Uitspraak
[appellante],
Stadsherstel,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- memorie van grieven van [appellante]
- memorie van antwoord van Stadsherstel
- akte uitlating producties van [appellante]
- antwoordakte Stadsherstel.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft [appellante], die sinds maart 2008 een appartement huurt van Stadsherstel, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de kantonrechter. De zaak draait om de overlast die [appellante] ervaart door het gebruik van de gemeenschappelijke tuin door klanten van Grachtenvaarders, die sinds juni 2019 een kantoorruimte in hetzelfde gebouw huren. Grachtenvaarders verhuurt deze kantoorruimte voor vergaderingen en trainingen, waarbij ook gebruik wordt gemaakt van de tuin. [appellante] stelt dat dit gebruik leidt tot overlast en heeft de kantonrechter verzocht om Stadsherstel te veroordelen tot het beëindigen van deze overlast en om huurprijsvermindering. De kantonrechter heeft deze vorderingen afgewezen, waarna [appellante] in hoger beroep is gegaan.
Het hof heeft het verweer van Stadsherstel verworpen dat de eiswijziging van [appellante] te laat zou zijn. Het hof oordeelt dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van onaanvaardbare overlast. Het hof stelt vast dat het gebruik van de tuin door klanten van Grachtenvaarders niet buiten de verwachtingen van [appellante] valt en dat er geen sprake is van een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van [appellante] af, waarbij zij wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.