ECLI:NL:GHARL:2025:3291
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake voorlopige zorgregeling tussen ouders na scheiding met betrekking tot minderjarige kinderen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een voorlopige zorgregeling tussen ouders na hun scheiding. De moeder, appellante, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, dat op 29 januari 2025 was uitgesproken. De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over drie minderjarige kinderen. De zorgregeling was eerder vastgesteld, maar door conflicten tussen de ouders en zorgen over de veiligheid van de kinderen, was de uitvoering van deze regeling problematisch. De vader had verzocht om hervatting van de co-ouderschapsregeling, terwijl de moeder bezorgd was over de veiligheid van de kinderen bij de vader. Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder meldingen van onveiligheid en eerdere zorgmeldingen bij Veilig Thuis. Het hof heeft geoordeeld dat er geen zwaarwegende omstandigheden zijn die de uitvoering van de voorlopige zorgregeling in de weg staan. De huidige regeling, waarbij de kinderen om de week bij de vader verblijven, wordt als goed functionerend beschouwd. Het hof heeft de vorderingen van de moeder afgewezen en het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd, met de beslissing dat bij niet-nakoming van het vonnis een dwangsom verschuldigd is.