Uitspraak
[appellant],
de gemeente,
1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof
Vervolgens hebben partijen de aanvullende stukken ingediend bij het hof en heeft het hof een datum vastgesteld waarop arrest zal worden gewezen.
2.Het oordeel van het hof
[appellant] is het niet eens met die veroordeling. Hij heeft een aantal verweren gevoerd tegen de vordering van de gemeente.
2.2 In het tussenarrest van 10 januari 2023 [1] heeft het hof de verweren van [appellant] verworpen, op één verweer na. Het betreft het verweer van [appellant] dat de op hem rustende onderhoudsverplichting, als daarvan al sprake is geweest, is verjaard. Het hof heeft geoordeeld dat het beroep op verjaring slaagt als komt vast te staan dat [appellant] in de periode vóór 6 april 2018 - de dag waarop hij door de gemeente werd aangesproken tot het verrichten van onderhoud - gedurende een onafgebroken periode van 20 jaar geen enkel onderhoud aan de weg heeft verricht. Het hof heeft [appellant] in de gelegenheid gesteld dat te bewijzen.
2.3 Vervolgens hebben zowel [appellant] als de gemeente getuigen laten horen. Beide partijen hebben schriftelijk op de getuigenverhoren gereageerd. Bij de reactie van de gemeente waren nieuwe stukken gevoegd. In de hiervoor genoemde akte heeft [appellant] op deze nieuwe stukken gereageerd.
in geenerlei opzicht’ is voldaan. Het gaat er dus allereerst om of de tot onderhoud verplichte aan zijn onderhoudsverplichting heeft voldaan. Door derden - bijvoorbeeld omwonenden of de gemeente - aan de weg verricht onderhoud voldoet niet aan deze omschrijving, tenzij de tot onderhoud verplichte de derden om het verrichten van onderzoek heeft verzocht, of daarmee heeft ingestemd. Het hof volgt de gemeente dan ook niet in het betoog dat als door wie dan ook onderhoud wordt gepleegd daarmee door de tot onderhoud verplichte aan zijn onderhoudsverplichting is voldaan. Het onderhoud moet wel aan de tot onderhoud verplichte kunnen worden ‘toegerekend’, doordat hij het zelf heeft verricht, erom heeft verzocht of ermee heeft ingestemd.
van de weg. Dat kan onderhoud betreffen aan het wegdek, zoals het egaliseren van het wegdek en het maaien van gras en onkruid op het wegdek. Het kan ook gaan om het weghalen (snoeien) van takken van bomen en struiken naast het wegdek, wanneer door die takken het gebruik van het wegdek wordt belemmerd. Het onderhouden van de naast de weg gelegen eigen tuin, is geen onderhoud aan de weg. De tot onderhoud verplichte die bijvoorbeeld de heg naast de weg snoeit, of een hek plaatst tussen zijn tuin en de weg, verricht daarmee nog geen onderhoud aan de weg. Hij onderhoudt zijn tuin, waarvan de heg deel uitmaakt.
‘
Het pad tussen de bomen is nooit door ons onderhouden tot het van de gemeente moest. Het
Ook de zwager van [appellant] , [naam2] , heeft verklaard dat [appellant] nooit onderhoud heeft verricht aan het pad. [naam2] was ook collega van [appellant] en carpoolde met hem. De ene week haalde hij [appellant] op, de andere week haalde [appellant] hem op. [naam2] heeft onder meer verklaard:
‘
[appellant] heeft nooit onderhoud verricht aan het stuk pad waar het hier om gaat, de [adres]
Volgens [naam2] was het niet mogelijk om met de auto op het pad aan de achterzijde van het perceel van [appellant] te komen. Fietsen was er wel mogelijk.
De heer [naam3] is van 1992 tot 2020 eigenaar geweest van het perceel [adres] 3. Hij was toen dus een van de buren van [appellant] . [naam3] is, en was toen, schipper en is afwisselend twee weken thuis en twee weken op zijn schip. [naam3] heeft onder meer verklaard:
‘
Ik ging bijna altijd via de Zuiderweg van en naar mijn perceel. Af en toe deed ik dat via de
Een andere buurman, [naam4] , is door de gemeente voorgedragen als getuige. [naam4] woont vanaf 1990 aan het adres [adres] 7. Hij heeft onder meer verklaard:
‘
Op uw vraag of ik heb gezien dat [appellant] in de periode vóór 2018 onderhoud heeft verricht
Op verzoek van de gemeente is [naam5] , die vanaf 1989 aan de [adres] 4 woont, als getuige gehoord. Deze buurman van [appellant] heeft onder meer het volgende verklaard:
‘
Ik weet dat het vandaag gaat over de vraag of [appellant] in de periode vóór 2018 onderhoud
“
Het gedeelte dat bij huisnr. 2 hoort wordt feitelijk niet onderhouden; vanaf no. 2 tot aan de Provinciale weg wordt waarschijnlijk door de andere eigenaar onderhouden.’
‘
Ik sta nog steeds achter die passage. Als ik toen heb geschreven dat het gedeelte dat bij huisnummer 2 hoort feitelijk niet werd onderhouden, dan zal dat de situatie zijn geweest. Dat gold ook voor de periode daarvoor, maar je kon toen nog wel van het pad gebruik maken. Dat veranderde toen [appellant] het pad feitelijk afsloot voor auto's met die paal en de bult zand.’
‘
Volgens mij bleef de begroeiing hetzelfde als vóór die tijd.’
‘
Ik heb [appellant] zelf nooit onderhoud aan het perceel zien verrichten en anderen ook niet. Sinds deze kwestie speelt, vanaf 2011, heb ik wel gezien dat het pad er anders is gaan uitzien. Aanvankelijk was het een pad met twee sporen en tussen die beide sporen geen of maar een beetje gras. Dat werd later één spoor, met aan de weerzijden begroeiing: gras en brandnetels. Op enig moment is er aan de kant van [appellant] , grenzend aan het pad, een hekje geplaatst.’
Dit deel van de verklaring van [naam6] biedt dus steun aan de verklaring van [appellant] dat hij geen onderhoud heeft verricht aan de weg, althans waar het de periode vanaf 2011 betreft.
‘
Dat ik niet gezien heb dat er onderhoud is verricht aan het pad, betekent nog niet dat er geen onderhoud verricht is. Ik denk dat dat wel gebeurd moet zijn vóór 2011. Als er geen
Die veronderstelling wordt gedeeld door [naam5] , die ook verklaard heeft dat er wel onderhoud aan de weg verricht moet zijn omdat de weg anders binnen een jaar dichtgegroeid zou zijn. Meer dan een veronderstelling is het echter niet. In 2011 was het pad ondanks het ontbreken van onderhoud volgens, onder meer, [naam5] , immers nog niet dichtgegroeid. En bovendien volgt uit de getuigenverklaringen van [appellant] , [naam3] , [naam5] en [naam4] dat vóór 2011 door derden buiten [appellant] om onderhoud werd verricht, zodat er niet van kan worden uitgegaan dat [appellant] toen wel onderhoud verrichtte.
2.16 De gemeente heeft er nog op gewezen dat de verklaringen van [appellant] , [naam1] en [naam2] niet betrouwbaar zijn. Allereerst omdat zij direct belanghebbenden dan wel nabije familie zijn en bovendien samen naar het getuigenverhoor zijn afgereisd, waardoor zij hun verklaringen op elkaar kunnen hebben afgestemd. Het enkele feit dat deze getuigen direct belanghebbenden en/of nabije familie zijn, maakt hun verklaringen nog niet onbetrouwbaar. Bij de waardering van de verklaringen houdt het hof daarmee wel rekening, net als met het feit dat alleszins voorstelbaar is dat ze over het onderwerp van hun verklaring met elkaar hebben gesproken. Het betekent echter niet dat aan hun verklaringen geen betekenis toekomt. Daarbij speelt ook mee dat hun verklaringen op belangrijke onderdelen steun vinden in de verklaringen van de andere getuigen en in de al genoemde brief uit oktober 2011. Overigens geldt ook voor de door de gemeente voorgedragen getuigen [naam4] en [naam5] dat zij als directe buren belang hebben bij de uitkomst van de procedure; zij willen immers dat de weg door hen kan worden gebruikt.
De gemeente meent in de verklaring van [naam2] dat hij niet heeft gezien dat ‘anderen dan de familie [appellant] onderhoud verrichtten’ te kunnen horen dat [appellant] en zijn vrouw dus zelf wel onderhoud hebben verricht. De raadsheer-commissaris heeft dat in zijn verklaring beslist niet gehoord. [naam2] heeft aan het begin van zijn verklaring kort en goed, en zonder daarover te aarzelen, verklaard dat [appellant] geen onderhoud heeft verricht. Vervolgens heeft hij, daar naar gevraagd, geantwoord dat hij ook niet heeft gezien dat anderen wel onderhoud verrichtten.
Dat volgt ook niet uit de beide andere foto’s, die volgens de gemeente op 4 april 2011 en 19 mei 2014 zijn genomen. Met de foto’s wil de gemeente aantonen dat de toestand van de weg sinds april 2011 is verslechterd. Daargelaten dat dit erop zou wijzen dat in de tussenliggende periode dus geen onderhoud is verricht, zoals [appellant] betoogt, zijn de foto’s vanuit verschillende richtingen genomen (vanuit de kant van de Provinciale weg en de Zuiderweg) en in een andere periode van het groeiseizoen. Op de foto van 4 april 2011 zijn weinig bladeren aan de bomen te zien, op de foto van 19 mei 2014 staan de bomen volop in het blad. Dat de onderhoud situatie van de weg in de tussentijd is verslechterd, blijkt dan ook niet uit de foto’s.
3.De beslissing
1 september 2021)