In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De zaak betreft een verkeersongeluk waarbij de verdachte, die pas vier weken in het bezit was van zijn rijbewijs, een verkeerslicht negeerde en een motorrijder aanreed. De rechtbank had de verdachte een taakstraf van 120 uren opgelegd, met een ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 8 januari 2025 heeft het hof de zaak behandeld. De advocaat-generaal heeft een lagere taakstraf van 110 uren gevorderd, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte ernstig nalatig is geweest door een rood verkeerslicht te negeren, wat heeft geleid tot een aanrijding met een motorrijder die letsel heeft opgelopen. Het hof heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van het hoger beroep.
Uiteindelijk heeft het hof besloten om de straf te verlagen naar 100 uren taakstraf, met een ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank in zoverre vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het belang van verkeersveiligheid en de ernst van de verkeersfout van de verdachte zwaar heeft gewogen.