ECLI:NL:GHARL:2025:2662

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
200.353.066
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement van MBNL Particulier B.V. en hoger beroep tegen de faillietverklaring

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 april 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van MBNL Particulier B.V. tegen de faillietverklaring die door de rechtbank Gelderland op 25 februari 2025 was uitgesproken. MBNL, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J. Douwes, had verzet aangetekend tegen het vonnis van de rechtbank, maar dit werd op 25 maart 2025 afgewezen. MBNL verzocht het hof om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en het verzoek tot faillietverklaring af te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 april 2025 werd duidelijk dat MBNL in een toestand verkeert van te hebben opgehouden te betalen, met een totale schuldenlast van meer dan € 125.000,- en meerdere schuldeisers, waaronder Budgetbeheer en de Belastingdienst. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was van opeisbare vorderingen van schuldeisers en dat de pluraliteit van schuldeisers aanwezig was. MBNL's argumenten dat er geen opeisbare vorderingen meer zouden bestaan, werden niet overtuigend bevonden. Het hof concludeerde dat MBNL niet in staat was om haar schulden te voldoen en bekrachtigde de faillietverklaring. Het arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.353.066
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: F.05/25/95)
arrest van 30 april 2025
in de zaak van
MBNL Particulier B.V.
die is gevestigd in Zutphen
die hoger beroep heeft ingesteld
hierna: MBNL
advocaat: mr. J.J. Douwes
tegen:
Budgetbeheer en Bewindvoering Gelderland B.V. q.q., in haar hoedanigheid vanbewindvoerder over de (toekomstige) goederen van
[de schuldeiser1]
die is gevestigd in Tiel
die optreedt als verweerster
en bij de rechtbank optrad als verzoekster
hierna: Budgetbeheer
advocaat: mr. D. Dekker

1.De procedure bij de rechtbank

1.1.
De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen (hierna: de rechtbank) heeft MBNL, op verzoek van Budgetbeheer, bij verstekvonnis van 25 februari 2025 in staat van faillissement verklaard. Daarbij is [naam1] benoemd tot curator (hierna: de curator).
1.2.
MBNL heeft tegen dat vonnis op 11 maart 2025 tijdig verzet ingesteld. Op 25 maart 2025 heeft de rechtbank het verzet afgewezen.

2.De procedure bij het hof

2.1.
Bij (op 2 april 2025 bij het hof binnengekomen) beroepschrift heeft MBNL hoger beroep ingesteld. MBNL verzoekt het hof het vonnis van de rechtbank van 25 maart 2025 te vernietigen, en zo nodig ook het vonnis van 25 februari 2025 waarbij MBNL in staat van faillissement is verklaard, en het verzoek van Budgetbeheer tot faillietverklaring van MBNL alsnog af te wijzen.
2.2.
Het hof heeft kennisgenomen van:
- het beroepschrift met bijlagen;
- de brief met bijlagen van de curator van 15 april 2025;
- de door mr. Douwes ingediende aanvullende stukken op 18 april 2025.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 april 2025. Hierbij is de heer [de bestuurder] (bestuurder en enig aandeelhouder) verschenen namens MBNL, bijgestaan door mr. Douwes. Namens Budgetbeheer is mr. Dekker verschenen. Ook is de curator verschenen.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

Het oordeel van de rechtbank
3.1.
De rechtbank heeft het door MBNL ingediende verzet afgewezen en geoordeeld dat sprake is van pluraliteit van schuldeisers en dat MBNL in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen.
Juridisch kader
3.2.
Het hof stelt voorop dat een faillietverklaring kan worden uitgesproken als summierlijk is gebleken van een ten tijde van de faillietverklaring bestaand vorderingsrecht van de aanvrager en ook van het (op het moment van het wijzen van arrest) bestaan van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de schuldenaar verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Dat de schuldenaar meer schuldeisers heeft (het zogenoemde pluraliteitsvereiste), is een noodzakelijke, maar niet een voldoende voorwaarde voor het aannemen van de hiervoor bedoelde toestand. Als aan het pluraliteitsvereiste is voldaan, moet worden onderzocht of de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.
Het vorderingsrecht
3.3.
[de schuldeiser1] was een werknemer van MBNL. Hij heeft een opeisbare vordering op MBNL op grond van de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van de kantonrechter van 13 mei 2024. In deze beschikking is MBNL, op verzoek van de bewindvoerder van [de schuldeiser1] (Budgetbeheer), bij verstek veroordeeld tot betaling van het achterstallig salaris van [de schuldeiser1] . De omstandigheid dat MBNL mogelijk nog hoger beroep zal instellen (dat ten tijde van het hoger beroep tegen de faillietverklaring bij het hof nog niet is ingesteld) doet aan het bestaan van het vorderingsrecht niet af. Van het vorderingsrecht van [de schuldeiser1] is dan ook voldoende gebleken.
De pluraliteit van schuldeisers
3.4.
Uit het door de curator overgelegde crediteurenoverzicht volgt dat MBNL een totale schuldenlast heeft van ruim € 125.000,- en dat zij naast Budgetbeheer ook andere schuldeisers heeft. Het gaat om de Belastingdienst, [de schuldeiser2] , [de schuldeiser3] en [de schuldeiser4] .
3.5.
Volgens MBNL kan het faillissement worden vernietigd omdat volgens haar geen opeisbare vorderingen (meer) bestaan. Zowel Van [de schuldeiser2] als [de schuldeiser3] hebben verklaard dat zij geen vordering (meer) hebben op MBNL. Met de Belastingdienst is overeengekomen dat, als de vordering van de aanvrager en het salaris van de curator worden voldaan, de Belastingdienst instemt met de opheffing van het faillissement. Inmiddels is de vordering van [de schuldeiser1] voldaan, althans het volledige bedrag is ter zekerheid van de betaling van deze vordering op de derdenrekening van mr. Dekker gestort. De door de curator genoemde faillissementskosten zijn eveneens ter zekerheid van de voldoening ervan op de derdengeldenrekening van het kantoor van de curator gestort. Dit is door respectievelijk mr. Dekker en de curator bevestigd tijdens de mondelinge behandeling bij het hof.
3.6.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [de bestuurder] verklaard dat deze zekerheidstellingen zijn voldaan door een derde, namelijk MBNL Services BV (waarvan [de bestuurder] ook directeur is) en dat MBNL Services BV op die grond een vordering op MBNL heeft. Daarmee komt een andere vordering, van dezelfde grootte, in de plaats van de vordering van [de schuldeiser1] en de curator op MBNL. Er verandert per saldo niets in de omvang of het bestaan van de schulden van MBNL. Of het een vordering betreft die al dan niet is achtergesteld – zoals aangegeven door mr. Douwes tijdens de mondelinge behandeling – doet niet ter zake omdat ook achtergestelde vorderingen als steunvordering kunnen worden beschouwd en bovendien tenminste één andere vordering opeisbaar is.
3.7.
Verder is voldoende aannemelijk dat [de schuldeiser4] nog een vordering heeft op MBNL. In zijn e-mail van 18 januari 2025 heeft [de schuldeiser4] gedetailleerd uitgelegd dat hij als ZZP-er werkte voor MBNL en op grond waarvan hij nog een vordering heeft op MBNL. Er zou zijn gezegd dat hij een commissie mocht factureren gebaseerd op een offerte van € 65.000,-. Niet eerder dan tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft MBNL deze vordering betwist. Volgens MBNL kan [de schuldeiser4] geen aanspraak maken op het gevorderde bedrag, omdat de werkzaamheden waarop [de schuldeiser4] zich beroept (het laten ondertekenen van een bespaarplan door een klant) niet door hem zouden zijn verricht. [de schuldeiser4] heeft de klant weliswaar aanvankelijk bezocht en een offerte/bespaarplan uitgebracht, maar dit bleek naderhand toch niet volgens de wens van de klant. [de schuldeiser4] zou vervolgens aan [de bestuurder] hebben gevraagd om een vervolg te geven aan deze klant omdat er mogelijk nog wel wat in zou zitten. [de bestuurder] heeft een en ander opgepakt, verschillende bezoeken afgelegd en dat heeft geleid tot het genoemde ondertekende bespaarplan. Deze betwisting heeft het hof niet overtuigd. Er zijn geen stukken overgelegd die het verhaal van MBNL ondersteunen. Ook volgt uit de hiervoor genoemde e-mail dat – en dat is ook niet als zodanig door MBNL betwist – [de schuldeiser4] wel degelijk werkzaamheden voor MBNL heeft uitgevoerd, ook als die werkzaamheden op een bepaald moment zijn overgenomen door MBNL zelf. Dat [de schuldeiser4] helemaal geen vordering op MBNL zou hebben, acht het hof dan ook niet aannemelijk.
De toestand van te hebben opgehouden te betalen
3.8.
Ook de vraag of MBNL verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen beantwoordt het hof bevestigend. MBNL heeft meerdere schulden (de schuld aan [de schuldeiser1] van € 15.527,27, aan [de schuldeiser4] van € 5.469,20 en de schuld aan de Belastingdienst van € 97.796,47) onbetaald gelaten. Deze laatste schuld is weliswaar gebaseerd op een groot aantal ambtshalve aanslagen ter zake loonbelasting, omzetbelasting en vennootschapsbelasting, maar dat doet niet af aan het bestaan van de vordering als zodanig. Het is niet aannemelijk dat MBNL op dit moment of op korte termijn over de middelen beschikt om haar schulden te betalen. Tijdens de mondelinge behandeling is namelijk naar voren gekomen dat MBNL al enkele maanden geen werkzaamheden meer heeft uitgevoerd. MBNL hield zich enkel nog bezig met het in orde maken van haar administratie, terwijl haar hoofdactiviteit (het adviseren op het gebied van verduurzaming) al sinds begin dit jaar heeft stilgelegen. De administratie is overigens nooit ontvangen door de curator, terwijl die administratie volgens MBNL – zij het nog niet (volledig) geordend – er wel is. Verder volgt uit het verslag van de curator dat er, afgezien van een bedrag van € 309,20 op de bankrekening van MBNL, geen liquide middelen beschikbaar zijn. Van andere activa is ook niet gebleken. Dit alles leidt tot het oordeel dat MBNL in de toestand verkeert te hebben opgehouden met betalen. Het feit dat er gelden door een derde beschikbaar zijn gesteld voor het voldoen van de schulden aan [de schuldeiser1] en de curator, doet daar niets aan af. Die gelden komen immers niet van MBNL zelf, maar van MBNL Services BV die deze gelden (ingeval van uitbetaling aan Budgetbeheer en de curator) op enig moment van MBNL terug zal vorderen. Die gelden dekken ook maar een beperkt deel van de schulden (kosten aanvrager faillissement en curator). Dat zij ook strekken tot voldoening van de overige lopende verplichtingen is gesteld noch gebleken.
3.9.
Het hoger beroep slaagt niet. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 25 maart 2025.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.J. Engberts, D.M.I. de Waele en M.H.F. van Vugt, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025.