Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2025 een tussenuitspraak gedaan in een hoger beroep dat door [appellant] is ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. Het betreft een incident tot schorsing van de uitvoerbaarheid van een vonnis dat de rechtbank op 6 november 2024 heeft uitgesproken, hersteld op 8 januari 2025. De zaak draait om een geschil tussen [appellant] en [geïntimeerde] over een schadevergoeding van € 200.000 die [geïntimeerde] vordert wegens onrechtmatig handelen van [appellant] c.s. De rechtbank had de vordering van [geïntimeerde] tegen [appellant] toegewezen, wat leidde tot executoriaal beslag op de woning van [appellant]. [appellant] heeft in het incident gevorderd dat de tenuitvoerlegging van het vonnis wordt geschorst, omdat hij en zijn echtgenote op leeftijd zijn en hun vermogen in de woning is vastgelegd. Het hof heeft de belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat het belang van [appellant] bij het behoud van zijn woning zwaarder weegt dan het belang van [geïntimeerde] bij onmiddellijke betaling. Het hof heeft daarom de tenuitvoerlegging van het vonnis geschorst tot de einduitspraak in de hoofdzaak.