In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 maart 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, die in het verleden veroordeeld was voor ernstige misdrijven, waaronder verkrachting. De rechtbank had eerder op 19 juni 2024 de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen. Echter, na deze beslissing is gebleken dat de terbeschikkinggestelde opnieuw in middelengebruik is teruggevallen en betrokken is geweest bij een strafbaar feit, waarbij een kwetsbare hoogbejaarde vrouw als slachtoffer is aangeduid. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van stoornissen en dat het recidivegevaar aanzienlijk is, wat de verlenging van de maatregel rechtvaardigt. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, waarbij het belang van de veiligheid van anderen zwaarder weegt dan de belangen van de terbeschikkinggestelde. De terbeschikkinggestelde heeft erkend dat hij niet eerlijk is geweest over zijn terugval in middelengebruik en heeft gesjoemeld met urinecontroles. De reclassering heeft aangegeven dat de terbeschikkinggestelde niet in staat is zelfstandig te wonen zonder begeleiding, wat de risico's op crimineel gedrag bij beëindiging van de terbeschikkingstelling zou verhogen.