Uitspraak
1.[appellant] en
1.[geïntimeerde1] en
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de memorie van grieven tevens akte tot wijziging van eis van [appellanten] met producties;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerden] met producties.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, hebben de appellanten, buren van de geïntimeerden, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De appellanten, eigenaren van een perceel, vorderden een verklaring voor recht dat er een erfdienstbaarheid (recht van overpad) was ontstaan over een strook grond, die door de geïntimeerden was afgesloten met een hek. De rechtbank had hun vorderingen afgewezen, waarna de appellanten in hoger beroep gingen. Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten sinds 2000 eigenaar zijn van hun woning en dat de geïntimeerden sinds 2003 eigenaar zijn van het aangrenzende perceel. De appellanten stelden dat het hek, dat door de geïntimeerden was geplaatst, hen belemmerde in het gebruik van de strook grond voor toegang met gemotoriseerde voertuigen tot de achter- en zijkant van hun woning. Het hof oordeelde dat de geïntimeerden in beginsel bevoegd zijn om hun eigendomsrecht uit te oefenen door een hek te plaatsen, tenzij dit misbruik van bevoegdheid zou opleveren. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van misbruik van bevoegdheid, omdat de geïntimeerden een legitiem belang hadden bij de plaatsing van het hek. De appellanten hadden onvoldoende onderbouwd dat de toegang via de strook grond de enige manier was om hun perceel te bereiken met voertuigen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de appellanten tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.