Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure bij en de beslissing van de rechtbank
2.De procedure bij het hof
3.De feiten
);
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de appellant om zijn faillissement om te zetten in een schuldsaneringsregeling. De appellant, die een eenmanszaak had, had eerder op 19 augustus 2024 een verzoekschrift ingediend om zijn faillissement op te heffen en tegelijkertijd een schuldsaneringsregeling aan te vragen. De rechtbank had dit verzoek op 28 oktober 2024 afgewezen, omdat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was ten aanzien van zijn schulden aan de Duitse belastingdienst en omdat hij te lang met zijn onderneming was doorgegaan, ondanks dat deze niet levensvatbaar was. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het in aanmerking nam dat de appellant sinds de staking van zijn onderneming in juni 2023 in loondienst werkt en maandelijks € 700 aan de boedel afdraagt. Het hof oordeelde dat de appellant in de drie jaar voorafgaand aan zijn verzoek slechts een klein deel van zijn schulden had opgebouwd en dat hij zijn financiële situatie inmiddels onder controle heeft. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de toepassing van de schuldsaneringsregeling toegewezen, waarbij het hof de curator de rol van bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling aan de rechtbank heeft overgelaten.