ECLI:NL:GHARL:2025:2191

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
21-004719-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en belediging van een politieambtenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1984, werd beschuldigd van mishandeling en belediging van een politieambtenaar. De mishandeling vond plaats op 19 juli 2023, waarbij de verdachte een andere vrouw met een stok heeft geslagen en haar heeft gestompt. Daarnaast heeft de verdachte de politieambtenaar beledigd door in zijn gezicht te spugen. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd omdat het niet voldeed aan de wettelijke eisen omtrent de bewijsvoering. Na het horen van getuigen en de verdachte zelf, heeft het hof geoordeeld dat de mishandeling en belediging wettig en overtuigend bewezen zijn. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar status als vluchteling en haar inspanningen om zich in Nederland te integreren.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004719-23
Uitspraak d.d.: 9 april 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 11 oktober 2023 met parketnummer 16-181293-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1984,
wonende te [postcode] [plaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 maart 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake de feiten 1 en 2 tot een taakstraf van 100 uren bij niet verrichten te vervangen door 50 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw,
mr. T.S.S. Overes, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake de feiten 1 en 2 veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het vonnis niet voldoet aan de wettelijke eis dat het proces-verbaal van zitting, naast de uitwerking van de aantekening mondeling vonnis, tevens een uitwerking van de gehanteerde bewijsmiddelen dient te bevatten. De bewijsmiddelen zijn wel opgesomd in het vonnis, maar niet uitgewerkt. Aldus leent dat vonnis zich niet voor bevestiging. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 19 juli 2023 te [plaats] , [gemeente] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar een of meermalen met een stok tegen haar lichaam en/of hoofd te slaan en/of een of meermalen tegen haar hoofd en/of lichaam te stompen/slaan;
2.
zij op of omstreeks 19 juli 2023 te [plaats] , [gemeente] opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door hem in zijn gezicht te spugen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Feit 1
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat zij [slachtoffer 1] niet heeft mishandeld, maar probeerde haar overeind te helpen nadat zij in een dronken toestand in een braamstruik was gevallen. De getuigen hebben het niet goed gezien en zij moet worden vrijgesproken, aldus verdachte.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Getuige [getuige 1] , een toevallige voorbijganger, heeft bij de politie verklaard dat hij zag dat verdachte tegen [slachtoffer 1] aan het schreeuwen was, dat zij bovenop [slachtoffer 1] zat en haar klappen gaf met de handen en met een stok. Hij heeft tegen verdachte gezegd dat zij moest stoppen. Hierop zei verdachte tegen hem dat hij zich er niet mee moest bemoeien en ging zij door met klappen uitdelen. Hierop heeft hij tegen zijn dochter, getuige [getuige 2] , gezegd dat zij de politie moest bellen. Totdat de politie kwam ging verdachte door met het slaan van [slachtoffer 1] .
Getuige [getuige 2] , de dochter van getuige [getuige 1] , heeft bij de politie verklaard dat zij geschreeuw hoorde in een buitenlandse taal. Zij zag dat verdachte bovenop [slachtoffer 1] zat en met haar rechterarm aan het uithalen was. Verdachte deed haar arm naar achteren en sloeg met grote kracht naar voren. Zij zag dat verdachte in haar linkerhand een stok had. [slachtoffer 1] reageerde niet.
De ter plaatse gekomen verbalisanten relateren dat zij zagen dat [slachtoffer 1] krassen op haar oog, wang, benen, hals en armen had. Zij hoorden [slachtoffer 1] zeggen dat verdachte agressief was en haar deze verwondingen had toegebracht en dat het pijn deed.
Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van de verklaringen van de getuigen en het relaas van de verbalisanten te twijfelen. Hetgeen daarin staat is in volledige tegenspraak met de verklaring van verdachte dat zij [slachtoffer 1] aan het helpen was. Het hof acht daarom de verklaring van verdachte onaannemelijk en legt deze terzijde.
Het hof acht, gelet op de getuigenverklaringen en het relaas van de verbalisanten, het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Verdachte heeft ter zitting van het hof bekend dat zij verbalisant [slachtoffer 2] in het gezicht heeft gespuugd. Zij heeft dat gedaan omdat zij boos was en wilde dat de verbalisant zich heel vies zou voelen, aldus verdachte.
Het hof acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
zij op 19 juli 2023 te [plaats] , [gemeente] , [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar meermalen met een stok tegen haar lichaam en/of hoofd te slaan en meermalen tegen haar hoofd en/of lichaam te stompen/slaan;
2.
zij op 19 juli 2023 te [plaats] , [gemeente] opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] , gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door hem in zijn gezicht te spugen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] mishandeld door haar te slaan met en stok en met de handen. Als gevolg daarvan heeft [slachtoffer 1] niet alleen pijn ondervonden, maar heeft zij ook letsel opgelopen. Door het plegen van dit feit is de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] geschonden.
Verder heeft verdachte één van de ter plaatse gekomen politiemensen in het gezicht gespuugd. Met dit vieze gedrag heeft verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens opsporingsambtenaren van de politie en het gezag van de politie ondermijnd. Het is zeer beledigend voor de getroffen politieman die daardoor in zijn eer en goede naam is aangetast.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 februari 2025 blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
Door de verdediging is ter zitting van het hof naar voren gebracht dat het leven in Nederland als vluchteling moeilijk is voor verdachte, dat zij drie dagen per week werkt, drie dagen per week Nederlandse les volgt en dat alles in aanmerking nemende de eis van advocaat-generaal buitensporig hoog is.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de - door de advocaat-generaal gevorderde - taakstraf van na te melden duur een passende en noodzakelijke bestraffing is. De taakstraf zoals deze was opgelegd door de rechter in eerste aanleg doet geen recht aan de ernst van de feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63, 266, 267 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. M.E. de Boer, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en op 9 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.