2010 (Kamerstukken II 2009/10, 32403, nr. 3 blz. 18) niet vereist dat een verdachte precies weet
watde voorwaarden inhouden en waar ze in de regelgeving te vinden zijn. Het is voor een bewezenverklaring van dit onderdeel voldoende dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten weten
dathij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs aan voorwaarden moet voldoen.
Naar het oordeel van het hof is niet bewezen dat verdachte op 21 juni 2021 ook ‘wist of redelijkerwijs moest weten’ dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs aan bedoelde voorwaarden moet voldoen.
Daarbij neemt het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking. De brief van het openbaar ministerie aan verdachte waarin mededeling wordt gedaan van het van rechtswege ongeldig geworden zijn van zijn rijbewijs en waarin wordt uitgelegd aan welke voorwaarden moet worden voldaan teneinde een nieuw rijbewijs aan te vragen is op 14 oktober 2021 en dus na het onderhavige feit aan verdachte in persoon uitgereikt.
Verder acht het hof het feit dat op de dagvaarding voor de zitting van 30 januari 2020 die aan verdachte op 16 november 2019 in persoon is uitgereikt staat vermeld:
‘(…) Door het tweede strafpunt wordt uw rijbewijs automatisch ongeldig. U moet uw rijbewijs dan inleveren. Meer informatie: http://www.om.nl/strafpuntalcoholendrugs.’,onvoldoende om de tenlastegelegde (redelijkerwijze) wetenschap van verdachte daaruit af te leiden.
Het enkele feit dat aan verdachte bekend is gemaakt waar hij nadere informatie met betrekking tot de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs kan vinden is naar het oordeel van het hof niet voldoende om het bewijs van een vorm van wetenschap bij verdachte over het moeten voldoen aan voorwaarden bij het aanvragen van een nieuw rijbewijs aan te nemen.
Ook is dat onvoldoende om te kunnen vaststellen dat de verdachte ten tijde van het besturen van zijn motorrijtuig op 17 juni 2021 redelijkerwijs had moeten weten dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan bedoelde voorwaarden.
Dat leidt ertoe dat het onder 2 tenlastegelegde niet is bewezen en dat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 17 juni 2021 te [plaats] , [gemeente] , als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 295 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (295 microgram).

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een personenauto onder invloed van alcoholhoudende drank. Dit is een ernstig feit waarbij de verdachte zichzelf en de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht.
Daarnaast geeft de verdachte geen blijk van enig inzicht in de ernst van zijn handelen en de mogelijke gevolgen daarvan. Uit het uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 9 december 2024 blijkt dat verdachte meermalen ter zake van rijden onder invloed onherroepelijk is veroordeeld.
Gezien voornoemd strafblad zal het hof in het nadeel van verdachte afwijken van de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Het hof zal aan verdachte een geldboete opleggen van € 550,-, subsidiair 11 dagen hechtenis. Het hof acht dit een passende en geboden bestraffing.

Vorderingen tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Noord-Nederland van 30 januari 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken, parketnummer 96-273148-19. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.
Het openbaar ministerie heeft tevens gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Noord-Nederland van 16 januari 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, parketnummer 96-085702-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal ook deze vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 550,00 (vijfhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
11 (elf) dagen hechtenis.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket Centrale Verwerking O.M. van 1 maart 2023, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 30 januari 2020, parketnummer 96-273148-19, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vier weken met proeftijd van 3 jaren.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket Centrale Verwerking O.M. van 1 maart 2023, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 16 januari 2019, parketnummer 96-085702-18, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van 2 jaren.
Aldus gewezen door
mr. M.E. de Boer, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. M.C. van Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 21 januari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.