ECLI:NL:GHARL:2025:2013

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
21-001510-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak over langdurige poging tot afpersing en woningaanslagen met mortierbommen

In deze strafzaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij een reeks van woningaanslagen en een poging tot afpersing van een fruitbedrijf. De verdachte is veroordeeld voor zijn rol in vijf ontploffingen bij woningen, waarbij mortierbommen zijn gebruikt. Het hof achtte bewezen dat de verdachte als uitvoerder betrokken was bij deze aanslagen, die plaatsvonden in de periode van oktober 2020 tot en met november 2020. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en 10 maanden, met een betalingsverplichting voor schadevergoeding aan de slachtoffers. Het hof paste strafvermindering toe vanwege een vormverzuim bij een WOD-actie tegen de verdachte. De zaak omvatte ook een eerdere veroordeling door de rechtbank Gelderland, die de verdachte had veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en deed opnieuw recht, waarbij het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging kwam. De zaak is complex door de betrokkenheid van meerdere medeverdachten en de ernstige aard van de feiten, die een grote impact hebben gehad op de slachtoffers en hun omgeving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001510-22
Uitspraak d.d.: 4 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep,
ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem,
van 7 april 2022, met parketnummer 05/780019-21,
en de in eerste aanleg gevoegde strafzaak met parketnummer 05/780000-22,
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
verblijfsgegevens bekend bij het openbaar ministerie.
Het hoger beroep
Verdachte (hierna ook te noemen: [verdachte] ) en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 28 mei, 19 augustus, 29 oktober 2024 en 27 maart 2025 (tijdens welke zitting het onderzoek is gesloten), en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden,
mr. J.P. Plasman en mr. J.L. L’Homme, naar voren is gebracht.
Ook heeft het hof kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door benadeelde partij [benadeelde partij 1] .
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld voor betrokkenheid bij zes woningaanslagen en hem daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van voorarrest. Ook heeft de rechtbank beslissingen genomen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een gedeeltelijk andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

1.De verkorte inhoud van de tenlastelegging

De volledige tenlastelegging is als
bijlageopgenomen en aan dit arrest gehecht. Het hof volstaat hier met de korte vermelding wat verdachte wordt verweten:
Parketnummer 05/780019-21 (Panter 1)
Betrokkenheid bij een aanslag op een woning aan de [adres 1] in Rosmalen op 10/11 oktober 2020, ten laste gelegd als:
1. medeplegen van een poging moord/doodslag/zware mishandeling (met voorbedachten rade);
subsidiair:medeplichtigheid aan het medeplegen van voornoemd feit.
2. medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen/levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel;
subsidiair:medeplichtigheid aan het medeplegen van voornoemd feit.
Betrokkenheid bij meerdere woningaanslagen, ten laste gelegd als:
3. medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing bij de woning aan [adres 4] in Tiel met gemeen gevaar voor goederen/levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel op 4/5 oktober 2020;
subsidiair:medeplichtigheid aan het medeplegen van voornoemd feit.
4. medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing bij de woning aan de [adres 5] in Vlijmen met gemeen gevaar voor goederen/levensgevaar/
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel op 4 november 2020;
subsidiair:medeplichtigheid aan het medeplegen van voornoemd feit.
5. medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing bij de woning aan de [adres 6] in Tiel met gemeen gevaar voor goederen/levensgevaar/
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel op 27/28 oktober 2020;
subsidiair:medeplichtigheid aan het medeplegen van voornoemd feit.
6. medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing bij de woning aan de
[adres 7] in Breda met gemeen gevaar voor goederen/levensgevaar/
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel op 7/8 oktober 2020;
subsidiair:medeplichtigheid aan het medeplegen van voornoemd feit.
Parketnummer 05/780000-22 (Navigator)(na een toegewezen vordering tot wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg)
Betrokkenheid bij een aanslag op een woning aan de [adres 8] in Zaandam op 22 september 2020, ten laste gelegd als:
1. medeplegen van een poging moord/doodslag/zware mishandeling (met voorbedachten rade);
subsidiair:medeplichtigheid aan het medeplegen van voornoemd feit.
2. medeplegen van brandstichting/het teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen/levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel;
subsidiair:medeplichtigheid aan voornoemd feit.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

2.Bewijsoverwegingen

2.1.
Inleiding
Woningaanslag in Zaandam (Navigator)
De tenlastelegging in de zaak met parketnummer 05/780000-22 betreft een woningaanslag in Zaandam, die plaatsvond op 22 september 2020. Daarover gaat het politieonderzoek
Navigator. Dit incident staat los van de poging tot afpersing van [fruitbedrijf] waarmee de andere aan verdachte ten laste gelegde feiten (de feiten uit het onderzoek Panter 1) wel verband houden.
Woningaanslagen Panter 1, cluster 1 [1]
Verdachte wordt in dit onderzoek - kort gezegd - betrokkenheid (als uitvoerder) bij de hieronder genoemde feiten (het teweegbrengen van ontploffingen) verweten. Het hof zal deze feiten vanwege hun onderlinge samenhang - zij maken onderdeel uit van hetzelfde onderzoek - gezamenlijk en in chronologische volgorde bespreken. Door de rechtbank zijn deze feiten geschaard onder de ‘
Panter 1, cluster 1’-feiten. Voor de leesbaarheid en begrijpelijkheid van alle arresten in het overkoepelende onderzoek Panter houdt het hof bij de beoordeling van die feiten dezelfde benaming aan.
Cluster 1
5 oktober 2020
:
[adres 4] in Tiel
(05/780019-21 feit 3)
8 oktober 2020
:
[adres 7] in Breda
(05/780019-21 feit 6)
11 oktober 2020
:
[adres 1] in Rosmalen
(05/780019-21 feiten 1 en 2)
28 oktober 2020
:
[adres 6] in Tiel
(05/780019-21 feit 5)
4 november 2020
:
[adres 5] in Vlijmen
(05/780019-21 feit 4)
Mortierbommen/shells
Bij bovengenoemde aanslagen is een ontploffing teweeggebracht door middel van een mortierbom (ook wel ‘shell’ genoemd). Een mortierbom bestaat uit een onderdeel met uitstootlading en een onderdeel met effect- en/of breeklading. De uitstootlading is bedoeld om het onderdeel met effect- en/of breeklading de lucht in te schieten. [2] Het hof leidt hieruit af dat het aansteken van een mortierbom in beginsel leidt tot twee explosies, doordat eerst de uitstootlading ontploft en daarna de effect- en/of breeklading.
Mortierbommen van 2,5 inch en groter kunnen botbreuken veroorzaken. Als een persoon aan het hoofd geraakt wordt, kan dodelijk letsel optreden. Het ontsteken van een mortierbom zonder gebruik te maken van een mortier zal tot gevolg hebben dat de mortierbom op de grond tot ontploffing komt. Afhankelijk van het kaliber van de mortierbom zullen de brandende delen en andere fragmenten tientallen tot enkele honderden meters worden weggeslingerd vanaf het centrum van de explosie. Mortierbommen zijn doorgaans voorzien van een krachtige breek- en/of knallading. Personen en objecten in de nabijheid van een dergelijke ontploffing lopen gevaar voor letsel en schade. De ernst van het letsel is afhankelijk van de plaats van treffen, de afstand tot het lichaamsdeel en het kaliber van de mortierbom. Als de breek- of knallading van een mortierbom ontploft in de onmiddellijke nabijheid van het hoofd, de nek of de romp van een onbeschermd persoon kan ernstig letsel ontstaan. Afhankelijk van de exacte plaats van treffen en het kaliber van de mortierbom kan dit letsel dodelijk zijn. Verder ontstaat op grotere afstand – afhankelijk van het kaliber en de afstand – gevaar voor onder meer gehoorbeschadiging en oogletsel. [3]
2.2.
Bewijsoverwegingen Navigator (parketnummer 05/780000-22) [4]
Op 22 september 2020 omstreeks 23:20 uur is een Vuurwerk Brandstof Combinatie (VBC) tot ontploffing gebracht bij de voordeur van een woning aan de [adres 8] in Zaandam. Het betrof de woning van [benadeelde partij 1] (de moeder van [naam 7] , ook wel bekend als ‘ [pseudoniem] ’). [benadeelde partij 1] stond op het moment van ontploffing in de hal. De VBC bestond uit een met motorbenzine gevulde jerrycan met daaraan zwaar vuurwerk (mortierbom) bevestigd. Als gevolg van de explosie is de voordeur naar binnen geslagen, kwam er zwarte rook naar binnen, zijn de bovenlichten van de toegangsdeuren van de nummers 58, 60 en 62 gebroken en lagen er in de omgeving glasscherven. Daarnaast was er schade aan beplanting en decoraties. [5] Op camerabeelden is te zien dat één persoon om 23:20 uur in de richting van de voorzijde van de [adres 8] loopt, ter hoogte van de woning vermoedelijk iets aansteekt en daarna wegrent. [6] Om 23:26 uur is een Volkswagen Caddy (kenteken [kenteken 4] ) twee ANPR-camera’s in de omgeving van de plaats delict gepasseerd. Het voertuig kwam vanuit de richting van Zaandam en bewoog in de richting van de Rijksweg A8. [7]
2.2.1.
Standpunt van het OM
De advocaten-generaal hebben het standpunt ingenomen dat het openbaar ministerie
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen feit 1 omdat zij zich kunnen vinden in het oordeel van de rechtbank dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van dan wel de medeplichtigheid aan de onder dit feit ten laste gelegde poging tot moord/doodslag/zware mishandeling. Uit de bewijsmiddelen bij dit feit kan niet volgen dat de aanmerkelijke kans op de dood, indien al aanwezig, door verdachte onder ogen is gezien en welbewust is aanvaard.
Met betrekking tot feit 2 hebben de advocaten-generaal gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het teweegbrengen van een ontploffing waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten was. [verdachte] is niet in de voorbereiding betrokken geweest en was niet volledig op de hoogte van het plan van medeverdachte [medeverdachte 3] , zodat van een bewuste en nauwe samenwerking, zoals voor medeplegen is vereist, geen sprake is geweest.
2.2.2.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is primair bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het appel voor zover dat ziet op de vrijspraak van feit 1. Subsidiair stelt de verdediging dat verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de kans dat er mensen zouden kunnen overlijden onder ogen heeft gezien en heeft aanvaard.
Met betrekking tot feit 2 is bepleit dat voor een bewuste en nauwe samenwerking onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, nu de rol van verdachte zich slechts heeft beperkt tot het rijden naar de plaats delict en het op de uitkijk staan en er van tevoren niet meer afspraken zijn gemaakt over de wijze van uitvoering of rolverdeling. Gelet op die rol is de door de rechtbank bewezen verklaarde medeplichtigheid aan dit feit wel terecht.
2.2.3.
Ontvankelijkheid openbaar ministerie
Ondanks dat er vanuit de zijde van het openbaar ministerie geen grieven bestaan tegen de vrijspraak van feit 1, is het hof van oordeel dat dit feit door het hof opnieuw beoordeeld dient te worden. Ten eerste hangt dit feit inhoudelijk samen met feit 2 op de tenlastelegging van verdachte. Ten tweede heeft dit feit betrekking op incidenten die ook terugkomen op de tenlastelegging in strafzaken tegen medeverdachten. Dat betekent dat het hof ook dit feit inhoudelijk zal behandelen.
2.2.4.
Oordeel van het hof
Vaststaat dat op 22 september 2020 in Zaandam een VBC tot ontploffing is gebracht bij de voordeur van de woning van [benadeelde partij 1] . De vraag die het hof moet beantwoorden is wie hierbij betrokken zijn geweest.
[verdachte] heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 3] in Zaandam een aanslag heeft gepleegd op de woning van een treitervlogger. Hij heeft verklaard dat hij door [medeverdachte 3] is benaderd om hem ergens naar toe te brengen tegen een vergoeding. [medeverdachte 3] zou daar vuurwerk afsteken. Hij reed (in een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 4] ) en stond op de uitkijk, terwijl [medeverdachte 3] het vuurwerk afstak, een shell. [medeverdachte 3] vertelde hem later dat de opdracht van [medeverdachte 1] kwam en hij ( [medeverdachte 3] ) daarvoor € 150,- of € 200,- kreeg. [8]
De verklaring van [verdachte] - die inhoudt dat hij samen met [medeverdachte 3] betrokken is geweest bij deze aanslag - wordt op de volgende punten ondersteund:
 de ANPR-hits met het voertuig dat op dat moment door [verdachte] werd gebruikt die passen bij de terugrit vanaf de plaats delict;
 op de camerabeelden is slechts één persoon te zien (hetgeen een bevestiging vormt voor de verklaring van [verdachte] dat hij de bestuurder was en [medeverdachte 3] de shell gooide);
 het type zwaar vuurwerk (shell) dat bij de aanslag is gebruikt.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 3] bij dit feit betrokken zijn geweest.
Opzet op de dood?
De vraag die het hof, gelet op de tenlastelegging, vervolgens moet beantwoorden is of [verdachte] opzet op de dood van de bewoner heeft gehad. Van vol opzet is niet gebleken. Van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is sprake indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Volgens het onderzoek van de brandonderzoeker kon door de explosieve verbranding van een zwaar stuk vuurwerk een drukgolf ontstaan. Door die drukgolf zijn vrijwel alle ramen van de aan deze portiek gelegen voordeuren vernield geraakt. Door de kracht van de explosie zijn glasdelen met grote kracht in diverse richtingen weggeschoten, met de beschreven schade tot gevolg. Personen die zich op dat moment in de omgeving hadden bevonden, al dan niet in de woning zelf, hadden als gevolg van weggeschoten fragmenten of glasdelen ernstig tot dodelijk letsel kunnen oplopen. Ook kon de ontploffing van de VBC tot een heftige explosie leiden, waarbij door de ontbranding van de motorbenzine een grote vuurbal kon ontstaan. Het ontstaan van deze vuurbal, in combinatie met de constructie van de betreffende portiek en de vernielde ruiten van de voordeuren, kon tot een zeer snelle tot explosieve branduitbreiding in verschillende woningen leiden. Personen die op dat moment in de woningen of in de omgeving daarvan aanwezig waren konden daardoor ernstig tot dodelijk (brand)letsel oplopen. [9]
Het hof overweegt dat niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] de aanmerkelijke kans dat er mensen konden overlijden of zwaar lichamelijk letsel konden oplopen willens en wetens heeft aanvaard. [verdachte] heeft verklaard dat hij dacht dat het om lichter vuurwerk ging dat in een tuin tot ontploffing zou worden gebracht ter afschrikking. Dat [medeverdachte 3] een VBC bij een voordeur van een woning tot ontploffing zou brengen wist [verdachte] (vooraf) niet. Zijn rol ging niet verder dan het besturen van de auto en het op de uitkijk staan. Nu het hof deze verklaring van [verdachte] niet zonder meer onaannemelijk acht, is naar het oordeel van het hof niet bewezen dat er bij [verdachte] sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van de bewoners. Dat betekent dat hij niet als (mede)pleger van, of medeplichtige aan de ten laste gelegde poging tot moord/doodslag/zwaar lichamelijk letsel kan worden gezien, zodat het hof verdachte integraal zal vrijspreken van feit 1.
Opzettelijk een ontploffing teweegbrengen
Hetzelfde feitencomplex is tevens aan [verdachte] ten laste gelegd als het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, met gemeen gevaar voor goederen, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar. Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van dit feit het opzet van een verdachte slechts gericht hoeft te zijn op het teweegbrengen van een ontploffing en niet ook op het teweegbrengen van de gevolgen daarvan. Van belang is of het gevaar ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest.
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat voor [verdachte] , ten aanzien van wie alleen kan worden vastgesteld dat hij dacht dat het om lichter vuurwerk ging dat in een tuin tot ontploffing zou worden gebracht ter afschrikking en dat hij is opgetreden als degene die de auto bestuurde en op de uitkijk stand, naar algemene ervaringsregels niet zonder meer voorzienbaar kan worden geacht dat door het handelen van [medeverdachte 3] gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar voor de bewoners van een woning te duchten was. Wel acht het hof bewezen dat voor [verdachte] voorzienbaar moet zijn geweest dat door het tot ontploffing brengen van vuurwerk in een tuin gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Conclusie
Concluderend acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] medeplichtig is geweest aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen, door met de wetenschap die hij had, [medeverdachte 3] naar de plaats delict te rijden en daar op de uitkijk te staan.
2.3.
Bewijsoverwegingen Panter 1 (parketnummer 05/780019-21)
2.3.1.
Standpunt van het OM
De advocaten-generaal hebben het standpunt ingenomen dat het openbaar ministerie
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen feit 1 omdat zij zich kunnen vinden in het oordeel van de rechtbank dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van dan wel de medeplichtigheid aan de onder dit feit ten laste gelegde poging tot moord/doodslag/zware mishandeling. Uit de bewijsmiddelen bij dit feit kan niet volgen dat de aanmerkelijke kans op de dood, indien al aanwezig, door verdachte onder ogen is gezien en welbewust is aanvaard.
Met betrekking tot de ten laste gelegde feiten 2 tot en met 6 hebben de advocaten-generaal gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van vijf ontploffingen waarbij gemeen gevaar voor goederen en, bij twee van die aanslagen, levensgevaar te duchten was.
2.3.2.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is primair bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het appel voor zover dat ziet op de vrijspraak van feit 1. Subsidiair moet verdachte worden vrijgesproken van dit feit omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de kans dat er mensen zouden kunnen overlijden onder ogen heeft gezien en heeft aanvaard.
Met betrekking tot het primair ten laste gelegde medeplegen aan feiten 2 tot en met 6 is bepleit dat een intellectuele en materiële bijdrage van voldoende gewicht van verdachte telkens ontbreekt, waardoor niet gesproken kan worden van een nauwe en bewuste samenwerking en verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Met betrekking tot de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan feiten 2 tot en met 6 refereert de verdediging zich aan het oordeel van het hof.
2.3.3.
Ontvankelijkheid openbaar ministerie
Ondanks dat er vanuit de zijde van het openbaar ministerie geen grieven bestaan tegen de vrijspraak van feit 1, is het hof van oordeel dat dit feit door het hof opnieuw beoordeeld dient te worden. Ten eerste hangt dit feit inhoudelijk samen met feit 2 op de tenlastelegging van verdachte. Ten tweede heeft dit feit betrekking op incidenten die ook terugkomen op de tenlastelegging in strafzaken tegen medeverdachten. Dat betekent dat het hof ook dit feit inhoudelijk zal behandelen.
2.3.4.
Oordeel van het hof [10]
Verdachte wordt - kort gezegd - betrokkenheid (als uitvoerder) bij een reeks ontploffingen verweten.
Het hof is van oordeel dat verdachte, [medeverdachte 3] en [naam 3] verantwoordelijk zijn voor het opzettelijk teweegbrengen van de ontploffing op [adres 4] in Tiel en dat verdachte en [medeverdachte 3] verantwoordelijk zijn voor de ontploffingen op de andere 4 adressen. Het hof overweegt daartoe als volgt.
5 oktober 2020: aanslag in Tiel, [adres 4] (05/780019-21, feit 3)
Op 5 oktober 2020 heeft een ontploffing plaatsgevonden bij de woning op het adres [adres 4] in Tiel. Aangever [slachtoffer 3] lag in die woning te slapen en werd omstreeks 01.15 uur wakker door een harde knal. De aangever is gaan kijken bij zijn auto (kenteken: [kenteken 5] ) en zag dat de kentekenplaat eraf was en dat de bumper aan de onderzijde loshing. Op beelden van een camera bij de voordeur van de woning zag de aangever een explosie voor zijn auto. [11] De auto van de aangever stond op de oprit naast de schuur, met de achterzijde van de auto in de richting van de woning. De auto had schade bij de bumper aan de linker voorzijde. Ook was de voorruit van de auto gebarsten. Op de deur van de schuur is een beschadiging aangetroffen die er volgens de eigenaar van de woning nooit had gezeten. [12]
Op camerabeelden is het volgende te zien. Om 01:11:39 uur passeerden twee personen de oprit van de woning, lopend in de richting van het aangrenzende perceel ( [adres] ). Om 01:16:40 uur kwamen deze personen vanuit die richting (opnieuw) in beeld van de camera bij de voordeur van de woning van de aangever. Om 01:17:20 uur vond een explosie plaats onder de voorzijde van de auto op de oprit. [13]
Het adres van de aangever komt voor op een personeelslijst van [fruitbedrijf] die in het onderzoek Maldiven in het dossier heeft gezeten. [14]
Uitvoerders ( [medeverdachte 3] , [naam 3] en [verdachte] )
[verdachte] heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 3] en [naam 3] , alias ‘ [bijnaam] ’ (het hof begrijpt: [naam 3] ) betrokken is geweest bij deze aanslag. [verdachte] heeft verklaard bijna zeker te weten dat daar een ‘shell 3’ is gebruikt (het hof begrijpt: een mortierbom van drie inch). [verdachte] was door [medeverdachte 3] gevraagd en zou € 150,- krijgen voor zijn bijdrage aan de aanslag. [naam 3] is ook meegegaan. [medeverdachte 3] en [naam 3] hebben in de buurt van de woning gekeken, kwamen terug naar de auto en hebben de shell gepakt. Ze gaven aan waar [verdachte] met de auto moest wachten. Na het afsteken van de shell kwamen ze terug gerend en zijn ze ervandoor gegaan. In de auto onderweg naar Tiel spraken [verdachte] , [medeverdachte 3] en [naam 3] af hoe ze het zouden doen, hoe ze terug zouden rijden. [medeverdachte 3] was altijd degene die de shell aanstak en [naam 3] hield de buurt in de gaten. Aan [verdachte] zijn camerabeelden getoond die zijn gemaakt door de camera bij de voordeur van de woning en waarop twee personen te zien zijn. [verdachte] heeft die twee personen herkend als [medeverdachte 3] , op basis van de houding en schoenen, en [naam 3] , op basis van de jas. [15]
Deze verklaring van [verdachte] vindt naar het oordeel van het hof steun in de volgende onderzoeksresultaten.
‒ Op de beelden van de camera bij de voordeur van de woning is te zien dat een kleine zes minuten vóór de ontploffing twee personen de oprit van de woning passeerden en dat een halve minuut vóór de ontploffing twee personen bij diezelfde oprit waren. Dit past bij de verklaring van [verdachte] dat [medeverdachte 3] en [naam 3] eerst de omgeving hebben verkend en daarna een shell tot ontploffing hebben gebracht.
‒ De Audi A1 met het kenteken [kenteken 6] , die op naam stond van [verdachte] , is op 5 oktober 2020 om 01.40 uur geregistreerd door een ANPR-camera op de A27 bij Nieuwegein. De reistijd van de plaats van het misdrijf naar de locatie van die ANPR-registratie is ongeveer 24 minuten. [16] Naar het oordeel van het hof komt dat grofweg overeen met de tijd tussen de aanslag en de ANPR-registratie.
‒ De telefoon van [naam 3] maakte op 5 oktober 2020 om 01.26 uur verbinding met de zendmast bij de locatie [locatie] in Kapel-Avezaath. De afstand tussen die zendmast en het adres [adres 4] in Tiel was hemelsbreed ongeveer 3,94 kilometer. [17] Mede op basis van de kaart op pagina 595 van procesdossier Panter 1 (map 3), waarop de locatie van die zendmast is weergegeven, en op basis van informatie ontleend aan Google Maps, is het hof van oordeel dat deze bevinding past bij het scenario waarin de uitvoerders van de aanslag direct daarna zijn vertrokken en over de A15 en de A2 naar de A27 zijn gereden.
Tussenconclusies
Het hof verbindt aan het voorgaande de conclusie dat [medeverdachte 3] , [naam 3] en [verdachte] betrokken waren bij de uitvoering van deze ontploffing op het adres [adres 4] in Tiel en dat door deze ontploffing gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt.
Met het openbaar ministerie acht het hof niet bewezen dat door de ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is geweest.
8 oktober 2020: aanslag in Breda, [adres 7] (05/780019-21, feit 6)
Op 8 oktober 2020 omstreeks 00.44 uur ging het alarm af in de woning op het adres [adres 7] in Breda. Op dat moment waren de volgende personen in die woning aanwezig: [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] . [slachtoffer 6] (zijnde de moeder van [slachtoffer 5] ) had (direct) voordat het alarm afging twee knallen gehoord. [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] zagen iets roods flikkeren in de tuin. [18]
De politie heeft ter plaatse forensisch onderzoek verricht, dat onder meer de volgende bevindingen heeft opgeleverd. Achter de achtertuin van de woning lag een brandgang met daarachter braakliggend terrein. In de brandgang lagen (stukken van) een label met daarop de tekst ‘SHELL DANGEROUS EXPLOSIVES’. Ook werd in de brandgang een deel van een shell aangetroffen. In de tuin van de woning lag een zeil van kunststof, dat gedeeltelijk verbrand was. De politie verbond aan haar bevindingen de conclusie dat een shell is afgestoken die deels in de brandgang en deels in de achtertuin terecht is gekomen. [19]
[slachtoffer 5] is een dochter van [slachtoffer 1] , die directeur was van [fruitbedrijf] . [20] Het adres [adres 7] in Breda staat niet op de eerder genoemde personeelslijst van [fruitbedrijf] . [21] Op 3 december 2019 is tijdens een doorzoeking van de cel van [medeverdachte 1] in [P.I. 3] een boek aangetroffen waarop met pen het volgende is aangetekend. [22]
[adres 7]
Breda
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij dat adres daar zelf op heeft geschreven. [23]
Uitvoerders ( [medeverdachte 3] en [verdachte] )
[verdachte] heeft verklaard dat hij bij de locatie is geweest waar de aanslag heeft plaatsgevonden. Hij was daar samen met [medeverdachte 3] , die daar een shell in de achtertuin heeft laten ontploffen. Verder was er niemand bij. Het betrof een shell van 6 inch. [verdachte] heeft toen gereden. [medeverdachte 3] is via een gat in de muur via een braakliggend terrein bij de achtertuin gekomen. Zowel [verdachte] als [medeverdachte 3] zou € 150,- krijgen voor de aanslag. [medeverdachte 3] had een briefje ontvangen met daarop het adres waar de aanslag moest plaatsvinden. [medeverdachte 3] had ook de shell ontvangen. [24]
Deze verklaring van [verdachte] vindt naar het oordeel van het hof steun in de volgende onderzoeksresultaten.
‒ Wat betreft het gebruikte explosief: op de plaats van het misdrijf is een deel van een shell aangetroffen, alsmede (stukken van) een label met daarop de tekst ‘SHELL DANGEROUS EXPLOSIVES’.
‒ Wat betreft de plaats van het misdrijf: achter de achtertuin van de woning lag een brandgang en daarachter braakliggend terrein.
‒ Getuige [getuige 1] was kort na de explosie nabij de plaats van het misdrijf en vernam daar van een man dat diegene een jongen had zien rennen en zien instappen in een zwarte Audi die hard wegreed. [25] Deze waarneming past bij de verklaring van [verdachte] dat de aanslag door één persoon is gepleegd (en dat [verdachte] zelf als chauffeur betrokken is geweest). Daar komt bij dat [verdachte] gebruikmaakte van een zwarte Audi. [26]
‒ De auto van [verdachte] is op 5 oktober 2020 om 01.07 uur geregistreerd door een ANPR-camera op de A27 bij Meerkerk. De reistijd van de plaats van het misdrijf naar de locatie van die ANPR-registratie is ongeveer 29 minuten. [27] Naar het oordeel van het hof komt dat grofweg overeen met de tijd tussen de aanslag en de ANPR-registratie.
Tussenconclusies
Het hof verbindt aan het voorgaande de conclusie dat [medeverdachte 3] en [verdachte] betrokken waren bij de uitvoering van deze ontploffing op het adres [adres 7] in Breda en dat door deze ontploffing gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt.
Met het openbaar ministerie acht het hof niet bewezen dat door de ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is geweest.
11 oktober 2020: aanslag in Rosmalen, [adres 1](05/780019-21, feiten 1 en 2)
Op 11 oktober 2020 omstreeks 00.30 uur hoorden de bewoners van de woning op het adres [adres 1] in Rosmalen een harde knal en glasgerinkel. Die bewoners, [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] , zijn beneden gaan kijken en zagen dat de gang en het toilet vol rook stond, dat het toiletraam ontzet was en dat zowel het kleine raam boven de voordeur als het toiletraam rechts van de voordeur eruit lag. [28] Ook stond op dat moment volgens [slachtoffer 8] de voordeur aan de bovenzijde een stukje open. Bij de voordeur was de grond helemaal zwart. [29] Op camerabeelden is te zien dat op 11 oktober 2020 om 00.32 uur een ontploffing heeft plaatsgevonden in de [straat] in Rosmalen. [30] De politie heeft vóór de woning op meerdere plaatsen restanten van vuurwerk aangetroffen, waarbij het ging om vuurwerkrestanten afkomstig van een shell. [31] Getuige [getuige 2] , buurman van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] , stond binnen twee minuten na de knal buiten en zag dat de bak met paraplu’s in brand stond. [32] Die bak met paraplu’s stond buiten naast de voordeur van de woning. [33]
Het adres van de woning waar de aanslag is gepleegd, komt voor op de eerder genoemde personeelslijst van [fruitbedrijf] die in het onderzoek Maldiven heeft gezeten. [34]
Uitvoerders ( [medeverdachte 3] en [verdachte] )
[verdachte] heeft verklaard dat hij bij een aanslag in Rosmalen is geweest. ‘ [bijnaam 1] ’ (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3] ) was daar ook bij. [35] Verder heeft [verdachte] verklaard dat hij bij een rit is geweest waarbij ze met vier personen waren: [verdachte] zelf, ‘ [bijnaam 1] ’ ( [medeverdachte 3] ), [naam 1] en [naam 2] . [naam 1] was de bestuurder en zijn auto werd gebruikt. [verdachte] en [medeverdachte 3] zijn de auto uitgegaan. [naam 2] bleef bij [naam 1] in de auto. [medeverdachte 3] stak bij de woning een shell van drie inch aan. [verdachte] stond op de uitkijk. De aanslag vond plaats in de buurt van een tankstation. [36] Gelet op de hieronder nader genoemde verklaring van [naam 1] , betreft de rit waarover [verdachte] in dit verband heeft verklaard een rit voor de aanslag in Rosmalen.
Deze verklaring van [verdachte] vindt naar het oordeel van het hof steun in de volgende onderzoeksresultaten.
‒ Op de vuurwerkrestanten die bij de woning zijn aangetroffen, is een dactyloscopisch spoor gevonden. [37] De politie heeft met dat spoor een vergelijkend onderzoek verricht. De uitkomst daarvan was dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst als de afwezigheid van onverklaarbare verschillen is geconstateerd tussen het onderzochte spoor en een dactyloscopisch spoor van medeverdachte [medeverdachte 3] . Het desbetreffende rapport houdt verder in dat deze bevindingen geheel in de lijn der verwachting liggen indien het aangetroffen spoor afkomstig is van de donor van het referentiespoor (het hof begrijpt: [medeverdachte 3] ) en dat de kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een vergelijking met een spoor van een willekeurig ander persoon verwaarloosbaar klein is. [38]
‒ [naam 2] heeft verklaard dat hij zich kan herinneren dat hij met [medeverdachte 3] , [verdachte] en [naam 1] ergens naartoe ging en dat [medeverdachte 3] en [verdachte] toen uit de auto zijn gestapt. Dat was niet in Bussum, maar verder weg. [39]
‒ [naam 1] heeft verklaard dat een vuurwerkbom is gegooid bij een woning in Rosmalen. [naam 1] heeft [medeverdachte 3] daar toen afgezet. Ook [verdachte] en [naam 2] waren daarbij. [medeverdachte 3] had [naam 1] gevraagd hem ergens af te zetten. [verdachte] had niets bij zich. [medeverdachte 3] had een rugzak bij zich. [medeverdachte 3] typte op de heenweg het adres in. Op enig moment is [medeverdachte 3] door [naam 1] afgezet bij een tankstation. [naam 1] heeft [medeverdachte 3] daar later weer opgepikt. Toen [medeverdachte 3] uit de auto ging, nam hij zijn rugzak mee. Ook [verdachte] is even uit de auto geweest. [40]
‒ In de periode van 17 mei 2020 tot 11 maart 2021 stond een auto met het kenteken [kenteken 7] op naam van [naam 1] . [41] Een auto met het kenteken [kenteken 7] is op 11 oktober 2020 om 00.56 uur geregistreerd door een ANPR-camera op de A27 bij Nieuwegein. De reistijd van de plaats van het misdrijf naar de locatie van die ANPR-registratie is ongeveer 27 minuten. [42] Naar het oordeel van het hof komt dat grofweg overeen met de tijd tussen de aanslag en de ANPR-registratie.
‒ [verdachte] maakte gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 10] ( [telefoonnummer 10] ) en uit de historische verkeersgegevens van dat nummer is op te maken dat er net voor de aanslag (om 00:17 uur) een inkomend gesprek van de telefoon van [medeverdachte 2] ( [telefoonnummer 26] ) binnenkomt met een duur van 4 seconden. De volgende registratie van het toestel dat gekoppeld is aan de telefoon van [verdachte] ( [telefoonnummer 10] ) is een uitgaand gesprek om 00:39 uur met een duur van 118 seconden naar de telefoon van [medeverdachte 2] ( [telefoonnummer 26] ). [43] Dit telefonisch contact vindt 9 minuten na de aanslag plaats. Het toestel van [verdachte] bevindt zich op dat moment onder het bereik van een zendmast aan De Geerden te Velddriel. [44] Op basis van informatie ontleend aan Google Maps is de afstand tussen het adres waarop de aanslag is gepleegd en de locatie van het toestel van [verdachte] 11,6 kilometer, met een reistijd van 10 minuten. Hieruit leidt het hof af dat [verdachte] kort voor en na de aanslag contact heeft gehad met [medeverdachte 2] om informatie over de aanslag te delen en een terugkoppeling te geven.
Tussenconclusies
Het hof verbindt aan het voorgaande de conclusie dat [medeverdachte 3] en [verdachte] betrokken waren bij de uitvoering van deze ontploffing bij de woning op het adres [adres 1] in Rosmalen. Verder stelt het hof vast dat de gebruikte mortierbom/shell van drie inch tot ontploffing is gekomen bij de voordeur van die woning, wat het hof afleidt uit het gegeven dat de grond helemaal zwart was bij de voordeur en uit de schade aan het raam boven de voordeur en aan het toiletraam naast de voordeur.
Naar het oordeel van het hof is door de ontploffing gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt.
Tevens is het hof van oordeel dat door de ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is geweest voor de personen die tijdens de ontploffing in die woning aanwezig waren. Ter onderbouwing van dit oordeel overweegt het hof het volgende. De uitvoerders van de aanslag, waaronder [verdachte] , hebben bij de voordeur van een woning een mortierbom van drie inch tot ontploffing gebracht. Die mortierbom was kennelijk krachtig genoeg om het raam boven de deur te doen breken en om het toiletraam naast de voordeur en de deur zelf te ontzetten. Tijdens de ontploffing waren in de woning mensen aanwezig. Naar het oordeel van het hof was het in de gegeven omstandigheden een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat de ontploffing zou plaatsvinden terwijl een van de bewoners zich nabij de voordeur zou bevinden of dat door de ontploffing in de woning brand zou zijn ontstaan. Hierbij heeft het hof in aanmerking genomen dat een ontploffing van een mortierbom in het algemeen tot gevolg heeft dat brandende delen worden weggeslingerd en dat in dit geval door de ontploffing ook brand is ontstaan in een bak met paraplu’s die naast de voordeur van de woning stond. Het hof verbindt aan het voorgaande de conclusie dat het ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was dat door die ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten zou zijn.
Vrijspraak van feit 1 (poging tot moord/doodslag/zware mishandeling)
Met het openbaar ministerie acht het hof niet bewezen dat de ontploffing kan worden aangemerkt als een poging tot moord, doodslag of zware mishandeling (al dan niet met voorbedachte raad). Om die reden spreekt het hof verdachte vrij van feit 1 onder parketnummer 05/780019-21).
28 oktober 2020: aanslag in Tiel, [adres 6] (05/780019-21, feit 5)
Op camerabeelden van de bewoner van de woning op het adres [straat 4] 11 in Tiel is te zien dat in de nacht van 28 oktober 2020 een explosie heeft plaatsgevonden in de [straat 4] in Tiel. [45] In de nacht van 28 oktober 2020 had de politie omstreeks 00.30 uur een melding ontvangen van buurtbewoners die een harde knal hadden gehoord. Op de parkeerplaats, gelegen aan de voorzijde van de woning op het perceel, waar in de nacht van 28 oktober 2020 de auto van de bewoners van perceel 13 had gestaan, was een roetplek zichtbaar op de tegels. Rondom de parkeerplaats en voorzijde van de woning op perceel 13 lag onder meer een stuk karton met daarop een etiket met daarop de tekst ‘SHELL DANGEROUS EXPLOSIVE’. [46] De bewoner van de woning op perceel 13, [benadeelde partij 2] , heeft op 28 oktober 2020 omstreeks 17.30 uur lakschade op het dak en op de zijkant van haar auto waargenomen. [47]
Het adres van de woning waar de aanslag is gepleegd, komt voor op de eerder genoemde personeelslijst van [fruitbedrijf] die in het onderzoek Maldiven in het dossier heeft gezeten. [48]
Uitvoerders ( [medeverdachte 3] en [verdachte] )
[verdachte] heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 3] betrokken is geweest bij deze aanslag. [verdachte] reed en [medeverdachte 3] stak de shell aan. [49]
Deze verklaring van [verdachte] vindt naar het oordeel van het hof steun in de volgende onderzoeksresultaten.
‒ Op de camerabeelden van de bewoner van de woning op het adres [straat 4] 11 in Tiel is te zien dat een man vanuit de richting van de [straat] met een zwarte tas in zijn hand in de richting liep van de plaats van het misdrijf. Die man verdwijnt heel kort uit beeld en daarna is te zien dat die man, inmiddels zonder tas, hard wegrende in de richting van de [straat] . Enkele seconden later vond een kleine explosie plaats, die na zes seconden gevolgd werd door een enorme explosie die gepaard ging met een grote vuurzee. Volgens de verbalisant lijkt het signalement van de man op de beelden op het signalement van [medeverdachte 3] , met dien verstande dat de beelden van dien aard zijn dat een 100%-herkenning niet mogelijk is. [50]
‒ De auto met het kenteken [kenteken 6] , dat op naam stond van [verdachte] , is op 27 en 28 oktober 2020 op de volgende tijdstippen geregistreerd door ANPR-camera’s op de volgende locaties: [51]
op 27 oktober 2020 om 23.54 uur op de A27 bij hectometerpaaltje 64,7 links (reistijd tot de plaats van het misdrijf: 23 minuten);
op 28 oktober 2020 om 00.10 uur op de A15 bij hectometerpaaltje 121,1 rechts (reistijd tot de plaats van het misdrijf: negen minuten).
Het hof is van oordeel dat deze ANPR-registraties sterk duiden op een reisbeweging in de richting van de plaats van het misdrijf, waarbij het hof aan Google Maps heeft ontleend dat Tiel aan de A15 ligt, in het verlengde van de rijrichting van de auto van [verdachte] op 28 oktober 2020 om 00.10 uur. Verder is het hof van oordeel dat deze ANPR-registraties ook wat het betreft het tijdverband met de aanslag goed passen bij het scenario waarin [verdachte] en [medeverdachte 3] op 28 oktober 2020 om 00.10 uur (onderweg waren naar en) op ongeveer negen minuten verwijderd waren van de plaats van het misdrijf en [medeverdachte 3] omstreeks 00.30 uur de ontploffing teweeg heeft gebracht.
‒ Wat betreft het gebruikte explosief: op de plaats van het misdrijf is een label aangetroffen met daarop de tekst ‘SHELL DANGEROUS EXPLOSIVE’.
Tussenconclusies
Het hof verbindt aan het voorgaande de conclusie dat [medeverdachte 3] en [verdachte] betrokken waren bij de uitvoering van deze ontploffing op het adres [adres 6] in Tiel en dat door deze ontploffing gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt.
Met het openbaar ministerie acht het hof niet bewezen dat door de ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is geweest.
4 november 2020: aanslag in Vlijmen, [adres 5] (05/780019-21, feit 4)
Aangever [slachtoffer 10] woonde op het adres [adres 5] in Vlijmen en was op 4 november 2020 thuis, samen met zijn vrouw. Omstreeks 23.10 uur hoorde de aangever een harde knal. Het glas van de voordeur was kapot. Het glas lag zowel buiten als binnen in de woning. [52] De politie heeft op 5 november 2020 omstreeks 00.30 uur ter plaatse forensisch onderzoek verricht. In de bosschages rechts bij de voordeur van de woning werd een krater aangetroffen. De verbalisanten hebben mede uit de omstandigheid dat het glas van de voordeur in de woning was geslagen afgeleid dat het een reële situatie was dat het explosief naar binnen zou slaan. Dat had letsel kunnen veroorzaken bij de bewoners als zij zich op dat moment in de hal bevonden. [53]
Het adres van de woning waar de aanslag is gepleegd, komt voor op de eerder genoemde personeelslijst van [fruitbedrijf] die in het onderzoek Maldiven in het dossier heeft gezeten. [54]
Uitvoerders ( [medeverdachte 3] en [verdachte] )
[verdachte] heeft verklaard dat hijzelf en ‘ [bijnaam 1] ’ (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3] ) bij deze aanslag betrokken zijn geweest. [verdachte] heeft gereden en [medeverdachte 3] heeft de shell aangestoken. Het betrof een ‘shell 3’ (het hof begrijpt: een shell van drie inch), die [medeverdachte 3] nog bij zich had van Hedel waar ze toen niets hadden gedaan. [55]
Deze verklaring van [verdachte] vindt naar het oordeel van het hof steun in de volgende onderzoeksresultaten.
‒ [medeverdachte 3] maakte gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 14] ( [telefoonnummer 14] ) [56] en woonde in Bussum. [57] De telefoon van [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 14] ) straalde op 4 november 2020 om 21.14 uur een zendmast aan in Bussum. Diezelfde dag om 22.34 en 23.20 uur straalde die telefoon de zendmast aan bij het adres [adres] in Bruchem. De reistijd tussen die zendmast en de plaats van het misdrijf is ongeveer twaalf minuten. [58] Uit de kaart op pagina 967 van procesdossier Panter 1, waarop de locatie van de zendmast is weergegeven, en uit informatie ontleend aan Google Maps leidt het hof af dat die zendmast naast de A2 staat. Naar het oordeel van het hof passen de locatiegegevens van (de telefoon van) [medeverdachte 3] bij het scenario waarin (1) [verdachte] en [medeverdachte 3] op 4 november 2020 vanuit de woonomgeving van [medeverdachte 3] (Bussum) over de A2 naar de plaats van het misdrijf zijn gereden, waarbij zij omstreeks 22.34 uur de zendmast in Bruchem passeerden, en (2) [medeverdachte 3] omstreeks 23.10 uur de ontploffing teweegbracht en (3) [verdachte] en [medeverdachte 3] direct daarna zijn weggereden in de richting van Bussum, waarbij zij over de A2 reden en om 23.20 uur opnieuw die zendmast in Bruchem passeerden.
‒ [verdachte] en [medeverdachte 3] zijn op 3 november 2020 omstreeks 00.28 uur door de politie gecontroleerd terwijl zij in het voertuig zaten met het kenteken [kenteken 6] . Die controle vond plaats in Hedel. [59] [verdachte] heeft daarover verklaard dat zij toen een shell van drie inch bij zich hadden met de bedoeling om die te laten afgaan bij de voordeur van een bepaalde woning. [verdachte] en [medeverdachte 3] waren bij de woning wezen kijken en besloten daar geen aanslag te plegen, omdat ze het daar te druk vonden. [60]
Tussenconclusies
Het hof verbindt aan het voorgaande de conclusie dat [medeverdachte 3] en [verdachte] betrokken waren bij de uitvoering van deze ontploffing bij de woning op het adres [adres 5] in Vlijmen. Verder stelt het hof vast dat de gebruikte mortierbom/shell van drie inch tot ontploffing is gekomen bij de voordeur van die woning, wat het hof afleidt uit het kapotgaan van het glas in de voordeur en de krater in de bosschages bij de voordeur.
Naar het oordeel van het hof is door de ontploffing gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt.
Tevens is het hof van oordeel dat door de ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is geweest voor de personen die tijdens de ontploffing in die woning aanwezig waren. Ter onderbouwing van dit oordeel overweegt het hof het volgende. De uitvoerders van de aanslag hebben bij de voordeur van een woning een mortierbom van drie inch tot ontploffing gebracht. Die mortierbom was kennelijk krachtig genoeg om het glas in de voordeur te doen breken en naar binnen te laten slaan. Tijdens de ontploffing waren in de woning mensen aanwezig. Naar het oordeel van het hof was het in de gegeven omstandigheden een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat de ontploffing zou plaatsvinden terwijl een van de bewoners zich nabij de voordeur zou bevinden of dat door de ontploffing in de woning brand zou zijn ontstaan. Hierbij heeft het hof in aanmerking genomen dat een ontploffing van een mortierbom in het algemeen tot gevolg heeft dat brandende delen worden weggeslingerd en dat het een reële mogelijkheid was dat brandende delen door het breken van de ruit in de woning terecht zouden komen. Dat wordt ondersteund door de hierboven genoemde bevindingen van de politie ter plaatse dat er een reële mogelijkheid was dat het explosief in de woning zou slaan. Het hof verbindt aan het voorgaande de conclusie dat het ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was dat door die ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten zou zijn.
2.3.4.6.
Eindconclusie ten aanzien van de vijf woningaanslagen
Medeplegen vijf woningaanslagen
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. [61]
Ook wanneer het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
In onderzoek Navigator heeft het hof onder 3.2 geoordeeld dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan de aanslag op de [adres 8] in Zaandam. Dat is de eerste aanslag waar [verdachte] bij betrokken is geweest. Niet zonder meer onaannemelijk is dat [verdachte] vooraf niet wist dat een VBC bij een voordeur tot ontploffing zou worden gebracht en dat zijn rol niet verder ging dan het besturen van de auto en het op de uitkijk staan. [verdachte] was in dat geval niet vooraf betrokken bij afspraken over de uitvoering of de rolverdeling.
Anders is het als het gaat om de vijf woningaanslagen die volgen. [verdachte] gaat nog geen twee weken later in op het verzoek van medeverdachte [medeverdachte 3] om hem en [naam 3] te rijden naar [straat] in Tiel. Drie dagen later is [verdachte] betrokken bij de aanslag in Breda. Hij heeft gezien dat er een shell aan [medeverdachte 3] is gegeven en is daarna met [medeverdachte 3] naar Breda gereden. Bij de derde aanslag stond [verdachte] op de uitkijk. De vierde aanslag was aan de [straat 4] in Tiel. [verdachte] wist dat daar een werknemer van [fruitbedrijf] woonde, hij heeft gereden en [medeverdachte 3] heeft de shell aangestoken. Bij de laatste aanslag reed [verdachte] opnieuw en werd opnieuw door [medeverdachte 3] de shell aangestoken.
Het hof is van oordeel dat hieruit blijkt dat bij de aanslagen zoals die zijn gepleegd (ver van de woning van verdachte, in de nachtelijke uren, met gebruikmaking van mortierbommen en in een samenstelling die in de kern bestond uit minimaal twee dezelfde personen met soms een derde persoon erbij) sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij sprake is van een gezamenlijke uitvoering. Het ging om een gezamenlijke organisatie die ook een bepaalde duurzaamheid verkreeg, waarbij een en ander werd gepland en met elkaar werd afgestemd. [verdachte] wist dat het om vuurwerkbommen ging die af zouden gaan, alsmede dat de shells steeds groter in omvang werden. Bij deze aanslagen wist hij van tevoren wat de bedoeling was en was hij erbij als de opdrachten werden gegeven. Ook heeft hij voor een aantal aanslagen een beloning gekregen voor zijn bijdrage. Bovendien is sprake geweest van een gezamenlijke voorverkenning en werden afspraken gemaakt over hoe de aanslag het best kan worden gepleegd. [verdachte] reed zijn medeverdachten van en naar de aanslagen en parkeerde telkens zijn auto op een strategische plek, zodat alle betrokkenen zo snel mogelijk weg konden komen. Verdachte is daarmee telkens een onmisbare schakel bij de ten laste gelegde feiten geweest.
Die bijdrage van verdachte is telkens van zodanig gewicht geweest - en nam bovendien in gewicht toe door aanslagen te blijven plegen - dat naar het oordeel van het hof kan worden vastgesteld dat [verdachte] als medepleger verantwoordelijk is voor de vijf woningaanslagen.

3.Bewezenverklaring

Door de hiervoor genoemde wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05/780019-21 onder 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair en 6 primair en in de zaak met parketnummer 05/780000-22 onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 05/780019-21:
2. primair
hij
in of omstreeks de nacht van 10op 11 oktober 2020 te Rosmalen tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,opzettelijk een ontploffing teweeg heeft
/hebbengebracht
in/bij
(de directe nabijheid van)een woning ( [adres 1] ) door
‒ naar die woning (waar [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] op dat moment
lagen te slapen/verbleven) te rijden
/gaanen
/of
‒ een
of meermortierbom
(men)/shell
(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)te plaatsen bij
(de voordeur van
)die woning en
/of vervolgens
‒ de lont
(en)van die
/datmortierbom
(men)/shell
(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)aan te steken
, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen)waarbij
dat/die mortierbom
(men)/shell
(s)/explosieve stof(fen)nabij die woning tot ontploffing is
/zijngekomen,
ten gevolge waarvan
onder meer een of meerra
(a)m
(en
)en
/ofeendeur
(en)van die woning zijn vernield en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en
/oflevensgevaar voor de aanwezige bewoners van die woning, te weten [slachtoffer 8] en
/of[slachtoffer 9] ,
in elk geval levensgevaar voor een ander of anderenen/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 8] en
/ofdie [slachtoffer 9]
, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was;
3. primair
hij
in of omstreeks de nacht van 4op 5 oktober 2020 te Tiel
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,opzettelijk een ontploffing teweeg heeft
/hebbengebracht
in/bij
(de directe nabijheid van)een woning (rijtjeswoning, perceel [adres 4] ) door naar die woning
(waar op dat moment de bewoner [slachtoffer 3] lag te slapen/verbleef)te
rijden/gaan en
/ofeen
of meermortierbom
(men)/shell
(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)te plaatsen
op/aan/bij een auto (kenteken [kenteken 5] ), die op de oprit van die woning
, althans in de directe nabijheid van die woningstond geparkeerd, en
/of vervolgensde lont
(en)van die
/datmortierbom
(men)/shell
(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)aan te steken
, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen),waarbij
dat/die mortierbom
(men)/shell
(s)/explosieve stof(fen)nabij die woning tot ontploffing is
/zijngekomen, ten gevolge waarvan die auto
is vernielden
/ofeen (schuur)deur beschadigd
iszijngeraakt en
daarvangemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of levensgevaar voor de aanwezige bewoner van die woning, te weten
[slachtoffer 3] en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 3] , en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was;
4. primair
hij op
of omstreeks4 november 2020 te Vlijmen,
gemeente Heusden,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft
/hebbengebracht
in/bij
(de directe nabijheid van)een woning (perceel [adres 5] ) door
naar die woning (waar op dat moment de bewoners [slachtoffer 10] en
/ofdiens vrouw
en/of diens kinderenverbleven
/verbleef) te rijden/
gaanen
/of
een
of meermortierbom
(men)/shell
(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)te plaatsen
op/aan/bij de voordeur van die woning en
/of
vervolgensde lont
(en)van die
/datmortierbom
(men)/shell
(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)aan te steken,
althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen),waarbij
dat/die mortierbom
(men)/shell
(s)/explosieve stof(fen)nabij die woning tot ontploffing is
/zijngekomen,
ten gevolge waarvan de voordeur van die woning
is vernield en/ofbeschadigd is geraakt
en/of rookontwikkeling ontstonden/of daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en
/oflevensgevaar voor die aanwezige bewoner
(s
)van die woning
en/of levensgevaar voor een ander of anderenen/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die bewoner
(s
) en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was;
5. primair
hij
in of omstreeks de nacht van 27op 28 oktober 2020 te Tiel
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft
/hebbengebracht
in/bij
(de directe nabijheid van)een woning (perceel [adres 6] ) door
naar die woning
(waar op dat moment de bewoners [benadeelde partij 2] en haar zoontje sliep(en)/verbleven)te
rijden/gaan en
/of
een
of meermortierbom
(men)/shell
(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)te plaatsen onder/op/aan een auto (van die [benadeelde partij 2] ) die
bijop de oprit vandie woning stond geparkeerd en
/of
vervolgensde lont
(en)van die
/datmortierbom
(men)/shell
(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)aan te steken,
althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen),waarbij
dat/die mortierbom
(men)/shell
(s)/explosieve stof(fen)nabij die woning tot ontploffing is
/zijngekomen,
ten gevolge waarvan
de voordeur van die woning is vernield en/of beschadigd is geraakt en/of rookontwikkeling ontstond en/of daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk gevalgemeen gevaar voor goederen
en/of levensgevaar voor die [benadeelde partij 2] en/of haar zoontje en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [benadeelde partij 2] en/of haar zoontje en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was;
6. primair
hij
in of omstreeks de nacht van 7op 8 oktober 2020 te Breda
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft
/hebbengebracht
in/bij
(de directe nabijheid van)een woning (perceel [adres 7] ) door
naar die woning
(waar op dat moment de bewoners [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of de moeder van die [slachtoffer 5] sliepen/verbleven)te
rijden/gaan en
/of
een
of meermortierbom
(men)/shell
(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)te plaatsen in de brandgang
en/of in/nabij de achtertuin van die woning en
/of vervolgens
de lont
(en)van die
/datmortierbom
(men)/shell
(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)aan te steken,
althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen),waarbij
dat/die mortierbom
(men)/shell
(s)/explosieve stof(fen)nabij die woning tot ontploffing is
/zijngekomen,
ten gevolge waarvan
die achtertuin (deels) is vernield en/of beschadigd is geraakt en/of rookontwikkeling ontstond en/of daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk gevalgemeen gevaar voor goederen
en/of levensgevaar voor die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was;
Zaak met parketnummer 05/780000-22 (gevoegd):
2. subsidiair
een persoon op
of omstreeks22 september 2020 te Zaandam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft
/hebbengebracht
en/of opzettelijk brand heeft/hebben gestichtin
/bij (de directe nabijheid van
)een woning ( [adres 8] ) door
naar die woning te
rijden/gaan en
/of
een zogenaamde Vuurwerk Brandstof Combinatie (VBC) (te weten een met motorbenzine gevuld
(e
)jerrycan
/voorwerpmet daaraan bevestigd een
of meermortierbom
(men)/shell
s, althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)) te gooien naar en/ofte plaatsen bij
(de voordeur van
)die woning, en
/of
(vervolgens)opzettelijk
(open
)vuur in aanraking te brengen met
(een)zwaar brandbare
en/of explosieve stof
(fen
), waarbij voornoemde VBC
althans die stof(fen)nabij die woning tot ontploffing is
/zijngekomen
en/of vervolgens brand is ontstaan,
ten gevolge waarvan onder meer de voordeur en/of een
of meerra
(a
)m
(en) en/of deur(en)van die woning en
/ofomringende woning
(en
)zijn vernield en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of levensgevaar voor de aanwezige bewoonster van die woning, te weten [benadeelde partij 1] , in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [benadeelde partij 1] , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was,
tot en/ofbij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte toen aldaar
opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijkbehulpzaam is geweest door opzettelijk
‒ die persoon
en/of diens mededader(s)met een door hem, verdachte, bestuurde auto naar de plaats van het misdrijf te rijden en
/of
‒ op de uitkijk
te gaan en/ofte blijven staan teneinde die persoon
en/of diens mededader(s)bij mogelijk gevaar of onraad te waarschuwen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

4.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 05/780019-21 onder 2 primair en 4 primair bewezenverklaarde levert telkens op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Het in de zaak met parketnummer 05/780019-21 onder 3 primair, 5 primair en 6 primair bewezenverklaarde levert telkens op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het in de zaak met parketnummer 05/780000-22 onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

5.Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

6.Oplegging van straf

Straf opgelegd door de rechtbank
De rechtbank Gelderland heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaten-generaal hebben gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
Namens verdachte is verzocht om bij het bepalen van de op te leggen straf onder meer rekening te houden met het volgende. Verdachte is openheid van zaken gaan geven, heeft feiten bekend die op dat moment niet bewijsbaar waren en heeft verklaringen afgelegd over medeverdachten. Die procespositie en proceshouding zijn van groot belang gebleken en dienen wat de verdediging betreft in sterke mate mee te worden gewogen. Te meer, omdat dit voor een inmiddels jarenlang aanwezige ernstige dreiging heeft gezorgd aan het adres van [verdachte] en het gezin waar hij deel van uitmaakt (welke dreiging nog steeds aanwezig is). Daarnaast dienen de omstandigheden dat [verdachte] ernstig belemmerd is in zijn bewegingsvrijheid, ook voorafgaand aan de plaatsing in een penitentiaire inrichting, de zware detentieomstandigheden en het ontbreken van mogelijkheden met betrekking tot fasering en verloven, in strafmatigende zin te worden meegewogen. Tevens is door de verdediging bepleit dat de vormverzuimen die hebben plaatsgevonden in grote mate verdisconteerd dienen te worden bij de beoordeling van welke straf passend is. Ook is sprake van een schending van de redelijke termijn, waar het hof rekening mee dient te houden in het kader van de strafmaat. Concluderend verzoekt de verdediging om aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar op te leggen.
Oordeel van het hof
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de gepleegde misdrijven en de omstandigheden waaronder die misdrijven zijn begaan. Verder heeft het hof onder meer gelet op de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
Ernst van de feiten
Verdachte is betrokken geweest bij meerdere aanslagen op woningen met zware vuurwerkbommen. Bij de eerste aanslag waar verdachte bij betrokken raakte, was hij medeplichtig. Hij wist toen naar eigen zeggen nog niet precies wat er zou gaan gebeuren. Al snel werd hem duidelijk dat er met zwaar vuurwerk naar een woning was gegooid, naar later bleek vanwege een ruzie tussen twee vloggers. Met deze wetenschap heeft verdachte zich korte tijd later niettemin ingelaten met nieuwe, soortgelijke aanslagen, maar dan op (voormalige) medewerkers van [fruitbedrijf] . Ditmaal was hij medepleger. Hoewel de achtergrond van deze aanslagen verdachte aanvankelijk niet bekend was, werd hem dit gaandeweg wel bekend. Toch ging hij door met het medeplegen van aanslagen. Verdachte toonde kennelijk geen enkele vorm van empathie voor de onschuldige slachtoffers van de mede door hem gepleegde feiten. Ook heeft hij zich niet laten afschrikken door de potentieel zeer ernstige gevolgen van de aanslagen, waaronder zelfs het niet ondenkbare scenario dat onschuldige personen hierdoor zouden komen te overlijden. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten, die bovendien zijn gepleegd tegen een achtergrond van zeer zware en ontwrichtende criminaliteit. Verdachte heeft door bij deze aanslagen betrokken te zijn geweest een belangrijke bijdrage geleverd aan de aanhoudende afpersing van [fruitbedrijf] . De aanslagen waren gericht tegen volkomen onschuldige (voormalige) medewerkers van een fruitbedrijf. Vele gezinnen hebben mede door het handelen van verdachte in doodsangst geleefd, omdat zij op ieder willekeurig moment slachtoffer zouden kunnen worden van een zeer heftige aanslag. Die angsten speelden niet alleen voor de bewoners van de woningen waar aanslagen op zijn gepleegd, maar voor iedereen wiens adres op de bewuste werknemerslijst stond of zelfs maar in de buurt woonde van een dergelijk adres. De gehele Bommelerwaard leefde jaren in angst voor aanslagen. Verdachte heeft aan dit gevoel van onveiligheid bijgedragen.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft het hof gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 april 2024. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld zodat dat niet strafverzwarend werkt.
Het hof heeft tevens kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 23 mei 2024. Daaruit blijkt dat verdachte op zowel gedragsmatig als emotioneel vlak volwassener is geworden en een stabieler leven nastreeft. In de Penitentiaire Inrichting heeft hij zijn opleidingstraject voortgezet en nagedacht over zijn toekomst. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. Verdachte wordt om veiligheidsredenen beperkt in zijn vrijheden.
Vormverzuim
Door de verdediging is aangevoerd dat sprake is geweest van vormverzuimen als bedoeld in artikel 359a Sv die moeten leiden tot strafvermindering. Het hof overweegt in dit kader het navolgende.
Op 29 december 2020 is tijdens het opsporingsonderzoek gebruikgemaakt van een werken onder dekmantel (WOD)-actie tegen verdachte. Opsporingsambtenaren zijn met verdachte in contact getreden zonder dat zij zich als zodanig hebben bekendgemaakt. Het betrof een actie waarbij de opsporingsambtenaren zich voordeden als personen die duidelijkheid wilden verkrijgen over wie achter gepleegde aanslagen op (ex)medewerkers van [fruitbedrijf] (hierna: [fruitbedrijf] ) zaten. Tijdens deze inzet heeft verdachte zaken verteld over de betrokkenheid van zichzelf, maar ook over de betrokkenheid van anderen bij die aanslagen. Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte feitelijk in een zodanige situatie is gebracht dat een verklaring van hem werd verkregen die in strijd is met zijn verklaringsvrijheid.
Wettelijk kader
De toegepaste WOD-actie is gegrond op artikel 126j, eerste lid, Sv waarin de bevoegdheid is geregeld die wordt aangeduid als stelselmatige inwinning (SI) van informatie. Het artikel bepaalt dat de officier van justitie bevoegd is te bevelen dat een opsporingsambtenaar in het belang van het onderzoek stelselmatig informatie inwint over de verdachte, zonder dat kenbaar is dat hij optreedt als opsporingsambtenaar. Uit de wetsgeschiedenis blijkt verder dat het inzetten van een SI-traject zijn rechtvaardiging vindt in het grote maatschappelijke belang dat is gediend bij de opsporing van misdrijven die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde, hetzij door hun gewelddadige karakter, hetzij door hun grote omvang en gevolgen voor de samenleving, en waar regulier openlijk onderzoek onvoldoende resultaat heeft of belooft te hebben.
Toetsingskader
Voor de beoordeling van het verloop van de WOD-actie zoekt het hof – met inachtneming van hetgeen hieronder nader wordt overwogen – aansluiting bij hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen over de Mr. Big-methode in 2019:1982 [62] en 1983 [63] , waarbij het gaat om “gevallen (...) die hierdoor worden gekenmerkt dat door een of meer opsporingsambtenaren, zonder dat kenbaar is dat zij als zodanig optreden, binnen het verband van een gefingeerde criminele organisatie het vertrouwen van een niet-gedetineerde verdachte wordt gewonnen, waarna hem in het kader van die organisatie voordelen in het vooruitzicht worden gesteld als hij een (bekennende) verklaring aflegt omtrent zijn betrokkenheid bij een bepaald strafbaar feit”.
Overwegingen van het hof
In de onderhavige zaak is het hof van oordeel dat van het toepassen van de Mr. Big-methode zelf geen sprake is geweest. Het contact met [verdachte] is, anders dan bij toepassing van de Mr. Big-methode waarbij over een langere periode van enkele weken of maanden steeds intensiever contact wordt opgebouwd om vertrouwen te winnen, beperkt gebleven tot één relatief kort contactmoment overdag. Voorts had de WOD-actie op [verdachte] niet tot doel hem te verlokken een strafbaar feit te bekennen. Het doel was om relevante informatie te verzamelen over de identiteit van de opdrachtgevers van de aanslagen op (ex)medewerkers van [fruitbedrijf] . Dat één van de undercoveragenten daarbij heeft gezegd dat hij wist wie [verdachte] was en dat hij uit de bajes had gehoord dat hij mogelijk betrokken was bij het gedoe met de aanslagen, maakt dit nog niet anders.
Het voorgaande neemt niet weg dat de toepassing van een WOD-traject in het algemeen het gevaar meebrengt dat een verdachte feitelijk in een verhoorsituatie terechtkomt, waarbij de waarborgen van een formeel politieverhoor ontbreken en verklaringen worden verkregen die in strijd met de verklaringsvrijheid van die verdachte zijn afgelegd. Het hof zal de vraag naar de toelaatbaarheid van de inzet van de WOD-actie en de vraag of de verklaringsvrijheid van [verdachte] is geschonden dan ook beoordelen langs de lijn van het door de Hoge Raad in 2019:1982 ontwikkelde toetsingskader.
Een WOD-inzet dient allereerst aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit te voldoen, waarbij als uitgangspunt moet worden genomen dat de bijzondere ernst van het misdrijf de WOD-actie rechtvaardigt en dat andere wijzen van opsporing niet (meer) voorhanden zijn. De rechter kan vervolgens voor de vraag komen te staan of de informatie van de verdachte niet in strijd met de verklaringsvrijheid is verkregen. Daarbij kan acht worden geslagen op het feitelijke optreden van de opsporingsambtenaren jegens de verdachte en op de wettelijke grondslag van het optreden. Het is daarom nodig dat inzicht kan worden verkregen in het concrete verloop van de uitvoering van de WOD-actie en op de interactie van de opsporingsambtenaren met de verdachte. Dit kan door een voldoende nauwkeurige verslaglegging, welke verslaglegging inzicht moet geven in het verloop en de uitvoering van de gehele periode en met name een voldoende nauwkeurige weergave van de communicatie met de verdachte moet bevatten. Voor zover mogelijk zou de communicatie in het kader van de opsporing auditief of audiovisueel geregistreerd moeten worden.
Proportionaliteit en subsidiariteit
Het hof is van oordeel dat de WOD-inzet in deze zaak voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dat sprake is geweest van een stelsel van gewelddadige feiten en van grote maatschappelijke impact staat buiten kijf. Blijkens het proces-verbaal aanvraag bevel stelselmatige informatie-inwinning waren op de verdachten in het onderzoek reeds diverse bijzondere opsporingsmiddelen langdurig ingezet, zoals het afluisteren van telefoongesprekken en vertrouwelijke communicatie. Geen van deze ingezette middelen had tot op dat moment geleid tot meer informatie over de opdrachtgever(s) van de aanslagen. De op dat moment reeds aangehouden verdachten (vermeende uitvoerders) beriepen zich allemaal op hun zwijgrecht. Het ging om zeer ernstige strafbare feiten, namelijk een reeks aanslagen met mortierbommen (shells) op de woningen van (ex)werknemers van [fruitbedrijf] , gepleegd in de nachtelijke uren terwijl de bewoners veelal in de woning lagen te slapen. Ondanks dat een aantal verdachten in voorlopige hechtenis zat, bleven de aanslagen doorgaan en werd aangekondigd dat de aanslagen in ernst zouden toenemen. Dat gebeurde ook daadwerkelijk, zoals al blijkt uit de aanslag in Hedel op 25 november 2020 waar een woning volledig afbrandde en de bewoners ternauwernood nog uit de woning konden komen. Na deze aanslag heeft de politie in december 2020 nog twee aanslagen in Hilversum verijdeld. Naar het oordeel van het hof rechtvaardigt de bijzondere ernst van de aanhoudende en steeds gewelddadigere aanslagen de toepassing van de betreffende opsporingsbevoegdheid, mede gezien de omstandigheid dat andere wijzen van opsporing redelijkerwijs niet meer voorhanden waren.
De verklaringsvrijheid
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verklaring van [verdachte] niet in strijd met de verklaringsvrijheid is verkregen. Daarbij wordt vooropgesteld dat voor de beantwoording van deze vraag van belang is of het hof inzicht heeft gekregen in het concrete verloop van de uitvoering van de opsporingsmethode en de interactie met [verdachte] die daarbij heeft plaatsgevonden. Zoals hiervoor is vermeld is daarvoor een voldoende nauwkeurige verslaglegging van belang. De verslaglegging dient een voldoende nauwkeurige weergave van de communicatie met [verdachte] te omvatten. Naast verslaglegging door middel van verbalisering ligt bij een WOD-traject in de rede dat, voor zover dat bij de uitvoering van het opsporingstraject mogelijk is, communicatie auditief of audiovisueel wordt geregistreerd.
Het hof stelt vast dat de communicatie tijdens de WOD-actie niet auditief of audiovisueel is geregistreerd. Zoals ook is aangevoerd door de verdediging, valt voor het hof niet goed in te zien waarom dit niet is gebeurd. Die vorm van registratie maakt namelijk de controle op de inzet van het bijzondere en vergaande opsporingsmiddel veel beter mogelijk. Het hof is zich ervan bewust dat een auditieve of audiovisuele registratie van de communicatie tussen de betrokken opsporingsambtenaren en verdachte geen vereiste is om tot de rechtmatigheid van een dergelijk traject te kunnen concluderen, maar ziet zich dan wel voor de vraag gesteld of op een andere wijze voldoende kan worden vastgesteld hoe de WOD-actie is uitgevoerd.
In het dossier zitten verschillende processen-verbaal die in het kader van de WOD-actie zijn opgesteld. Het gaat om op ambtseed respectievelijk ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van de bij de WOD-actie van 29 december 2020 betrokken opsporingsambtenaren en de verklaringen die zij als getuigen bij de rechter-commissaris en later bij de raadsheer-commissaris over deze inzet hebben afgelegd, als ook om de verklaringen die door [verdachte] zijn afgelegd. Deze verklaringen, ook die van de WOD-ers onderling, verschillen inhoudelijk echter over de wijze waarop de WOD-actie is uitgevoerd, de mate van druk die op [verdachte] is uitgeoefend en over hetgeen tijdens deze actie is besproken.
In het licht van deze omstandigheden is het hof van oordeel dat in dit geval onvoldoende controleerbaar is of [verdachte] in zijn verklaringsvrijheid is aangetast, volgens het door de Hoge Raad ontwikkelde toetsingskader (waarbij onder meer van belang is hoe het verloop van het opsporingstraject is gegaan en wat de mate van druk is geweest die in het traject op een verdachte is uitgeoefend). Door het ontbreken van een auditieve of audiovisuele opname in combinatie met het feit dat er aanwijzingen zijn dat de verslaglegging van de busverklaring ook niet zonder meer toereikend is geweest, is het voor het hof onvoldoende controleerbaar hoe die verklaring van [verdachte] tot stand is gekomen en welke precieze mate van druk op hem is uitgeoefend. Daarmee heeft het hof onvoldoende inzicht gekregen in de uitvoering van de WOD-actie. Het hof acht in dit verband dan ook sprake van een vormverzuim.
Het hof ziet zich derhalve voor de vraag gesteld of en zo ja, welk gevolg aan dit onherstelbare vormverzuim dient te worden verbonden. Gelet op het belang van het geschonden voorschrift (het moet voldoende toetsbaar zijn op welke wijze een WOD-actie als de onderhavige heeft plaatsgevonden), de ernst van het verzuim (controle van de wijze van uitvoering van de actie is thans niet goed mogelijk), alsmede het nadeel dat [verdachte] daarvan heeft gehad (zijn stelling dat hij wel degelijk onder druk is gezet is niet toetsbaar) is het hof van oordeel dat niet volstaan kan worden met de vaststelling dat sprake is geweest van een vormverzuim zonder daaraan een rechtsgevolg te verbinden. Het hof is van oordeel dat in dit geval aanleiding bestaat voor compensatie door middel van strafvermindering zoals hierna zal worden vermeld.
Daarnaast is verdachte op 5 en 7 januari 2021 ten onrechte
als getuigeverhoord, terwijl hij op 29 december 2020 (tijdens de WOD-actie) zijn betrokkenheid bij meerdere aanslagen heeft erkend. Met de genoemde erkenning was in ieder geval vanaf dat moment sprake van een redelijk vermoeden van schuld. Dat maakt dat hij vanaf dat moment als verdachte had moeten worden verhoord en op zijn rechten als verdachte (cautie en recht op consultatie van een advocaat voorafgaand aan en tijdens het verhoor) had moeten worden gewezen. Nu dat niet is gebeurd, levert dat eveneens een vormverzuim op als bedoeld in 359a Sv. Hoewel het hof ook hierbij acht slaat op het belang van het geschonden voorschrift (een verdachte dient voorafgaand aan een verhoor als verdachte op zijn rechten te worden gewezen) en de ernst van het geschonden voorschrift (verdachte is niet op die rechten gewezen), stelt het hof ook vast dat verdachte door dit verzuim niet is benadeeld. Ook door de verdediging is in dit verband geen specifiek nadeel van het verzuim naar voren is gebracht. Daarnaast geldt dat verdachte, ná de verhoren waarin hij ten onrechte als getuige en niet als verdachte is aangemerkt, wel is verhoord als verdachte, met bijstand van zijn raadsman en na het geven van de cautie, en hij toen in grote lijnen bij zijn eerdere verklaringen is gebleven. Het hof zal aan dit vormverzuim dan ook geen rechtsgevolgen verbinden.
Geen overschrijding van de redelijke termijn
Het hof heeft beoordeeld of de strafzaak tegen verdachte is behandeld binnen een redelijke termijn in de zin van artikel 6 van het (Europees) Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het hof beantwoordt die vraag bevestigend en onderbouwt dit oordeel als volgt.
Het hof stelt voorop dat het antwoord op de vraag welke behandelduur redelijk is, onder meer afhankelijk is van de ingewikkeldheid van de zaak (bijvoorbeeld het gegeven dat de zaak gelijktijdig wordt behandeld met strafzaken tegen medeverdachten of met andere strafzaken tegen verdachte), de invloed van verdachte op het procesverloop en op de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Daarbij is het uitgangspunt dat een strafzaak tegen een verdachte in voorlopige hechtenis binnen zestien maanden wordt afgedaan, maar bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat daarvan wordt afgeweken.
‒ Eerste aanleg
De redelijke termijn is aangevangen op 23 februari 2021, door de inverzekeringstelling van verdachte. De behandeling van de zaak in eerste aanleg is afgerond op 7 april 2022, zijnde de datum waarop de rechtbank het vonnis waarvan beroep wees. Hieruit blijkt dat de behandeling van de zaak in eerste aanleg niet langer heeft geduurd dan zestien maanden.
‒ Hoger beroep
In hoger beroep is de redelijke termijn aangevangen op 19 april 2022, door het instellen van hoger beroep door verdachte. Dit arrest wordt gewezen op 4 april 2025, wat meebrengt dat de behandeling van de zaak in hoger beroep bijna 3 jaar heeft geduurd. Naar het oordeel van het hof is dit niet onredelijk lang, als in aanmerking wordt genomen dat de strafzaak tegen verdachte in hoger beroep deel uitmaakt van een cluster van twaalf strafzaken en dat voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de zaak een regiefase heeft plaatsgevonden waarin op verschillende momenten nader onderzoek is verricht.
De strafoplegging
Het hof is van oordeel dat aan verdachte een straf dient te worden opgelegd. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een groot aantal aanslagen met grote gevolgen voor de slachtoffers. Het hof weegt mee het aandeel en de rol van verdachte bij de bewezen verklaarde feiten. Anders dan de advocaten-generaal ziet het hof geen aanleiding om een deels voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen. Het recidiverisico wordt immers als laag ingeschat.
Alles overziend, acht het hof in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, passend en geboden. Het hof heeft bij het bepalen van deze straf in grote mate rekening gehouden met (1) het gegeven dat verdachte het voorwerp is geweest van het zware middel van een WOD-actie, (2) de daaropvolgende proceshouding van verdachte en (3) de gevolgen die een en ander voor verdachte en zijn familie heeft gehad. Het hof onderkent en benadrukt dat deze gevolgen erg heftig zijn en dat de positie van verdachte in deze zaak in verband met deze gevolgen een bijzondere is, maar merkt tegelijkertijd op dat het een inmiddels door verdachte betreurde keuze van hemzelf is geweest om zich met een crimineel netwerk in te laten. Bezien in dit licht, is het hof van oordeel dat de op te leggen straf ook in het geval van verdachte wel uitdrukking moet geven aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten.
Een lagere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar – een strafduur waarin het feit dat verdachte over zichzelf en anderen verklaard heeft en de persoonlijke gevolgen die dit voor hem heeft gehad nadrukkelijk zijn verdisconteerd – doet volgens het hof in beginsel geen recht aan de ernst van de feiten. Zoals hiervoor is besproken is het hof echter van oordeel dat aan de vaststelling van het onherstelbare vormverzuim (zelfstandig) het rechtsgevolg strafvermindering dient te worden verbonden. Gelet hierop zal het hof de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf matigen tot drie jaar en tien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

7.Vorderingen van de benadeelde partijen

7.1.
Vordering [benadeelde partij 1]
Mevrouw [benadeelde partij 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding in verband met het onder parketnummer 05/780000-22
feit 2 subsidiair (Navigator) tenlastegelegde. Zij vordert € 3.309,- aan materiële schade en
€ 10.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente en heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 259,- voor materiële schade en € 7.500,- voor smartengeld. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het standpunt van de advocaten-generaal
De advocaten-generaal hebben zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de rechtbank kan worden bevestigd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft de materiële schade aan het laminaat en de reparatie en het opknappen van de woning onvoldoende zijn onderbouwd. De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard. Verder dient het smartengeld, gelet op bedragen die in soortgelijke gevallen worden toegewezen, te worden gematigd.
Oordeel van het hof
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij mede als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schade aan de hordeur (€ 200,-) en de gietijzeren deurmat (€ 59,-) zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering betreffende de materiële schadeposten tot een hoogte van € 259,- zal worden toegewezen.
De overige materiële schadeposten zijn, gelet op de betwisting door de verdediging, naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd. Niet is duidelijk geworden dat deze kosten een direct gevolg zijn van het bewezen verklaarde feit. Daarom zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Kader toewijzing immateriële schade (smartengeld)
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek geeft drie categorieën waarin een benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen smartengeldvergoeding, namelijk (a) indien verdachte het oogmerk had de schade toe te brengen, (b) indien sprake is van aantasting in de persoon of (c) indien sprake is van aantasting van de nagedachtenis van een overledene. Onder sub b vallen drie verschijningsvormen: (1) lichamelijk letsel, (2) aantasting van eer en goede naam en (3) aantasting in de persoon op andere wijze. Onder aantasting in de persoon op andere wijze valt in ieder geval geestelijk letsel. Degene die zich hierop beroept zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Om van geestelijk letsel te kunnen spreken is niet voldoende dat sprake is van meer of minder sterk psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van een dergelijke aantasting in de persoon op andere wijze sprake is. Ook hier zal degene die zich hierop beroept in beginsel de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De enkele schending van een recht is daartoe niet voldoende.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en hetgeen ter zitting over de vordering is
besproken, stelt het hof vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde
schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door het bewezen verklaarde feit is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast, doordat zij lichamelijk letsel heeft opgelopen en een diepe inbreuk is gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Het moet voor de benadeelde partij erg beangstigend zijn geweest toen er voor de tweede keer in korte tijd een zware ontploffing plaatsvond bij haar woning. De aard en ernst van de normschending brengt, los van de psychische voorgeschiedenis van de benadeelde partij, met zich mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen van dit feit zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Dit is mede aan verdachte toe te rekenen. Het hof houdt rekening met de aard en de ernst van het feit, ook in onderling verband en samenhang bezien met de andere door het hof toegewezen vorderingen in de zaken uit onderzoek Panter. Naar maatstaven van billijkheid zal het hof het smartengeld op een bedrag van € 10.000,- vaststellen.
Verdachte is vanaf 22 september 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
7.2.
Vorderingen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3]
Mevrouw [benadeelde partij 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding in verband met het onder parketnummer 05/780019-21
feit 5 primair (Panter 1) tenlastegelegde. Zij vordert € 7.196,05 aan materiële schade en
€ 7.500,- aan smartengeld. Daarnaast vordert zij namens haar zoon ( [benadeelde partij 3] ) een bedrag van € 5.000,- aan smartengeld en is verzocht het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De vorderingen zijn bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 281,98 voor materiële schade en € 5.000,- (per benadeelde) voor smartengeld. De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De vorderingen worden gezamenlijk besproken, omdat ze nauw met elkaar samenhangen. De benadeelde partijen maken deel uit van hetzelfde huishouden en zij zijn in wezen op dezelfde wijze benadeeld door het incident dat op 28 oktober 2020 bij hun woning heeft plaatsgevonden.
Het standpunt van de advocaten-generaal
De advocaten-generaal hebben zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de rechtbank kan worden bevestigd, met uitzondering van de reiskosten voor een bezoek aan de advocaat. Die kosten moeten worden afgewezen, nu benadeelde zich door een gemachtigde heeft laten vertegenwoordigen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde reiskosten dienen te worden afgewezen. Verder kunnen alleen de kosten ten behoeve van de psycholoog worden toegewezen. Het overige deel aan materiële schade is onvoldoende onderbouwd. Bovendien ontbreekt het rechtstreekse verband tussen het tenlastegelegde en de gevorderde schade. Daarnaast dient het smartengeld, gelet op bedragen die in soortgelijke gevallen worden toegewezen, te worden gematigd.
Oordeel van het hof
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het eigen risico voor de factuur van de psycholoog ter hoogte van € 281,98 is voldoende onderbouwd. Deze komt redelijk voor. Verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot een hoogte van € 281,98 zal worden toegewezen.
De schadeposten met betrekking tot de beveiliging van de woning, de verhuizing, de inrichting van de nieuwe woning en de hogere huur zijn naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd. Van de camera en de rookmelders zijn geen aankoopbewijzen overgelegd. Met betrekking tot de overige schadeposten geldt dat - mede gezien de tijd die tussen de aanslagen en de verhuizing is gelegen - onvoldoende duidelijk is geworden dat deze kosten een direct gevolg zijn van het bewezen verklaarde feit. Daarom zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dat deel van de vordering.
Reiskosten
Mevrouw [benadeelde partij 2] heeft € 45,05 gevorderd voor reiskosten die zijn gemaakt voor twee besprekingen met haar advocaat. Deze reiskosten vormen naar het oordeel van het hof en gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad geen rechtstreekse materiële schade die voor vergoeding in aanmerking komt. De vordering zal daarom in zoverre worden afgewezen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en hetgeen ter zitting over de vorderingen is
besproken, stelt het hof vast dat de benadeelde partijen door het bewezenverklaarde
schade hebben geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door het bewezen verklaarde feit zijn de benadeelden op andere wijze in de persoon aangetast, doordat een diepe inbreuk is gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Het moet voor de benadeelden erg beangstigend zijn geweest toen zij ontdekten dat er nabij hun woning een flinke ontploffing had plaatsgevonden. Dat zij de ontploffing op het moment zelf niet hadden opgemerkt doet daaraan niet af. De benadeelden wisten dat zij op een lijst van werknemers van [fruitbedrijf] stonden. Dat zij hierdoor slachtoffer zouden kunnen worden van een aanslag was hen bekend en heeft voor veel angst gezorgd, zeker toen deze kans werkelijkheid werd. Bovendien bestond geen garantie dat het bij één aanslag zou blijven, hetgeen veel angst, gevoelens van onveiligheid en onzekerheid met zich bracht. De aard en ernst van de normschending brengt met zich mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen van dit feit zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Het hof houdt rekening met de aard en de ernst van het feit, ook in onderling verband en samenhang bezien met de andere door het hof toegewezen vorderingen in de zaken uit onderzoek Panter. Naar maatstaven van billijkheid zal het hof het smartengeld op een bedrag van € 5.000,- per benadeelde vaststellen. Wat betreft het meer of anders verzochte zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten:
  • over de kosten van de psycholoog vanaf 2 juli 2021 (datum laatste behandeling);
  • over het smartengeld vanaf 28 oktober 2020.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 48, 57, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05/780019-21 onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 05/780000-22 onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05/780019-21 onder 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair en 6 primair tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 05/780000-22 onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 05/780019-21 onder 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair en 6 primair bewezenverklaarde en het in de zaak met parketnummer 05/780000-22 onder 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren en
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05/780000-22 onder 2 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.259,00 (tienduizend tweehonderdnegenenvijftig euro) bestaande uit € 259,00 (tweehonderdnegenenvijftig euro) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade,waarvoor verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05/780000-22 onder 2 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.259,00 (tienduizend tweehonderdnegenenvijftig euro) bestaande uit € 259,00 (tweehonderdnegenenvijftig euro) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 86 (zesentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 22 september 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05/780019-21 onder 5 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.281,98 (vijfduizend tweehonderdeenentachtig euro en achtennegentig cent) bestaande uit € 281,98 (tweehonderdeenentachtig euro en achtennegentig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade,waarvoor verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van € 45,05 (vijfenveertig euro en vijf cent) aan materiële schade af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05/780019-21 onder 5 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.281,98 (vijfduizend tweehonderdeenentachtig euro en achtennegentig cent) bestaande uit € 281,98 (tweehonderdeenentachtig euro en achtennegentig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 61 (eenenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
2 juli 2021 en van de immateriële schade op 28 oktober 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05/780019-21 onder 5 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05/780019-21 onder 5 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 60 (zestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op
28 oktober 2020.
Aldus gewezen door
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. J. Corthals, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.C. van den Berg-Veltman en mr. D. van der Geld, griffiers,
en op 4 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Bijlage: de tenlastelegging
In de zaak met parketnummer 05/780019-21:
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- ten laste gelegd dat:
1. primair
hij in of omstreeks de nacht van 10 op 11 oktober 2020 te Rosmalen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
naar de woning van die [slachtoffer 8] ( [adres 1] , waar die [slachtoffer 8] en die [slachtoffer 9] op dat moment lagen te slapen/verbleven) is/zijn gereden/gegaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shells, althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) heeft/hebben geplaatst bij (de voordeur van) die woning en/of
vervolgens de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/shell(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) heeft/hebben aangestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
[medeverdachte 3] in of omstreeks de nacht van 10 op 11 oktober 2020 te Rosmalen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door die [medeverdachte 3] en/of diens mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
naar de woning van die [slachtoffer 8] ( [adres 1] , waar die [slachtoffer 8] en die [slachtoffer 9] op dat moment lagen te slapen/verbleven) is/zijn gereden/gegaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shells, althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) heeft/hebben geplaatst bij (de voordeur van) die woning en/of
vervolgens de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/shell(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) heeft/hebben aangestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte toen aldaar
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk
‒ die [medeverdachte 3] en/of diens mededader(s) met een door hem, verdachte, bestuurde auto naar de plaats van het misdrijf te rijden en/of
‒ op de uitkijk te gaan en/of te blijven staan teneinde die [medeverdachte 3] en/of diens mededader(s) bij mogelijk gevaar of onraad te waarschuwen;
2. primair
hij in of omstreeks de nacht van 10 op 11 oktober 2020 te Rosmalen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht in/bij (de directe nabijheid van) een woning ( [adres 1] ) door
naar die woning (waar [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] op dat moment lagen te slapen/verbleven) te rijden/gaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shell(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) te plaatsen bij (de voordeur van) die woning en/of
vervolgens de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/shell(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan te steken, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen) waarbij dat/die mortierbom(men)/shell(s)/explosieve stof(fen) nabij die woning tot ontploffing is/zijn gekomen,
ten gevolge waarvan onder meer een of meer ra(a)m(en) en/of deur(en) van die woning zijn vernield en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de aanwezige bewoners van die woning, te weten [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] , in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 8] en/of die [slachtoffer 9] , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2. subsidiair
[medeverdachte 3] in of omstreeks de nacht van 10 op 11 oktober 2020 te Rosmalen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht in/bij (de directe nabijheid van) een woning ( [adres 1] ) door
naar die woning (waar [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] op dat moment lagen te slapen/verbleven) te rijden/gaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shell(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) te plaatsen bij (de voordeur van) die woning en/of
vervolgens de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/ shell(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan te steken, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen) waarbij dat/die mortierbom(men)/shell(s)/explosieve stof(fen) nabij die woning tot ontploffing is/zijn gekomen,
ten gevolge waarvan onder meer een of meer ra(a)m(en) en/of deur(en) van die woning zijn vernield en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de aanwezige bewoners van die woning, te weten [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] , in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 8] en/of die [slachtoffer 9] , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte toen aldaar
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk
‒ die [medeverdachte 3] en/of diens mededader(s) met een door hem, verdachte, bestuurde auto naar de plaats van het misdrijf te rijden en/of
‒ op de uitkijk te gaan en/of te blijven staan teneinde die [medeverdachte 3] en/of diens mededader(s) bij mogelijk gevaar of onraad te waarschuwen;
3. primair
hij in of omstreeks de nacht van 4 op 5 oktober 2020 te Tiel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht in/bij (de directe nabijheid van) een woning (rijtjeswoning, perceel [adres 4] ) door
naar die woning (waar op dat moment de bewoner [slachtoffer 3] lag te slapen/verbleef) te rijden/gaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shell(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) te plaatsen op/aan/bij een auto (kenteken [kenteken 5] ), die op de oprit van die woning, althans in de directe nabijheid van die woning stond geparkeerd, en/of
vervolgens de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/shell(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan te steken, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen), waarbij dat/die mortierbom(men)/shell(s)/explosieve stof(fen) nabij die woning tot ontploffing is/zijn gekomen,
ten gevolge waarvan die auto is vernield en/of een (schuur)deur beschadigd is geraakt en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de aanwezige bewoner van die woning, te weten
[slachtoffer 3] en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 3] , en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
3. subsidiair
[medeverdachte 3] in of omstreeks de nacht van 4 op 5 oktober 2020 te Tiel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht in/bij (de directe nabijheid van) een woning (rijtjeswoning, perceel [adres 4] ) door
naar die woning (waar op dat moment de bewoner [slachtoffer 3] lag te slapen/verbleef) te rijden/gaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shell(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) te plaatsen op/aan/bij een auto (kenteken [kenteken 5] ), die op de oprit van die woning, althans in de directe nabijheid van die woning stond geparkeerd, en/of
vervolgens de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/shell(s)/ zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan te steken, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen), waarbij dat/die mortierbom(men)/shell(s)/explosieve stof(fen) nabij die woning tot ontploffing is/zijn gekomen,
ten gevolge waarvan die auto is vernield en/of een (schuur)deur beschadigd is geraakt en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de aanwezige bewoner van die woning, te weten
[slachtoffer 3] en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 3] , en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte toen aldaar
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk
‒ die [medeverdachte 3] en/of diens mededader(s) met een door hem, verdachte, bestuurde auto naar de plaats van het misdrijf te rijden en/of
‒ op de uitkijk te gaan en/of te blijven staan teneinde die [medeverdachte 3] en/of diens mededader(s) bij mogelijk gevaar of onraad te waarschuwen;
4. primair
hij op of omstreeks 4 november 2020 te Vlijmen, gemeente Heusden,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht in/bij (de directe nabijheid van) een woning (perceel [adres 5] ) door
naar die woning (waar op dat moment de bewoners [slachtoffer 10] en/of diens vrouw en/of diens kinderen verbleven/verbleef) te rijden/gaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shell(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) te plaatsen op/aan/bij de voordeur van die woning en/of
vervolgens de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/shell(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan te steken, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen), waarbij dat/die mortierbom(men)/shell(s)/explosieve stof(fen) nabij die woning tot ontploffing is/zijn gekomen,
ten gevolge waarvan de voordeur van die woning is vernield en/of beschadigd is geraakt en/of rookontwikkeling ontstond en/of daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor die aanwezige bewoner(s) van die woning en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die bewoner(s) en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
4. subsidiair
[medeverdachte 3] op of omstreeks 4 november 2020 te Vlijmen, gemeente Heusden,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht in/bij (de directe nabijheid van) een woning (perceel [adres 5] ) door
naar die woning (waar op dat moment de bewoners [slachtoffer 10] en/of diens vrouw en/of diens kinderen verbleven/verbleef) te rijden/gaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shell(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) te plaatsen op/aan/bij de voordeur van die woning en/of
vervolgens de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/shell(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan te steken, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen), waarbij dat/die mortierbom(men)/shell(s)/explosieve stof(fen) nabij die woning tot ontploffing is/zijn gekomen,
ten gevolge waarvan de voordeur van die woning is vernield en/of beschadigd is geraakt en/of rookontwikkeling ontstond en/of daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor die aanwezige bewoner(s) van die woning en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die bewoner(s) en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte toen aldaar
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk
‒ die [medeverdachte 3] en/of diens mededader(s) met een door hem, verdachte, bestuurde auto naar de plaats van het misdrijf te rijden en/of
‒ op de uitkijk te gaan en/of te blijven staan teneinde die [medeverdachte 3] en/of diens mededader(s) bij mogelijk gevaar of onraad te waarschuwen;
5. primair
hij in of omstreeks de nacht van 27 op 28 oktober 2020 te Tiel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht in/bij (de directe nabijheid van) een woning (perceel [adres 6] ) door
naar die woning (waar op dat moment de bewoners [benadeelde partij 2] en haar zoontje sliep(en)/verbleven) te rijden/gaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shell(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) te plaatsen onder/op/aan een auto (van die [benadeelde partij 2] ) die op de oprit van die woning stond geparkeerd en/of
vervolgens de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/shell(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan te steken, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen), waarbij dat/die mortierbom(men)/shell(s)/explosieve stof(fen) nabij die woning tot ontploffing is/zijn gekomen,
ten gevolge waarvan de voordeur van die woning is vernield en/of beschadigd is geraakt en/of rookontwikkeling ontstond en/of daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor die [benadeelde partij 2] en/of haar zoontje en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [benadeelde partij 2] en/of haar zoontje en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
5. subsidiair
[medeverdachte 3] in of omstreeks de nacht van 27 op 28 oktober 2020 te Tiel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht in/bij (de directe nabijheid van) een woning (perceel [adres 6] ) door
naar die woning (waar op dat moment de bewoners [benadeelde partij 2] en haar zoontje sliep(en)/verbleven) te rijden/gaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shell(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) te plaatsen onder/op/aan een auto (van die [benadeelde partij 2] ) die op de oprit van die woning stond geparkeerd en/of
vervolgens de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/shell(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan te steken, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen), waarbij dat/die mortierbom(men)/shell(s)/explosieve stof(fen) nabij die woning tot ontploffing is/zijn gekomen,
ten gevolge waarvan de voordeur van die woning is vernield en/of beschadigd is geraakt en/of rookontwikkeling ontstond en/of daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor die [benadeelde partij 2] en/of haar zoontje en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [benadeelde partij 2] en/of haar zoontje en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte toen aldaar
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk
‒ die [medeverdachte 3] en/of diens mededader(s) met een door hem, verdachte, bestuurde auto naar de plaats van het misdrijf te rijden en/of
‒ op de uitkijk te gaan en/of te blijven staan teneinde die [medeverdachte 3] en/of diens mededader(s) bij mogelijk gevaar of onraad te waarschuwen;
6. primair
hij in of omstreeks de nacht van 7 op 8 oktober 2020 te Breda
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht in/bij (de directe nabijheid van) een woning (perceel [adres 7] ) door
naar die woning (waar op dat moment de bewoners [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of de moeder van die [slachtoffer 5] sliepen/verbleven) te rijden/gaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shell(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) te plaatsen in de brandgang en/of in/nabij de achtertuin van die woning en/of
vervolgens de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/shell(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan te steken, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen), waarbij dat/die mortierbom(men)/shell(s)/explosieve stof(fen) nabij die woning tot ontploffing is/zijn gekomen,
ten gevolge waarvan die achtertuin (deels) is vernield en/of beschadigd is geraakt en/of rookontwikkeling ontstond en/of daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
6. subsidiair
[medeverdachte 3] in of omstreeks de nacht van 7 op 8 oktober 2020 te Breda
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht in/bij (de directe nabijheid van) een woning (perceel [adres 7] ) door
naar die woning (waar op dat moment de bewoners [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of de moeder van die [slachtoffer 5] sliepen/verbleven) te rijden/gaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shell(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) te plaatsen in de brandgang en/of in/nabij de achtertuin van die woning en/of
vervolgens de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/shell(s)/zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan te steken, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen), waarbij dat/die mortierbom(men)/shell(s)/explosieve stof(fen) nabij die woning tot ontploffing is/zijn gekomen,
ten gevolge waarvan die achtertuin (deels) is vernield en/of beschadigd is geraakt en/of rookontwikkeling ontstond en/of daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte toen aldaar
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk
‒ die [medeverdachte 3] en/of diens mededader(s) met een door hem, verdachte, bestuurde auto naar de plaats van het misdrijf te rijden en/of
‒ op de uitkijk te gaan en/of te blijven staan teneinde die [medeverdachte 3] en/of diens mededader(s) bij mogelijk gevaar of onraad te waarschuwen;
In de zaak met parketnummer 05/780000-22 (gevoegd):
1. primair
hij op of omstreeks 22 september 2020 te Zaandam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
[naam 7] en/of [benadeelde partij 1] (zijnde de moeder van [naam 7] )
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
naar de woning van die [benadeelde partij 1] ( [adres 8] ) is/zijn gereden/gegaan en/of
een zogenaamde Vuurwerk Brandstof Combinatie (VBC) (te weten een met motorbenzine gevuld(e) jerrycan/voorwerp met daaraan bevestigd een of meer mortierbom(men)/shells, althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)) heeft/hebben gegooid naar en/of geplaatst bij (de voordeur van) die woning en/of
(vervolgens) opzettelijk (open) vuur in aanraking heeft/hebben gebracht met die zwaar brandbare en/of explosieve stof(fen), waarop deze VBC tot ontploffing is gekomen en/of brand is ontstaan
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
een persoon op of omstreeks 22 september 2020 te Zaandam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door die persoon en/of diens mededader(s) voorgenomen misdrijf om [naam 7] en/of [benadeelde partij 1] (de moeder van [naam 7] )
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
naar de woning van die [benadeelde partij 1] ( [adres 8] ) is/zijn gereden/gegaan en/of
een zogenaamde Vuurwerk Brandstof Combinatie ( VBC) (te weten een met motorbenzine gevuld(e) jerrycan/voorwerp met daaraan bevestigd een of meer mortierbom(men)/shells, althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)) heeft/hebben gegooid naar en/of geplaatst bij (de voordeur van ) die woning en/of
(vervolgens) opzettelijk (open) vuur in aanraking heeft/hebben gebracht met die zwaar brandbare en/of explosieve stof(fen) waarop deze VBC tot ontploffing is gekomen en/of vervolgens brand is ontstaan
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte toen aldaar
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk
‒ die persoon en/of diens mededader(s) met een door hem, verdachte, bestuurde auto naar de plaats van het misdrijf te rijden en/of
‒ op de uitkijk te gaan en/of te blijven staan teneinde die persoon en/of diens mededader(s) bij mogelijk gevaar of onraad te waarschuwen;
2. primair
hij op of omstreeks 22 september 2020 te Zaandam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht en/of opzettelijk brand heeft/hebben gesticht in/bij (de directe nabijheid van) een woning ( [adres 8] ) door
naar die woning te rijden/gaan en/of
een zogenaamde Vuurwerk Brandstof Combinatie (VBC) (te weten een met motorbenzine gevuld(e) jerrycan/voorwerp met daaraan bevestigd een of meer mortierbom(men)/shells, althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)) te gooien naar en/of te plaatsen bij (de voordeur van) die woning, en/of
(vervolgens) opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar brandbare en/of explosieve stof(fen) waarbij voornoemde VBC althans die stof(fen) nabij die woning tot ontploffing is/zijn gekomen en/of vervolgens brand is ontstaan,
ten gevolge waarvan onder meer de voordeur en/of een of meer ra(a)m(en) en/of deur(en) van die woning en/of omringende woning(en) zijn vernield en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de aanwezige bewoonster van die woning, te weten [benadeelde partij 1] , in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [benadeelde partij 1] , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2. subsidiair
een persoon op of omstreeks 22 september 2020 te Zaandam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht en/of opzettelijk brand heeft/hebben gesticht in/bij (de directe nabijheid van) een woning ( [adres 8] ) door
naar die woning te rijden/gaan en/of
een zogenaamde Vuurwerk Brandstof Combinatie (VBC) (te weten een met motorbenzine gevuld(e) jerrycan/voorwerp met daaraan bevestigd een of meer mortierbom(men)/shells, althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)) te gooien naar en/of te plaatsen bij (de voordeur van) die woning, en/of
(vervolgens) opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar brandbare en/of explosieve stof(fen), waarbij voornoemde VBC althans die stof(fen) nabij die woning tot ontploffing is/zijn gekomen en/of vervolgens brand is ontstaan,
ten gevolge waarvan onder meer de voordeur en/of een of meer ra(a)m(en) en/of deur(en) van die woning en/of omringende woning(en) zijn vernield en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de aanwezige bewoonster van die woning, te weten [benadeelde partij 1] , in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [benadeelde partij 1] , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte toen aldaar
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk
‒ die persoon en/of diens mededader(s) met een door hem, verdachte, bestuurde auto naar de plaats van het misdrijf te rijden en/of
‒ op de uitkijk te gaan en/of te blijven staan teneinde die persoon en/of diens mededader(s) bij mogelijk gevaar of onraad te waarschuwen.

Voetnoten

1.Wanneer in een voetnoot wordt verwezen naar (pagina’s van dossier) ‘Panter 1’, wordt bedoeld: het procesdossier van de politie, eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, met het BHV zaaknummer [zaaknummer] . Het dossier bestaat uit acht mappen en is gesloten op 27 mei 2021. Daarna zijn negen aanvullingen aan het dossier toegevoegd.
2.NFI deskundigenverklaring mortieren en mortierbommen, p. 933 (Panter 1, map 3).
3.NFI deskundigenverklaring mortieren en mortierbommen, p. 942 (Panter 1, map 3).
4.Wanneer in een voetnoot wordt verwezen naar (pagina’s van dossier) ‘Navigator’, wordt bedoeld: het procesdossier van de politie, eenheid Noord-Holland, district Zaanstreek-Waterland, van het onderzoek Navigator/NH2R020086. Het dossier is gesloten op 19 december 2021.
5.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 1] , p. 184 (Navigator); proces-verbaal van bevindingen, p. 180 (Navigator); proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 246-247 (Navigator); proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 303-306 (Navigator); proces-verbaal van bevindingen (verklaring [verdachte] ), p. 198 (Navigator).
6.Proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden De Doelman 3), p. 194-197 (Navigator).
7.Proces-verbaal van bevindingen (onderzoek ANPR-gegevens), p. 245 (Navigator).
8.Proces-verbaal van bevindingen (verklaring [verdachte] ), p. 198-199 (Navigator); proces-verbaal 2e verhoor van verdachte [verdachte] , p. 201 (Navigator); verkort proces-verbaal ter terechtzitting van 10 februari 2022 inhoudende een zakelijke weergave van de verklaring van [verdachte] (Panter 1).
9.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 303, 305-306 (Navigator).
10.Wanneer in een voetnoot wordt verwezen naar (pagina’s van dossier) ‘Panter 1’, wordt bedoeld: het procesdossier van de politie, eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, met het BHV zaaknummer [zaaknummer] . Het dossier bestaat uit acht mappen en is gesloten op 27 mei 2021. Daarna zijn negen aanvullingen aan het dossier toegevoegd.
11.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] , p. 30-31 (Panter 1, map 2).
12.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 1208-1209 (Panter 1, map 4).
13.Proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden), p. 597-605 (Panter 1, map 3).
14.Proces-verbaal zaakdossier aanslag [adres 4] in Tiel, p. 170 (Panter 1, map 8).
15.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 2092-2094 (Panter 1, map 6).
16.Rapport analyse ANPR-hits, p. 307 (Panter 1, map 2).
17.Rapport analyse historische verkeersgegevens, p. 595-569 (Panter 1, map 3).
18.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 4] , p. 1393 (Panter 1, map 4); proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 5] , p. 1415 (Panter 1, map 4); proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 6] , p. 1413 (Panter 1, map 4).
19.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 1308-1309 (Panter 1, map 4).
20.Proces-verbaal zaaksdossier aanslag Breda, p. 233 (Panter 1, map 8).
21.Proces-verbaal zaaksdossier aanslag Breda, p. 243 (Panter 1, map 8).
22.Proces-verbaal zaaksdossier aanslag Breda, p. 242 (Panter 1, map 8).
23.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 396 (Maldiven).
24.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 2106-2107 (Panter 1, map 6).
25.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , p. 1395-1396 (Panter 1, map 4).
26.Rapport analyse ANPR-hits, p. 306 (Panter 1, map 2).
27.Rapport analyse ANPR-hits, p. 307 (Panter 1, map 2).
28.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 8] , p. 24-25 (Panter 1, map 2).
29.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 8] , p. 27 (Panter 1, map 2).
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 362 (Panter 1, map 2).
31.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 1126 (Panter 1, map 4).
32.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , p. 1385 (Panter 1, map 4).
33.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 8] , p. 25 (Panter 1, map 2).
34.Proces-verbaal zaakdossier aanslag Rosmalen, p. 160 (Panter 1, map 8).
35.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 2110-2111 (Panter 1, map 6).
36.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 2133 (Panter 1, map 6).
37.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 1126-1127 (Panter 1, map 4); rapport NFI, p. 1158 (Panter 1, map 4).
38.Proces-verbaal resultaat onderzoek dactyloscopische sporen, p. 1164-1169 (Panter 1, map 4).
39.Proces-verbaal verhoor getuige [naam 2] , p. 1403 (Panter 1, map 4).
40.Proces-verbaal verhoor getuige [naam 1] , p. 1407-1410 (Panter 1, map 4).
41.Proces-verbaal zaaksdossier aanslag Rosmalen, p. 148 (Panter 1, map 8).
42.Rapport analyse ANPR-registraties, p. 917-918 (Panter 1, map 3).
43.Voorgeleidingsdossier [medeverdachte 2] , p. 126.
44.Rapport analyse zendmastlocaties 10 telefoonnummers, p. 2254 (1e aanvullende stukken).
45.Proces-verbaal bevindingen, p. 952 (Panter 1, map 3).
46.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 1081 (Panter 1, map 4).
47.Proces-verbaal aangifte [benadeelde partij 2] , p. 1 (Panter 1, map 2).
48.Proces-verbaal zaakdossier aanslag [straat 4] in Tiel, p. 211 (Panter 1, map 8).
49.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 2114 (Panter 1, map 6).
50.Proces-verbaal bevindingen, p. 952-953 (Panter 1, map 3).
51.Rapport analyse ANPR-hits, p. 307 (Panter 1, map 2).
52.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 10] , p. 4 (Panter 1, map 2).
53.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 1191 (Panter 1, map 4).
54.Proces-verbaal zaakdossier aanslag Vlijmen, p. 200 (Panter 1, map 8).
55.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 2120-2121 (Panter 1, map 6).
56.Proces-verbaal bevindingen, p. 295-297 (Panter 1, map 2).
57.Rapport analyse histo [telefoonnummer 14] , p. 968 (Panter 1, map 3).
58.Rapport analyse histo [telefoonnummer 14] , p. 966-967 (Panter 1, map 3).
59.Proces-verbaal verdenking [verdachte] , p. 314 (Panter 1, map 7).
60.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 2116-2117 (Panter 1, map 6).
62.HR 17 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1982 (Kaatsheuvel moord).
63.HR 17 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1983 (Posbank-zaak).