ECLI:NL:GHARL:2025:1857

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 maart 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
200.349.762/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over ontslag op staande voet en vergoedingen in arbeidszaak

In deze zaak heeft Domestico Zorg B.V. hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, waarin het ontslag op staande voet van de werknemer, [geïntimeerde], werd vernietigd. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet onverwijld was gegeven en dat [geïntimeerde] niet ernstig verwijtbaar had gehandeld. Domestico had [geïntimeerde] op staande voet ontslagen vanwege vermeende betrokkenheid bij het indienen van valse facturen en het ontvangen van een lening van een zorgbehoevende. Het hof oordeelde dat Domestico onvoldoende bewijs had geleverd voor de verwijten en dat het ontslag niet onverwijld was. Het hof bevestigde de toewijzing van de transitievergoeding en de billijke vergoeding, maar verlaagde de billijke vergoeding van € 16.419,56 naar € 2.000,-. Daarnaast werd het griffierecht aangepast van € 87,- naar € 709,-. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig onderzoek bij ontslag op staande voet en de noodzaak van voldoende bewijs voor verwijten aan werknemers.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.349.762/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad 11252919
beschikking van 31 maart 2025
in de zaak van
Domestico Zorg B.V.
die is gevestigd in Lelystad
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als verweerster
hierna:
Domestico
advocaat mr. S. Booij
tegen
[geïntimeerde]
die woont in [woonplaats1]
die ook hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als verzoekster
hierna:
[geïntimeerde]
advocaat mr. H.C. van der Weide

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Domestico heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 8 oktober 2024 van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad. [1]
1.2
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
- het beroepschrift, op de griffie ontvangen op 7 januari 2025
- het verweerschrift met incidenteel hoger beroep
- een op 3 februari 2025 ontvangen productie van Domestico
- een op 14 februari 2025 ontvangen productie van [geïntimeerde]
- het verweerschrift in incidenteel hoger beroep
- op 25 februari 2025 ontvangen producties van [geïntimeerde]
- het verslag (‘proces-verbaal’) van de op 28 februari 2025 gehouden mondelinge behandeling.
1.3
Het hof heeft uitspraak bepaald op 14 april 2025 of eerder als dat mogelijk is.

2.De kern van de zaak

2.1
Domestico heeft [geïntimeerde] op staande voet ontslagen. [geïntimeerde] legde zich neer bij het einde van de arbeidsovereenkomst, maar zij heeft de kantonrechter gevraagd voor recht te verklaren dat het ontslag niet rechtsgeldig is verleend. Ook maakte [geïntimeerde] aanspraak op vergoedingen. De kantonrechter heeft de verzoeken van [geïntimeerde] grotendeels toegewezen.
2.2
Domestico vraagt het hof die uitspraak te vernietigen, de verzoeken van [geïntimeerde] af te wijzen en haar te veroordelen tot terugbetaling van wat op grond van de bestreden uitspraak is betaald.
2.3
[geïntimeerde] verzoekt om een hogere billijke vergoeding dan de kantonrechter heeft toegewezen. Verder vraagt zij om Domestico te veroordelen tot een hoger bedrag aan griffierecht dan de kantonrechter heeft toegewezen.

3.Het oordeel van het hof

de beslissing in het kort
3.1
Het hof wijst de verzoeken van Domestico en [geïntimeerde] grotendeels af. Die beslissing legt het hof hierna uit, nadat eerst de feiten zijn vastgesteld en een samenvatting is gegeven van de beslissing van de kantonrechter.
eerst de vaststaande feiten
3.2
[geïntimeerde] is op 5 februari 2019 als verzorgende in dienst getreden bij Domestico. Domestico houdt zich bezig met het verlenen van thuiszorg en wijkverpleging. Op de arbeidsovereenkomst was de cao Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg van toepassing. Laatst werkte [geïntimeerde] voor 32 uur per week bij Domestico tegen een loon van € 3.040,66 bruto per maand exclusief vakantietoeslag.
3.3
Voor aanvang van het dienstverband verleende [geïntimeerde] al zorg aan de heer [naam1] . Bij indiensttreding bij Domestico werd [naam1] cliënt van Domestico met de wens alleen door [geïntimeerde] verzorgd te worden. Domestico heeft tot 15 juli 2023 zorg verleend aan [naam1] .
Verder nam [geïntimeerde] als cliënt mee mevrouw [naam2] , haar toenmalige schoonmoeder die ook haar tante is (hierna: [naam2] ). [geïntimeerde] verrichtte de met Domestico overeengekomen zorg en Domestico heeft [naam2] daarvoor tot en met augustus 2023 facturen gestuurd.
Hiernaast heeft [geïntimeerde] in dienst van [naam2] werkzaamheden voor haar verricht die werden betaald uit een PGB-budget van [naam2] , dat [geïntimeerde] als vertegenwoordigster van [naam2] beheerde.
3.4
[geïntimeerde] is in een vechtscheiding verwikkeld geraakt en daarvan was Domestico op de hoogte.
Op 1 september 2023 meldde [geïntimeerde] zich ziek. De bedrijfsarts heeft bij herhaling aangegeven dat [geïntimeerde] niet belastbaar is voor eigen of aangepast werk. Zij is op dit moment nog niet hersteld.
3.5
In januari 2024 meldde de ex-partner van [geïntimeerde] aan bestuurder [naam3] van Domestico dat [geïntimeerde] valse facturen op naam van Domestico zou maken of indienen bij de zorgverzekeraar van [naam1] . [naam3] geloofde dat niet. Begin februari 2024 vond op initiatief van de ex-partner van [geïntimeerde] een nieuw gesprek plaats met [naam3] waarbij de ex-partner zijn vriendin meenam. In dat gesprek toonden zij valse facturen op naam van Domestico, gericht aan [naam1] , die zij in mails van [geïntimeerde] zouden hebben aangetroffen en die [geïntimeerde] bij de zorgverzekeraar van [naam1] zou hebben ingediend. Naar aanleiding hiervan deed wijkverpleegkundige [naam4] , die begin juli 2023 nog een nieuwe zorgindicatie voor [naam1] had aangevraagd, op 7 februari 2024 navraag bij de zorgverzekeraar of [naam1] nog steeds zorg kreeg van Domestico en of daarvoor facturen namens Domestico werden ingediend en betalingen aan [naam1] plaatsvonden. Toen dat werd bevestigd heeft [naam4] de zorgverzekeraar meegedeeld dat [naam1] vanaf medio 2023 geen zorg meer kreeg van Domestico en dat Domestico sindsdien ook geen facturen meer stuurt.
Op 26 februari 2024 stuurde de ex-partner een paar van de valse facturen naar Domestico.
Domestico heeft [geïntimeerde] op 11 maart 2024 over de verkregen informatie gesproken. [geïntimeerde] heeft betrokkenheid ontkend en op verzoek van Domestico een e-mailadres gegeven voor contact met (de dochter van) [naam1] .
Op 7 mei 2024 ontving Domestico van de ex-partner een bankafschrift waaruit bleek dat [naam1] op 6 april 2023 € 8.000,- had overgemaakt aan [geïntimeerde] met omschrijving: lening. Het lukte Domestico niet om informatie te krijgen van [naam1] . Het kwam evenmin tot een gesprek met [geïntimeerde] .
Op 17 juli 2024 heeft Domestico aan de ex-partner gevraagd toe te lichten hoe hij aan de facturen en het bankafschrift kwam. Op 29 juli 2024 antwoordde de ex-partner per e-mail dat [geïntimeerde] hem zelf het bankafschrift had toegestuurd. De valse facturen had hij ontvangen van het broertje van [geïntimeerde] uit Turkije, dat vertelde dat hij die facturen samen met [geïntimeerde] had vervalst en naar de zorgverzekeraar had gestuurd om extra geld te krijgen.
De zorgverzekeraar van [naam1] liet Domestico op 26 juli 2024 weten dat zij zonder toestemming van haar verzekerde geen informatie verstrekt over declaraties van en betalingen aan [naam1] .
3.6
Ondertussen kreeg Domestico in december 2023 problemen met salarisbetaling. [geïntimeerde] startte een kortgedingprocedure en vorderde loon over de maanden december 2023 tot en met februari 2024. De behandeling van de zaak ging niet door omdat een regeling was getroffen. Daarna ontstond opnieuw een loonachterstand. [geïntimeerde] diende op 12 juli 2024 een faillissementsverzoek in, dat op 30 juli 2024 is afgewezen omdat het vorderingsrecht van [geïntimeerde] summierlijk was komen vast te staan maar niet was gebleken dat Domestico verkeert in de toestand van te hebben opgehouden met betalen en niet summierlijk was gebleken van (opeisbare) steunvorderingen.
3.7
Daags voor die uitspraak over het faillissementsverzoek heeft Domestico met een brief van 29 juli 2024 [geïntimeerde] op staande voet ontslagen. In die brief staat onder meer:
“Domestico is per 15 juli 2023 gestopt met het verlenen van zorg aan de heer [naam1] . Vanaf dat moment bent u ook niet meer ingezet bij de heer [naam1] . Evenwel is ons gebleken - en zo ook door de verzekeraar bevestigd - dat er ná 15 juli 2023 facturen (op naam van Domestico) aan Ohra zijn gestuurd. Facturen die zien op geleverde zorg ná 15 juli 2023, terwijl dus Domestico die zorg na die datum niet meer leverde. Wij hebben die facturen ook niet gestuurd. Ons vermoeden, dat u deze facturen hebt opgesteld en heeft laten indienen of heeft ingediend hebben we eerder met u gedeeld. U heeft ontkent dat daarvan sprake was. Vandaag ontvingen wij echter een verklaring van uw voormalig echtgenoot, de heer [naam5] . Hij verklaart stukken te hebben waaruit blijkt dat u die facturen hebt gestuurd en het ontvangen geld hebt gehouden. Hij verklaart ook dat u samen met familieleden die valse facturen hebt opgemaakt. Daarnaast beschikken wij inmiddels over bewijsstukken dat de heer [naam1] u op 6 april 2023 een bedrag heeft betaald van € 8.000,-. Weliswaar staat op de omschrijving dat dit een lening zou betreffen, maar gelet op de recentelijke verklaring die wij hebben ontvangen komt het ons voor dat dit ook afkomstig zou kunnen zijn van valselijk opgestelde facturen. Maar zelfs als dit een lening betreft is dat uitermate kwalijk en absoluut in strijd met alle regels en gedragscodes.
Tot slot is ons nu gebleken dat u na uw ziekmelding op 4 september 2023, werkzaamheden bent blijven verrichten. Daarmee handelt u in strijd met uw re- integratieverplichtingen, blijkt dat u in feite niet arbeidsongeschikt bent om de werkzaamheden te verrichten en/of bemoeilijkt u uw herstel. De bedrijfsarts heeft eerder geoordeeld dat u niet in staat zou zijn om de overeengekomen werkzaamheden te verrichten. U kunt volgens de bedrijfsarts ook geen re- integratiewerkzaamheden verrichten. Desondanks heeft u ten minste in september t/m november 2023 nog werkzaamheden verricht voor een andere cliënt. Dat betreft dan dezelfde soort werkzaamheden als u bij Domestico uitvoert. Dat u bij Domestico geen werkzaamheden zou kunnen uitoefenen en bij een andere partij wel (hetzelfde) werk kunt verrichten klopt niet. U had deze nevenwerkzaamheden allereerst moeten melden, dat heeft u niet gedaan. Daarnaast heeft u hiermee dus uw eigen herstel belemmerd, immers bij Domestico kunt u niet werken. Maar ook bent u dus klaarblijkelijk niet beschikbaar geweest voor de re-integratie.
Al deze zaken gezamenlijk, maar ook ieder apart zijn naar onze mening voldoende grond om tot een ontslag op staande voet te komen. Wij hebben getracht om met u in contact te komen en hebben u gevraagd naar uw kant van het verhaal. U heeft evenwel niet gereageerd. Wij zien dus geen andere mogelijkheid u, per direct, op staande voet te ontslaan. Bij deze beslissing hebben wij uw persoonlijke omstandigheden - waaronder uw ziekmelding - meegewogen. Dat heeft onze beslissing evenwel niet veranderd.”
3.8
Vanaf 30 juli 2024 ontvangt [geïntimeerde] een uitkering krachtens de Ziektewet voor haar dienstverbanden bij Domestico en [naam2] .
3.9
Domestico heeft in september 2024 aangifte van valsheid in geschrifte en oplichting gedaan tegen [geïntimeerde] . Het politieonderzoek is nog niet afgerond.
3.1
[naam1] heeft schriftelijk verklaard dat hij [geïntimeerde] als zijn pleegdochter beschouwt en dat hij haar, toen haar echtscheiding in een vechtscheiding ontaardde, € 8.000 heeft geleend in verband met een hypotheekaanvraag voor een koophuis. Die aankoop is niet gelukt en het geld is in september 2023 terugbetaald. Daarvan heeft [naam1] betaalbewijzen overgelegd.
de beslissing van de kantonrechter
3.11
De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is verleend. Domestico heeft niet uitgelegd dat zij voorafgaand aan 29 juli 2024 voldoende voortvarend onderzoek heeft uitgevoerd nadat zij op 7 februari 2024 bevestigd kreeg dat na medio 2023 op haar naam bij de verzekeraar van [naam1] is gedeclareerd. Begin 2024 was Domestico er al van op de hoogte dat [geïntimeerde] geld had ontvangen van een zorgbehoevende en in april 2024 correspondeerde zij al over de inkomsten van [geïntimeerde] uit haar andere betrekking. Daarom wordt de verklaring voor recht toegewezen dat het ontslag niet rechtsgeldig is gegeven en dat [geïntimeerde] van dat ontslag geen verwijt treft.
3.12
Ook oordeelde de kantonrechter dat [geïntimeerde] niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Bewijs dat [geïntimeerde] facturen heeft vervalst ontbreekt en niet aannemelijk is gemaakt dat [geïntimeerde] bij een en ander is betrokken. Ook is niet komen vast te staan dat [geïntimeerde] na haar ziekmelding bij Domestico nog elders werkzaamheden heeft verricht. Niet is gebleken dat zij haar herstel heeft belemmerd. Geld lenen van een zorgbehoevende is wel verwijtbaar, maar in het licht van de verklaring van [naam1] niet ernstig verwijtbaar.
3.13
Daarom is Domestico de transitievergoeding verschuldigd, de vergoeding ter hoogte van twee maandsalarissen voor onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding, die de kantonrechter bepaalt op vijf bruto maandsalarissen in plaats van het loon over een jaar. Alle vergoedingen zijn gebaseerd op de hoogte van het salaris dat gold op 29 juli 2024.
3.14
Niet is betwist dat Domestico nog € 11.606,40 bruto loon verschuldigd was en dit bedrag is toegewezen met wettelijke verhoging, die niet is gematigd.
3.15
Verder heeft de kantonrechter nog wettelijke rente toegewezen en Domestico veroordeeld in de proceskosten, waarvan € 87,- voor griffierecht.
3.16
Nadat deze beschikking was gegeven, heeft de griffier aanvullend een bedrag van
€ 619,- griffierecht in rekening gebracht aan [geïntimeerde] omdat zij geen definitieve toevoeging heeft overgelegd voordat de beschikking werd gegeven. [geïntimeerde] heeft vervolgens op basis van artikel 31 Rv herstel van de bestreden beschikking verzocht op het punt van de proceskostenveroordeling. De kantonrechter wees dit herstelverzoek af omdat geen sprake is van een kennelijke fout die zich leent voor herstel.
de bezwaren tegen de beslissing
3.17
Domestico betwist het oordeel van de kantonrechter over de onverwijldheid van het ontslag. Zij vindt dat er met betrekking tot de facturen wel sprake is van een dringende reden voor ontslag. De transitievergoeding moet worden afgewezen omdat [geïntimeerde] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of omdat die vergoeding in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding heeft de kantonrechter ten onrechte betrokken dat [geïntimeerde] tweemaal een loonvorderingsprocedure heeft moeten starten, want dat staat niet in relatie tot de vernietigbare opzegging. De hoogte van de billijke vergoeding is onvoldoende gemotiveerd en er is geen rekening gehouden met het feit dat [geïntimeerde] na één jaar ziekte slechts recht had op 70% van haar salaris. Ook maakt Domestico bezwaar tegen de toewijzing van wettelijke rente en de proceskostenveroordeling.
3.18
[geïntimeerde] maakt aanspraak op een hogere billijke vergoeding. Zij verzoekt om een jaarsalaris, ofwel doorbetaling tot het einde van het tweede ziektejaar per 1 september 2025, welke vergoeding zij berekent op € 39.406,92 bruto. Zij is arbeidsongeschikt en re-integratie is nog niet mogelijk. Verder is bij de proceskostenveroordeling door de kantonrechter ten onrechte geen rekening gehouden met de naheffing van griffierecht.
3.19
Het hof zal deze bezwaren themagewijs bespreken.
het ontslag is niet onverwijld gegeven
3.2
Volgens Domestico heeft zij voldaan aan de door de Hoge Raad gestelde eisen [2] door voldoende voortvarend onderzoek te verrichten nadat de ex-partner in februari 2024 met zijn Nederlands sprekende vriendin kwam en bewijsstukken van valse facturen toonde. Op
7 februari 2024 werd via wijkverpleegkundige [naam4] bekend dat verzekeraar Ohra facturen, beweerdelijk van Domestico, had ontvangen en had betaald voor zorgverlening aan [naam1] na medio juli 2023. Op 26 februari 2024 ontving Domestico enkele van die facturen van de ex-partner. Domestico had behoefte aan concreet bewijs over de betrokkenheid van [geïntimeerde] maar Ohra en [naam1] werkten niet mee. [geïntimeerde] ontkende betrokkenheid in een gesprek op 11 maart 2024. Op de vraag naar contactgegevens van [naam1] gaf [geïntimeerde] aan dat hij per post bereikbaar was en zij gaf een e-mailadres, dat volgens Domestico van [geïntimeerde] ’s dochter was. De verzekeraar van [naam1] bevestigde in een brief van 26 juli 2024 dat zonder toestemming van de verzekerde geen informatie wordt verstrekt over door ingediende declaraties en daarop gevolgde betalingen.
Met de e-mail van 29 juli 2024 van de ex-partner (zie onder 3.5) vond Domestico dat zij voldoende bewijs had om ontslag te kunnen geven.
3.21
Het siert Domestico dat zij, in de wetenschap dat sprake was van een vechtscheiding tussen [geïntimeerde] en haar toenmalige echtgenoot, niet meteen geloof heeft gehecht aan de vóór februari 2024 geuite beschuldigingen. Zij is die wel serieus gaan nemen nadat zij inzage kreeg in vervalste facturen en via de wijkverpleegkundige vernam dat bij de verzekeraar van [naam1] declaraties waren ingediend voor niet door haar verleende zorg. Op 26 februari 2024 kreeg zij de beschikking over enkele van die facturen.
[geïntimeerde] wijst er echter terecht op dat Domestico geen verklaring heeft gegeven over concreet verrichte onderzoeksactiviteiten tussen 26 februari en 11 maart 2024 en vervolgens vanaf 11 maart tot de op 17 juli 2024 gestelde vraag aan de ex-partner om nadere uitleg. Ook het hof trekt daaruit de conclusie dat het onderzoek naar betrokkenheid van [geïntimeerde] bij vervalste declaratie onvoldoende voortvarend is uitgevoerd. Dat Domestico vanwege privacyredenen geen verdere informatie heeft kunnen krijgen van de zorgverzekeraar, laat onverlet dat zij andere onderzoeksactiviteiten had kunnen verrichten zoals uiteindelijk ook uitgevoerd met de navraag bij de ex-partner.
3.22
Domestico heeft geen kenbare bezwaren naar voren gebracht tegen de motivering van het oordeel over de onverwijldheid met betrekking tot de twee andere gronden voor ontslag (de lening van [naam1] en het belemmeren van herstel door werk bij een ander), die volgens de ontslagbrief ieder op zich een dringende reden voor ontslag vormen.
Het hof deelt de conclusie van de kantonrechter dat voor alle ontslaggronden geldt dat het ontslag niet onverwijld is gegeven.
Domestico had voortvarender moeten doorpakken en anders voor een andere vorm van beëindiging van de arbeidsovereenkomst moeten kiezen dan ontslag op staande voet.
[geïntimeerde] heeft niet ernstig verwijtbaar gehandeld; betrokkenheid bij maken of gebruik van valse facturen onvoldoende aannemelijk gemaakt
3.23
Voor zover Domestico ervan uitgaat dat het hof zou oordelen dat het ontslag op staande voet wel onverwijld is gegeven en daarom nog aan de orde moet komen dat het verwijt omtrent de valse facturen wèl een dringende reden oplevert, gaat dat niet op nu het hof hiervoor heeft beslist dat niet is voldaan aan de eis van onverwijldheid.
De kantonrechter heeft de aangevoerde gronden voor ontslag behandeld in het kader van het verweer van Domestico tegen de verzochte transitievergoeding en beoordeeld of [geïntimeerde] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. In datzelfde kader zal het hof de stelling van Domestico beoordelen dat zij [geïntimeerde] terecht betrokkenheid bij valse facturen verwijt. Domestico meent dat de valse facturen alleen door [naam1] of [geïntimeerde] kunnen zijn opgesteld. Domestico vindt het, gelet op de leeftijd van [naam1] (destijds 92), niet geloofwaardig dat hij de facturen heeft vervalst. Verder is er de verklaring die de ex-partner op 29 juli 2024 aan Domestico stuurde over de betrokkenheid van [geïntimeerde] en haar broertje in Turkije. In hoger beroep heeft Domestico bovendien een schriftelijke verklaring overgelegd van de in Turkije wonende vader van [geïntimeerde] die daarin meedeelt dat hij ervan getuige was dat [geïntimeerde] in Turkije valse facturen opstelde samen met ene [naam6] . Die facturen heeft de vader ‘aan u’ toegestuurd [de verklaring bevat niet de naam van de geadresseerde -
hof].
Verder wijst Domestico erop dat het format van haar facturen niet zomaar voor iedereen beschikbaar is. Zij stelt dat de ex-partner en de broer van [geïntimeerde] alleen via [geïntimeerde] aan facturen van Domestico konden komen.
3.24
[geïntimeerde] blijft iedere betrokkenheid ontkennen, als al juist is dat er facturen zijn ingediend en betaald voor zorg na 15 juli 2023 want daarvan heeft zij geen bewijs gezien. Voor die datum printte zij wel voor [naam1] de digitaal toegestuurde facturen van Domestico, omdat [naam1] niet goed met computers overweg kon. Maar hij stuurde zelf de declaraties per post naar zijn zorgverzekeraar; soms deed hij dat digitaal met hulp van zijn dochter. Toen Domestico haar in maart 2024 vroeg om contactgegevens van [naam1] heeft zij aangegeven dat [naam1] per post bereikbaar is, en anders op een e-mailadres. Dat is van haarzelf.
[geïntimeerde] verklaart verder dat zij door haar familie feitelijk is verbannen omdat niet wordt geaccepteerd dat zij haar echtgenoot heeft verlaten. Een Turkse rechter heeft haar ouders een contactverbod opgelegd omdat zij haar bedreigden. Zij heeft toch haar vader gebeld om navraag te doen naar de overgelegde verklaring. Hij ontkende een verklaring te hebben opgesteld en wenste geen betrokkenheid bij haar of haar ex-partner.
Verder wijst [geïntimeerde] op een alternatief scenario. Haar ex-partner is immers de zoon van haar tante [naam2] en hij kende het format van Domestico door facturen van Domestico aan [naam2] .
3.25
Het hof begrijpt dat Domestico op basis van de informatie van de ex-partner en het telefoongesprek van de wijkverpleegkundige met de zorgverzekeraar van [naam1] het vermoeden kreeg dat [geïntimeerde] betrokken was bij frauduleus handelen met facturen op naam van Domestico. Die vermoedens hebben ondanks onderzoek echter niet geleid tot voldoende betrouwbaar bewijs, tegenover de herhaalde ontkenning van betrokkenheid door [geïntimeerde] .
Aan de verklaringen van de ex-partner komt, gegeven de vechtscheiding, onvoldoende gewicht toe en dat geldt ook voor de verklaring van [geïntimeerde] ’s vader, vanwege familieproblemen.
Het door [geïntimeerde] aangereikte alternatieve scenario kan net zo goed waar zijn.
Daarmee is deze reden voor ontslag niet komen vast te staan en daarmee valt ook het doek voor de stelling dat [geïntimeerde] in dit opzicht ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
3.26
Domestico is in hoger beroep niet opgekomen tegen het oordeel van de kantonrechter dat de kwestie van de lening de lat van ernstige verwijtbaarheid niet haalt, zodat dit vast staat. Met betrekking tot het verwijt dat [geïntimeerde] haar herstel heeft belemmerd door na haar ziekmelding bij Domestico nog wel werkzaamheden te verrichten bij [naam2] oordeelde de kantonrechter dat niet is komen vast te staan dat [geïntimeerde] na 1 september 2023 nog voor [naam2] heeft gewerkt. In hoger beroep heeft Domestico zelf gewezen op de verklaring van [naam2] dat [geïntimeerde] in juni 2023 is verhuisd en geen zorg meer heeft geleverd. Dat bevestigt de juistheid van dit oordeel van de kantonrechter.
Voor zover Domestico nog een punt maakt van de geoorloofdheid van het gebruik van het PGB van [naam2] voor loonbetaling aan [geïntimeerde] , al dan niet tijdens ziekte, ziet het hof niet in dat dit voor Domestico reden kan zijn voor het niet verschuldigd zijn van de transitievergoeding. Het eindigen van de arbeidsovereenkomst is immers niet het gevolg van dit handelen met het PGB, zoals artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder c BW eist.
Tegen het oordeel van de kantonrechter dat er geen objectieve rechtvaardiging is voor het nevenwerkzaamhedenverbod is overigens ook geen grief gericht.
3.27
De transitievergoeding is terecht toegewezen en de redelijkheid en billijkheid staan daaraan, anders dan Domestico aanvoert, niet in de weg.
de omvang van de billijke vergoeding
3.28
Domestico meent dat de kantonrechter de jurisprudentie van de Hoge Raad over de begroting van de billijke vergoeding onjuist heeft toegepast door rekening te houden met de omstandigheid dat [geïntimeerde] tweemaal een loonvorderingsprocedure heeft moeten starten. Dit staat niet in relatie tot de vernietigbare opzegging, aldus Domestico.
Het hof verwerpt dit standpunt, want ook is van belang waarom [geïntimeerde] niet koos voor vernietiging van de opzegging maar zich neerlegde bij het ontslag. Daarbij hebben volgens [geïntimeerde] ook de loonbetalingsperikelen een rol gespeeld.
3.29
[geïntimeerde] vindt de toegekende billijke vergoeding van 5 maandsalarissen te laag. Zij voert aan dat Domestico haar bij voortdurende arbeidsongeschiktheid had moeten doorbetalen tot 1 september 2025 en maakt aanspraak op een jaarsalaris van € 39.406,92 bruto (12 x € 3.283,91 inclusief vakantietoeslag). Zij wijst op de impact van de financiële zorgen voor en door het ontslag en van de verwijten die haar zijn gemaakt, hoewel Domestico van de vechtscheiding wist. Zij is nog steeds arbeidsongeschikt en heeft in oktober 2024 bericht gekregen dat zij vanaf 30 juli 2024 een Ziektewetuitkering krijgt. Re-integratie is, anders dan de kantonrechter verwachtte, nog niet mogelijk.
3.3
Domestico wijst erop dat [geïntimeerde] vanaf het tweede ziektejaar per 1 september 2024 recht zou hebben gehad op 70% van haar loon en dat rekening gehouden moet worden met de toegewezen transitievergoeding en de vergoeding voor onregelmatige opzegging.
Verder vindt Domestico dat niet is bewezen dat [geïntimeerde] niet zou kunnen re-integreren.
3.31
Het hof is van oordeel dat zonder het ontslag op staande voet de arbeidsovereenkomst in ieder geval zou voortduren tot 1 september 2025, het einde van het tweede ziektejaar. Met de vergoeding voor onregelmatige opzegging heeft [geïntimeerde] looncompensatie ontvangen voor de maanden augustus en september 2024, waardoor nog elf maanden resteren. In die elf maanden zou [geïntimeerde] zonder ontslag recht hebben gehad op 70% van haar laatstgenoten loon. Dat inkomstenverlies wordt volledig gedekt door de Ziektewetuitkering die zij ontvangt en naar haar eigen verwachting blijft ontvangen omdat geen spoedig herstel in het verschiet ligt.
Dat laatste vindt het hof bepaald niet onaannemelijk, gelet op de persoonlijke problematiek zoals die ook blijkt uit het in hoger beroep door [geïntimeerde] overgelegde verslag van het Complex Trauma Team van Dimence uit januari 2025.
Voor compensatie van gemiste inkomsten na het onterechte ontslag is daarom geen reden.
Wel is er reden voor een billijke vergoeding omdat het onterecht verlenen van ontslag op staande voet op zichzelf al ernstig verwijtbaar is en tot financiële zorgen en andere stress heeft geleid. Daarbij komen de eerdere loonperikelen (zie 3.28). Een en ander rechtvaardigt een billijke vergoeding van € 2.000,- bruto. Daarbij houdt het hof ook rekening met de omstandigheid dat [geïntimeerde] zelf heeft gesteld dat de deurwaarder tot executie van de veroordelingen in de bestreden beschikking is overgegaan maar tot nu toe pas € 2.130,- heeft kunnen incasseren. Domestico heeft ter zitting verklaard dat zij mede door problemen met een zorgverzekeraar nog maar weinig cliënten en weinig inkomsten heeft.
w
ettelijke rente en proceskosten, waaronder griffierecht
3.32
Domestico heeft haar bezwaar tegen de toegewezen wettelijke rente en de proceskostenveroordeling niet toegelicht, zodat het hof ervan uitgaat dat de bewuste grief geen zelfstandige betekenis heeft. Domestico is terecht als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure bij de kantonrechter.
3.33
[geïntimeerde] bepleit nog wel aanpassing van de hoogte van het door Domestico te betalen griffierecht, omdat bij haar nog € 619,- is nageheven. Ter zitting heeft de advocaat van [geïntimeerde] verklaard dat verzuimd is de wel verkregen toevoeging tijdig bij de griffie in te dienen. Van de verzetmogelijkheid, waarop de griffie bij naheffing heeft gewezen, heeft de advocaat van [geïntimeerde] na collegiaal overleg geen gebruik gemaakt.
Het hof constateert dat in eerste aanleg, kennelijk per ongeluk, is afgeweken van de gebruikelijke werkwijze die inhoudt dat de griffier vóór het afgeven van de beschikking controleert of de definitieve toevoeging is ontvangen van de partij die in het gelijk wordt gesteld. Zo niet, dan wordt het volledige griffierecht geheven en dat bedrag opgenomen in de beschikking. Domestico zou dan zijn veroordeeld tot betaling van € 706,- griffierecht in plaats van € 87,-.
Domestico is dus niet slechter af wanneer het hof deze apparaatsfout herstelt ten opzichte van de situatie waarin zij zou hebben verkeerd bij de juiste werkwijze.
Het hof zal daarom de proceskostenveroordeling in eerste aanleg aanpassen.
3.34
Het onvoldoende specifieke bewijsaanbod van partijen wordt gepasseerd.
De conclusie
3.35
Het hoger beroep van Domestico slaagt alleen op het punt van de omvang van de billijke vergoeding. In het dictum onder 5.4 wordt in plaats van € 16.419,56 bruto toegewezen een bedrag van € 2.000,- bruto onder instandhouding van de ingangsdatum van de wettelijke rente.
3.36
Het hoger beroep van [geïntimeerde] slaagt alleen op het punt van het door Domestico te betalen griffierecht.
3.37
Domestico wordt veroordeeld in de kosten van het door haar ingestelde hoger beroep, die voor [geïntimeerde] zijn: € 362,- griffierecht en de kosten van haar advocaat volgens het gebruikelijke tarief: € 2.428,- (2 punten, tarief II in hoger beroep).
De kosten van het door [geïntimeerde] ingestelde hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.38
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
in het door Domestico ingestelde hoger beroep:
- vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 8 oktober 2024, voor zover daarin onder 5.4 een bedrag van € 16.419,56 bruto aan billijke vergoeding is toegewezen en wijst in plaats daarvan toe een bedrag van
€ 2.000 bruto;
- verwerpt het hoger beroep van Domestico voor het overige;
- veroordeelt Domestico in de kosten van [geïntimeerde] in dit hoger beroep, vastgesteld op
€ 362,- griffierecht en € 2.428,- kosten van de advocaat;
in het door [geïntimeerde] ingestelde hoger beroep:
- vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 8 oktober 2024, voor zover daarin onder 5.7 een bedrag van € 87,- aan griffierecht is toegewezen en wijst in plaats daarvan een bedrag van € 709,- toe;
- verwerpt het door [geïntimeerde] ingestelde hoger beroep voor het overige;
- compenseert de kosten van het door [geïntimeerde] ingestelde hoger beroep;
in het hoger beroep van zowel Domestico als [geïntimeerde] :
- verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.E.L. Fikkers, A.A. van Rossum en M. Willemse en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2025.

Voetnoten

1.Niet gepubliceerd.
2.Zie HR 1 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:1668 (Econocom).