ECLI:NL:GHARL:2025:2121

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
200.337.241/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betekeningsperikelen dagvaarding in Denemarken

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de betekening van een dagvaarding aan een gedaagde in Denemarken. De appellante, die hoger beroep heeft ingesteld, heeft in een eerder tussenarrest van 24 september 2024 de opdracht gekregen om de gedaagde opnieuw op te roepen. Op 7 januari 2025 heeft de appellante de benodigde betekeningsstukken overgelegd en verzocht om verstek te verlenen tegen de niet verschenen gedaagde. Het hof heeft vastgesteld dat de dagvaarding rechtsgeldig is betekend volgens de Europese Verordening (EU) 2020/1784, die de regels voor de betekening van gerechtelijke stukken in de EU regelt. De appellante heeft aangetoond dat de dagvaarding op 10 augustus 2023 aan de gedaagde is betekend, maar het hof oordeelt dat de gedaagde onvoldoende tijd heeft gehad om zich te verweren. Het hof vernietigt het tussenvonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 25 oktober 2023 en wijst de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. Elke partij moet zijn eigen proceskosten dragen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.337.241/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 561579
arrest van 8 april 2025
in de zaak van
[appellante],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. V.S.A.W. Wegter te Groningen,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

die woont in [woonplaats2]
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde1],
advocaat: mr. W.S. Santema te Sneek,

2.[geïntimeerde2] ,

die woont in [woonplaats3] (Denemarken)
en bij de rechtbank niet verscheen als gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde2],
niet verschenen.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

In het tussenarrest van 24 september 2024 heeft het hof bepaald dat [appellante] [geïntimeerde2] opnieuw moest oproepen en daartoe de betekeningsstukken in het geding moest brengen. [appellante] heeft op de rolzitting van 7 januari 2025 met een H16-formulier betekeningsstukken overgelegd en het hof verzocht om verstek te verlenen tegen [geïntimeerde2] . Bij akte uitlatingen van 4 februari 2025 heeft [geïntimeerde1] geconcludeerd dat [geïntimeerde2] is opgeroepen conform de beslissing van het hof van 24 september 2024.

2.Het oordeel van het hof

Verstekverlening in hoger beroep
2.1
In het tussenarrest van 24 september 2024 heeft het hof de zaak verwezen naar de rol van 3 december 2024 en heeft het hof bepaald dat [appellante] [geïntimeerde2] tegen deze datum opnieuw dient op te roepen. Op verzoek van [appellante] heeft het hof daartoe een nader uitstel verleend tot 7 januari 2025.
2.2
In het door [appellante] nader overgelegde betekeningsexploot is onder meer vermeld:
  • dat de Nederlandse deurwaarder de dagvaarding heeft betekend op grond van de Verordening (EU) 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 inzake de betekening en kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of handelszaken (hierna: BetVo 2020);
  • dat de Nederlandse deurwaarder op 7 november 2024 twee afschriften van de dagvaarding (zonder producties) en het tussenarrest van 24 september 2024 van dit hof, met vertaling van deze stukken in de Deense taal en het formulier als bedoeld in artikel 8 lid 2 van de Verordening, opgesteld in de Deense taal heeft gestuurd naar de ontvangende instantie in Denemarken, te weten de minister van justitie (Justitsministeriet) in Kopenhagen met het verzoek om tot betekening over te gaan;
  • dat de Nederlandse deurwaarder de hiervoor omschreven stukken ook per aangetekende post via UPS naar het woonadres van [geïntimeerde2] zal verzenden.
2.3
[appellante] heeft verder overgelegd een uit Denemarken afkomstig ingevuld formulier K als bedoeld in artikel 11 lid 2 BetVo 2020 gedateerd 29 november 2024. Uit dit (in de Deense taal opgestelde) formulier K blijkt dat de dagvaarding in hoger beroep op 28 november 2024 is betekend aan [geïntimeerde2] , dit met afgifte aan [geïntimeerde2] in persoon.
2.4
Het hof komt tot de conclusie dat [geïntimeerde2] de hogerberoepdagvaarding, het tussenarrest van het hof en de oproeping voor de zitting van 7 januari 2025 (tijdig) heeft ontvangen. Dit breng het hof tot het oordeel dat de dagvaarding in hoger beroep overeenkomstig de BetVo 2020 en dus rechtsgeldig aan [geïntimeerde2] is betekend, zodat in hoger beroep aan [geïntimeerde2] verstek kan worden verleend wat het hof zal doen.
De grief van [appellante] tegen het tussenvonnis van de rechtbank van 25 oktober 2023
2.5
[appellante] heeft één bezwaar (grief) opgeworpen tegen het oordeel van de rechtbank dat een herstelexploot moet worden uitgebracht vanwege een gebrek in de betekening van de dagvaarding aan [geïntimeerde2] . Deze grief slaagt. De dagvaarding is rechtsgeldig betekend. Dat wordt hierna uitgelegd.
2.6
In het exploot van dagvaarding van [geïntimeerde2] staat dat de deurwaarder de dagvaarding heeft betekend op grond van de BetVo 2020.
2.7
Anders dan de rechtbank oordeelde, gelden de bepalingen van de BetVo 2020 vanaf 1 juli 2022 voor alle EU-landen, met inbegrip van Denemarken. Hoewel Denemarken oorspronkelijk niet gebonden was door de EG-betekeningsverordening [1] heeft Denemarken in 2005 een overeenkomst met de Europese Unie gesloten om deze verordening toe te passen. [2] Op grond van artikel 3 van deze overeenkomst kan Denemarken beslissen om toekomstige wijzigingen al dan niet aan te nemen. Denemarken heeft op 22 december 2020 laten weten dat BetVo 2020 ook voor haar van toepassing zal zijn. [3]
2.8
In het exploot van dagvaarding van [geïntimeerde2] staat dat de Nederlandse deurwaarder de dagvaarding naar de ontvangende instantie in Denemarken heeft verstuurd met het verzoek om tot betekening over te gaan volgens de wet van de aangezochte staat (Denemarken). Het hof stelt vast dat het exploot niet naar de ontvangende instantie als bedoeld in artikel 3 lid 2 BetVo 2020 in Denemarken is gestuurd, te weten de minister van justitie (Justitsministeriet) in Kopenhagen, maar naar verzendende instanties als bedoeld in artikel 3 lid 1 BetVo 2020, de rechtbanken, meer specifiek de eenheid betekening in het buitenland van de rechtbanken van Denemarken in Frederiksberg (Danmarks domstoles enhed for udlandsforkyndelse).
2.9
In hoger beroep heeft [appellante] afschriften van betekeningsstukken overgelegd waaronder:
- de aanvraag om betekening of kennisgeving van stukken (formulier A als bedoeld in artikel 8 lid 2 BetVo 2020) van 21 juni 2023 van de Nederlandse deurwaarder aan de voor Denemarken aangewezen verzendende instanties (als bedoeld in artikel 3 lid 1 BetVo 2020), wat dus gericht had moeten zijn aan de voor Denemarken aangewezen ontvangende instantie (als bedoeld in artikel 3 lid 2 BetVo 2020);
- de ontvangstbevestiging (formulier D als bedoeld in artikel 10 lid 1 BetVo 2020) van 26 juli 2023 waaruit blijkt dat de dagvaarding op 6 juli 2023 in Kopenhagen is ontvangen, naar het hof begrijpt, door de in Denemarken bevoegde ontvangende instantie waarmee de door de deurwaarder gemaakte fout is geheeld;
- een uit Denemarken afkomstig ingevuld formulier K als bedoeld in artikel 11 lid 2 BetVo 2020 gedateerd 10augustus 2023. Uit dit (in de Deense taal opgestelde) formulier K blijkt dat de dagvaarding op 10 augustus 2023 is betekend aan [geïntimeerde2] , dit door afgifte aan [geïntimeerde2] in persoon.
2.1
Dit breng het hof tot het oordeel dat de oorspronkelijke dagvaarding voor de procedure bij de rechtbank, overeenkomstig de BetVo 2020 en dus rechtsgeldig aan [geïntimeerde2] is betekend. Dit betekent dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat sprake is van een gebrek in de betekening en dat [appellante] een herstelexploot moest uitbrengen.
2.11
Het hof volgt [appellante] niet in haar zienswijze dat de rechtbank in het tussenvonnis van 25 oktober 2023 tegen [geïntimeerde2] verstek had moeten verlenen. Op grond van artikel 22 BetVo 2020 mag de rechter namelijk geen beslissing geven als de betekening niet zo tijdig is geschied dat de gedaagde gelegenheid heeft gehad om zich te verweren. Die verplichting volgt ook uit artikel 16 van de Erfrechtverordening. [4] Die situatie deed zich voor. Welke termijn voor de tijdigheid beslissend is, staat niet in de BetVo 2020. Naar het oordeel van het hof kan worden aangesloten bij de termijn van vier weken die de Werkgroep IPR van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak heeft geadviseerd voor de toepassing van art. 15 Haags Betekeningsverdrag. Tussen de aan [geïntimeerde2] betekende dagvaarding (op 10 augustus 2023) en de eerstdienende dag (23 augustus 2023) zat geen termijn van vier weken. [geïntimeerde2] moet alsnog de gelegenheid krijgen om zich te verweren tegen de vordering van [appellante] . Het hof zal bepalen dat, indien [appellante] voort wil procederen bij de rechtbank, zij [geïntimeerde2] bij exploot moet oproepen tegen de rolzitting waarop zij verder wil procederen. Het toepasselijke procesreglement voor dagvaardingsprocedures bij de rechtbank schrijft in artikel 7.6 al voor dat tussen de rolzitting waarop wordt voortgeprocedeerd en de mededeling aan de wederpartij die een proceshandeling moet verrichte tenminste zes weken moet zitten. [appellante] – die inmiddels geacht wordt ervaring te hebben met de duur die is gemoeid met het betekenen van stukken in Denemarken – moet er voor zorgdragen dat die termijn in acht wordt genomen.
De conclusie
2.12
Het hoger beroep slaagt. Dat leidt tot vernietiging van het tussenvonnis van 25 oktober 2023. Het hof zal de zaak terugwijzen naar de rechtbank om inhoudelijk verder te procederen
2.13
Het hof bepaalt dat elke partij zijn eigen kosten moet dragen (compensatie van proceskosten) vanwege de aard van de zaak (familieverhoudingen).

3.De beslissing

Het hof:
3.1
verleent in hoger beroep verstek tegen [geïntimeerde2] ;
3.2
vernietigt het tussenvonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 25 oktober 2023;
3.3
wijst de zaak terug naar die rechtbank ter verdere afdoening met inachtneming van wat in dit arrest is overwogen;
3.4
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten in hoger beroep draagt;
3.5
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, W.F. Boele en A.A.J. Smelt en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, PbEU L 324/79.
2.Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de betekening en de kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of handelszaken, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie nr. L 300 van 17 november 2005.
3.Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de betekening en de kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie L 19/1.van 21 januari 2021.
4.Verordening (EU) nr. 650/2012