Uitspraak
ADS,
het Waterschap,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
ernstiggebrek.
3.De beoordeling van het hof
welkepartij hier
watmoet stellen en zo nodig bewijzen. Bij de beantwoording van die vraag is het uitgangspunt dat het pand op 28 november 2008 feitelijk is opgeleverd, en dat het Waterschap een rechtsvordering heeft ingesteld na verloop van vijf jaar sinds het verstrijken van de onderhoudstermijn (twaalf maanden na de feitelijke oplevering), maar net binnen tien jaar (26 november 2019). De bewijslast is dan als volgt verdeeld.
ookbewijzen dat het gebouw (i) geheel of gedeeltelijk dreigt in te storten of (ii) ongeschikt is geraakt dan wel ongeschikt dreigt te raken voor de bestemming waarvoor het bedoeld is, en dat
dit laatsteslechts door het treffen van buitengewone en zeer kostbare voorzieningen kan worden verholpen of voorkomen.
en kennelijk te wijten zijn aan minder goede hoedanigheid of gebrekkige uitvoeringvoor haar rekening zal herstellen.
Inleiding
Is sprake van instortingsgevaar?
beoogde belastingnog niet vast. Van dergelijke belasting is bovendien in de praktijk geen sprake. Met de genomen maatregelen is zelfs in de ogen van het Waterschap elk mogelijk instortingsgevaar ondervangen. Ter zitting is namelijk bevestigd dat de vloer van het deel dat nu is afgezet, in
onbelastestaat niet aan instortingsgevaar onderhevig is (het in gebruik genomen deel uiteraard ook niet). Dat neemt niet weg dat de maatregelen die ter voorkoming van problemen zijn genomen, wel hebben geleid tot beperking van de gebruiksmogelijkheden van het gebouw. Daarover hierna meer.
Is het gebouw ongeschikt voor de bestemming waarvoor het bedoeld is, en kan dat ernstige gebrek alleen worden opgeheven door het treffen van buitengewone en zeer kostbare voorzieningen?