5.18.Het hof volgt de moeder hierin niet. Ter zitting is gebleken dat, conform het vonnis in kort geding van 16 oktober 2024, [de minderjarige] sinds eind oktober 2024 eens in de twee weken van 11.00 uur tot 15.00 uur bij de vader verblijft, waarbij een familielid van de vader de omgang begeleidt. Deze omgangsregeling verloopt naar behoren. Het hof is niet gebleken dat deze omgangsregeling, waarbij de omgang wordt begeleid door een familielid van de vader, niet in het belang van [de minderjarige] is. Ook ziet het hof, anders dan de moeder heeft aangevoerd, geen contra-indicaties voor een verdere opbouw van de omgangsregeling. Wel acht het hof omgang van zaterdag 9.00 uur tot zondag 18.00 uur het maximaal haalbare, gelet ook op de omstandigheid dat de omgang steeds begeleid plaatsvindt. Nu de periode waarvoor de opbouw was bepaald, inmiddels al is verstreken, zal het hof een nieuwe opbouw vaststellen als volgt:
- vanaf heden tot 1 februari 2025: in ieder weekend in een oneven week op zaterdag van 11.00 uur tot 15.00 uur, begeleid door een familielid van de vader;
- vanaf 1 februari 2025 tot 1 april 2025: in ieder weekend in een oneven week op zaterdag van 9.00 uur tot 17.00 uur, begeleid door een familielid van de vader, waarbij [de minderjarige] voor vertrek bij de vader heeft gegeten;
- vanaf 1 april 2025 tot 1 juli 2025: in ieder weekend in een oneven week zowel op de zaterdag als op de zondag van 9.00 uur tot 17.00 uur, begeleid door een familielid van de vader, waarbij [de minderjarige] voor vertrek bij de vader heeft gegeten;
- vanaf 1 juli 2025: ieder weekend in een oneven week van zaterdag 9.00 uur tot zondag 18.00 uur, waarbij [de minderjarige] bij de vader overnacht en waarbij de omgang wordt begeleid door een familielid van de vader. Uitsluitend wanneer het (om praktische redenen) niet mogelijk is dat er ’s nachts begeleiding aanwezig is, vervalt voor dat betreffende weekend de overnachting en vindt de omgang op twee losse dagen plaats: op zaterdag en zondag van 9.00 uur tot 17.00 uur. Het hof merkt hierbij op dat het aan de vader is om te bepalen welk familielid van hem aanwezig is. Het is niet aan de moeder om voorwaarden te stellen over welk familielid van vader de omgang mag begeleiden.
Met betrekking tot het halen en brengen van [de minderjarige] is het hof van oordeel dat zolang de moeder in [woonplaats1] woont, zij verantwoordelijk is voor het halen en brengen van [de minderjarige] . Vanaf het moment dat de moeder is verhuisd, dient het halen en brengen in onderling overleg tussen de ouders bij helfte te worden verdeeld.