ECLI:NL:GHARL:2025:3061

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
200.348.049/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bewindvoerder en mentor na overlijden moeder

In deze zaak gaat het om de benoeming van een bewindvoerder en mentor voor een moeder die leed aan dementie. De broer van de moeder, verzoeker, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter die de broer van de moeder, verweerder, had benoemd tot bewindvoerder en mentor. Tijdens de procedure is de moeder overleden, wat de rechtszaak complexer maakte. Het hof heeft vastgesteld dat het verzoek van de broer niet-ontvankelijk is, omdat het belang bij de benoeming van een bewindvoerder en mentor is komen te vervallen door het overlijden van de moeder. Het hof oordeelt dat de broer onvoldoende belang heeft bij een uitspraak over de benoeming, aangezien de beschermingsmaatregelen niet meer van toepassing zijn. De kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.348.049/01
(zaaknummers rechtbank Overijssel 11191199 en 11191200)
beschikking van 15 mei 2025
in de zaak van
[verzoeker],
die woont in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder ook te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. M. Veurman te Zwolle,
en
[verweerder],
die woont in [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder ook te noemen: [verweerder] ,
advocaat: mr. J.I. Veldhuis-Lampe te Meppel.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de moeder] ,

geboren [in] 1943 en overleden [in] 2025,
laatst gewoond hebbende in [woonplaats2] ,
verder ook te noemen: de moeder,

2.[naam1] ,

die woont in [woonplaats3] ,
verder ook te noemen: [naam1] .

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 22 augustus 2024, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 12 november 2024;
- het verweerschrift met bijlage(n);
- een journaalbericht namens [verzoeker] van 28 februari 2025 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 13 maart 2025 plaatsgevonden. [verzoeker] en [verweerder] zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten die beiden pleitaantekeningen hebben overgelegd. [naam1] is ook verschenen.
2.3
Na de mondelinge behandeling zijn bij het hof binnengekomen:
- een e-mailbericht namens [verweerder] van 4 april 2025;
- een journaalbericht namens [verzoeker] van 9 april 2025;
- een journaalbericht namens [verweerder] van 10 april 2025.

3.3. De zaak bij de kantonrechter

3.1
In een door de moeder op 8 april 2020 opgesteld levenstestament heeft zij haar echtgenoot en [verweerder] aangewezen om als haar gevolmachtigde op te treden. De echtgenoot is op 16 februari 2023 overleden. [verweerder] heeft op 2 juli 2024 bij de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, een verzoek ingediend om hem te benoemen tot bewindvoerder en mentor van de moeder, die toen leed aan dementie. [verweerder] stelde dat het hem in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde niet lukt de wensen van de moeder naar behoren uit te voeren. Dat werd volgens hem mede veroorzaakt door de familieverhoudingen met broer [verzoeker] , met wie de ouders min of meer gebrouilleerd waren. [verweerder] voerde aan dat [verzoeker] de verkoop van de voormalige ouderlijke woning tegenwerkt en dat hij op 19 april 2024 een factuur van € 37.440,- aan de moeder heeft gestuurd voor werkzaamheden die [verzoeker] jaren geleden (2012-2016) zou hebben verricht. Verder heeft [verzoeker] volgens [verweerder] onder valse voorwendselen getracht om medische informatie over de moeder te verkrijgen en geprotesteerd tegen schenkingen die in het verleden zijn gedaan. De moeder heeft in haar levenstestament vastgelegd dat indien het zover mocht komen, het haar voorkeur heeft dat de rechter een door haar aangewezen gevolmachtigde als bewindvoerder dan wel mentor benoemt, aldus [verweerder] . [naam1] heeft ingestemd met de verzoeken.
3.2
[verzoeker] heeft op 23 juli 2024 een brief en een aanvullende brief aan de rechtbank gestuurd (met 27 producties), welke brieven zijn verweer inhouden. Hij verzet zich niet tegen de maatregelen, maar vindt dat een onafhankelijke professionele bewindvoerder moet worden benoemd.
3.3
Bij beschikking van 22 augustus 2024 heeft de kantonrechter de verzoeken toegewezen, omdat het [verweerder] in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde niet lukt om de wensen van de moeder naar behoren uit te voeren. De kantonrechter overweegt dat de benoeming van [verweerder] als bewindvoerder en mentor in lijn is met de voorkeur van de moeder conform artikel 1:435 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 1:452 lid 3 BW. Met het instellen van bewind en mentorschap staat [verweerder] onder rechterlijk toezicht en rust op hem een plicht tot het afleggen van rekening en verantwoording, aldus de kantonrechter. In dit verband merkt de kantonrechter nog op dat de bewindvoerder in de eerste plaats tot taak heeft te waken over de vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene en niet over de belangen van derden. De kantonrechter hoopt dat de patstelling, waarin de broers zich nu bevinden, met zijn beslissing ten einde komt.

4.4. De zaak bij het hof

4.1
[verzoeker] is in beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter. Hij legt in zijn beroepschrift uit hoe het conflict tussen hem en [verweerder] is ontstaan, nadat hij aangaf de ouderlijke woning te willen kopen. [verzoeker] is van mening dat [verweerder] geen goede uitvoering kan geven aan de bewindvoering en het mentorschap, omdat zijn motieven om deze beschermingsmaatregelen voor de moeder aan te vragen niet zuiver zijn. Volgens [verzoeker] probeert [verweerder] de voorwaarden van de volmacht te omzeilen. [verzoeker] stelt dat [verweerder] er alles aan doet om te voorkomen dat [verzoeker] de ouderlijke woning koopt, terwijl hij wel het hoogste bod heeft gedaan. [verzoeker] voert verder aan dat [verweerder] in het verleden schenkingen heeft gedaan aan alle familieleden behalve [verzoeker] en dat [verweerder] inmiddels een boete van
€ 45.000,- is verschuldigd omdat hij als gevolmachtigde geen rekening en verantwoording heeft afgelegd. Als mentor gedraagt [verweerder] zich volgens [verzoeker] ook niet zoals het zou moeten. [verweerder] laat de beslissingen veelal over aan zijn echtgenote, neemt de verkeerde beslissingen en [verzoeker] wordt niet geïnformeerd over de gezondheidssituatie van de moeder. De benoeming van [verweerder] tot bewindvoerder en mentor doet in de ogen van [verzoeker] geen recht aan de bedoeling die de moeder had met haar levenstestament. Het was de wens van de moeder dat de kinderen met elkaar in overleg zouden treden over belangrijke aangelegenheden betreffende haar gezondheid en financiën. Nu dat niet lukt is [verzoeker] van mening dat zowel wat betreft de bewindvoering als het mentorschap een onafhankelijke, professionele organisatie moet worden benoemd.
4.2
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend. Hij begint daarin met een uitleg over de gang van zaken rondom de verkoop van de woning, en stelt dat de ouders absoluut niet wilden dat [verzoeker] deze zou kopen. Het klopt volgens [verweerder] dat op basis van het levenstestament de woning uitsluitend verkocht kon worden met toestemming van alle broers. [naam1] en [verweerder] zijn akkoord, maar [verzoeker] weigert al voor de tweede keer zijn toestemming te geven, aldus [verweerder] . [verweerder] bestrijdt dat het verzoek tot bewind alleen is ingediend om de woning te kunnen verkopen. [verweerder] beoogt er ook mee te bewerkstelligen dat [verzoeker] niet langer dreigt met te verbeuren boetes, bankafschriften van de ouders vordert en rekening en verantwoording eist. [verweerder] voert aan dat bemiddeling door de notaris, tevens mediator, onvoldoende zoden aan de dijk heeft gezet en dat ook de (voormalige) advocaten geen werkbare regeling hebben kunnen treffen. [verweerder] betwist onbevoegd verschillende schenkingen aan zichzelf en zijn zoon te hebben gedaan. De notaris heeft een en ander volgens hem geverifieerd en vastgesteld dat zich geen twijfelachtige zaken hebben voorgedaan. Ook wordt [verzoeker] volgens [verweerder] gewoon op de hoogte gehouden over de gezondheid van de moeder via [naam1] . Er is volgens [verweerder] voorts geen sprake (geweest) van gezondheidsbedreigende situaties voor de moeder. De moeder wordt goed verzorgd, aldus [verweerder] .
4.3
Op 4 april 2025 en dus na de mondelinge behandeling, heeft het hof een e-mailbericht ontvangen van mr. Veldhuis-Lampe waarin staat dat de moeder [in] 2025 is overleden. Als gevolg van het overlijden van de moeder [in] 2025 zijn het bewind en mentorschap per die datum van rechtswege geëindigd (artikelen 1:449 lid 1 en 1:462 lid 1 BW). Daarom heeft de griffier van het hof contact gezocht met mr. Veurman, zodat deze zich namens [verzoeker] zou kunnen uitlaten over de consequenties van dit overlijden voor het verzoek in hoger beroep. [verzoeker] heeft het overlijden bij journaalbericht van 9 april 2025 aan het hof bevestigd en gemotiveerd verzocht alsnog een beslissing te nemen over de vraag of [verweerder] dan wel een onafhankelijke bewindvoerder en mentor had moeten worden benoemd. Het hof heeft [verweerder] vervolgens in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren, hetgeen namens hem bij journaalbericht van 10 april 2025 is gedaan. [verweerder] heeft het hof laten weten dat hij zich ertegen verzet dat het hof nog een inhoudelijk oordeel geeft.
4.4
Hoewel het bewind en mentorschap per 28 maart zijn beëindigd stelt [verzoeker] belang te hebben bij een oordeel van het hof over de vraag of de kantonrechter terecht [verweerder] heeft benoemd tot bewindvoerder en mentor of dat er een onafhankelijke bewindvoerder en mentor had moeten worden benoemd. [verzoeker] voert daartoe aan dat een uitspraak van het hof lopende discussies tussen partijen kan beëindigen en/of potentiële discussies kan voorkomen.
Hij verwijst ter onderbouwing van zijn stelling naar een uitspraak van dit hof van 21 januari 2025 (ECLI:NL:GHARL:2025:360).
4.5
Het hof stelt voorop dat de instelling van het bewind en mentorschap in dit hoger beroep niet ter discussie stond. Dat is een wezenlijk verschil met de zaak waarnaar [verzoeker] verwijst. Aan het hof is in dit geval uitsluitend de vraag voorgelegd wie de bewindvoerder en mentor van de moeder moet zijn: [verweerder] of een professionele derde. De taak van de bewindvoerder en mentor is door het overlijden van de moeder echter geëindigd. Het hof is van oordeel dat [verzoeker] onvoldoende belang heeft bij een oordeel over wie als bewindvoerder en mentor had moeten worden benoemd. Het belang dat [verzoeker] thans nog stelt te hebben bij een uitspraak, is geen rechtens relevant belang dat een rechtmatigheidstoets rechtvaardigt. Het beëindigen van lopende discussies tussen partijen en/of het voorkomen van potentiële discussies na het overlijden van de moeder raken niet (meer) de door het bewind en mentorschap te beschermen belangen van de moeder.
4.6
Op grond van het vorenstaande zal het hof [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek in hoger beroep. Gelet op het familierechtelijke karakter van de zaak ziet het hof aanleiding de kosten van het hoger beroep te compenseren zoals hierna is vermeld.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek in hoger beroep;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, mr. L. van Dijk en
mr. A.K. Oostlander-Vos, bijgestaan door mr. D.M. Welbergen als griffier, en is op 15 mei 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.