Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
wasom te betalen wat de VOF aan [appellant] verschuldigd was. De consignatie waar die vordering op is gebaseerd, is op zichzelf ook niet in geschil; het geschil gaat slechts over de omvang van de vordering die daaruit volgde. Die omvang is volgens [appellant] in de overeenkomst van 1 januari 2016 vastgelegd. Bij de primaire en de subsidiaire grondslag wordt [geïntimeerde] dus in dezelfde hoedanigheid aangesproken. Anders gezegd: de ‘wijziging’ van 1 januari 2016 (de primaire grondslag) kan betekenis hebben voor het bepalen van de hoogte van de vordering. Die is daarin immers op € 60.000 bepaald. Maar als niet komt vast te staan dat deze overeenkomst is gesloten, dan doet dat niets af aan het uitgangspunt dat [geïntimeerde] persoonlijk kan worden aangesproken tot voldoening van een op de consignatie gebaseerde vordering (de subsidiaire grondslag).
alledoor [appellant] ter beschikking gestelde goederen die niet zijn geretourneerd, en niet (uitsluitend) op latere leveringen. Ook volgens [geïntimeerde] is voor ongeveer € 10.000 geretourneerd. Hij gaat dus uit van een totale waarde van circa € 40.000 aan in consignatie gegeven goederen.