ECLI:NL:GHARL:2025:1785

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
P24-238
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beslissing rechtbank inzake verlenging terbeschikkingstelling na recidive en middelengebruik

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 maart 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, die in het verleden veroordeeld was voor ernstige misdrijven, waaronder verkrachting. De rechtbank had eerder op 19 juni 2024 de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen. Echter, na deze beslissing is gebleken dat de terbeschikkinggestelde opnieuw in middelengebruik is teruggevallen en betrokken is geweest bij een strafbaar feit, waarbij een kwetsbare hoogbejaarde vrouw als slachtoffer is aangeduid. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van stoornissen en dat het recidivegevaar aanzienlijk is, wat de verlenging van de maatregel rechtvaardigt. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, waarbij het belang van de veiligheid van anderen zwaarder weegt dan de belangen van de terbeschikkinggestelde. De terbeschikkinggestelde heeft erkend dat hij niet eerlijk is geweest over zijn terugval in middelengebruik en heeft gesjoemeld met urinecontroles. De reclassering heeft aangegeven dat de terbeschikkinggestelde niet in staat is zelfstandig te wonen zonder begeleiding, wat de risico's op crimineel gedrag bij beëindiging van de terbeschikkingstelling zou verhogen.

Uitspraak

TBS P24/238
Beslissing van 20 maart 2025
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
thans verblijvende in [land] ,
verder te noemen: de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam, van 19 juni 2024. Deze beslissing houdt in de afwijzing van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van 28 juni 2024 waarbij de officier van justitie beroep heeft ingesteld;
  • de appelschriftuur van de officier van justitie, gedateerd 11 juli 2024;
  • het e-mailbericht van het openbaar ministerie van 10 december 2024, inhoudende informatie over de stand van zaken met betrekking tot de verdenking van een strafbaar feit gepleegd op 1 april 2024;
  • het proces-verbaal van de zitting van dit hof van 12 december 2024;
  • de aanvullende informatie van GGZ Fivoor, inhoudende:
o de update van het verlengingsadvies van 27 november 2024;
o de voortgangsverslagen van 11 september 2024, 1 februari 2025 en
4 maart 2025;
o de e-mailberichten van reclasseringswerker [reclasseringswerker] van 7 februari 2025 en 4 maart 2025.
Het hof heeft ter zitting van 6 maart 2025 gehoord de advocaat-generaal, mr. I.M. Muller, en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem. De terbeschikkinggestelde is telefonisch gehoord.

Overwegingen

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkinggestelde erkent dat hij op 1 april 2024 een strafbaar feit heeft gepleegd, namelijk het wegnemen van een portemonnee met geld bij een oudere vrouw. Hij was op dat moment onder invloed van cocaïne. Ook erkent hij dat hij niet eerlijk en open is geweest over terugvallen in druggebruik en dat hij heeft gesjoemeld met urinecontroles. Hij is naar [land] gegaan om de terbeschikkingstelling te ontlopen. De terbeschikkinggestelde is van mening dat hij nooit een goede behandeling heeft gehad binnen de terbeschikkingstelling. Hij heeft aangegeven dat hij bij einde van de terbeschikkingstelling voor het nieuwe feit zijn verantwoordelijkheid wil nemen en in dat geval naar Nederland terug wil komen. De raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde heeft verzocht de beslissing van de rechtbank te bevestigen, al dan niet onder aanvulling van gronden, en daarmee de terbeschikkingstelling te beëindigen. Een verlenging van de maatregel is disproportioneel. Bovendien is het recidiverisico op geweld laag en dus aanvaardbaar voor beëindiging van de terbeschikkingstelling.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft verzocht de beslissing van de rechtbank te vernietigen en de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van één jaar. Ten tijde van de behandeling bij de rechtbank was niet bekend dat de terbeschikkinggestelde zich gedurende de terbeschikkingstelling schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit dat in lijn ligt met de feiten waarvoor hij de terbeschikkingstelling opgelegd heeft gekregen. Ook was op dat moment niet bekend dat de terbeschikkinggestelde heeft gesjoemeld met urinecontroles en niet open en eerlijk is geweest. Nu deze informatie wel bekend is, is verlenging van de terbeschikkingstelling aangewezen.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen, omdat het tot een andere beslissing komt.
Indexdelicten
Het gerechtshof ’s-Gravenhage heeft aan de terbeschikkinggestelde bij arrest van
8 september 2005 de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd voor onder meer verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Dit zijn misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De terbeschikkingstelling is daarom niet in duur beperkt. De oplegging van de maatregel is onherroepelijk geworden door het arrest van de Hoge Raad van 22 mei 2007. Op 6 september 2021 is de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd.
Stoornis en recidivegevaar
Psycholoog PA.E.M.T Cremers heeft in zijn rapport van 8 januari 2024 geconcludeerd dat bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een stoornis in cannabisgebruik en een stoornis in gebruik van een stimulantium. Hoewel psycholoog Cremers en de reclassering in haar advies van 22 maart 2024 het recidiverisico op ernstig (seksueel) gewelddadig gedrag als matig tot laag dan wel laag hebben ingeschat, schat de reclassering in haar advies van 27 november 2024 het risico in als hoog. Daarbij neemt de reclassering in aanmerking dat na de beslissing van de rechtbank tot beëindiging van de maatregel bekend is geworden dat de terbeschikkinggestelde ten tijde van de terbeschikkingstelling is teruggevallen in middelengebruik, dat hij hierover niet eerlijk is geweest, dat hij urinecontroles heeft gesaboteerd en dat hij in april 2024 (wederom) een strafbaar feit heeft gepleegd met een kwetsbare hoogbejaarde vrouw als slachtoffer. Hij heeft als hij terugkomt naar Nederland, geen verblijfplaats. Hij is niet meer welkom bij [woonbegeleider] en [resocialisatie-afdeling] en voorafgaand aan het wonen bij [woonbegeleider] waren er al vele afwijzingen voor beschermd wonen. De reclassering acht de terbeschikkinggestelde niet in staat zelfstandig te wonen in een eigen (huur) woning zonder begeleiding. Ook zien zij risico’s in terugval in middelengebruik. De reclassering ziet hiermee bij een beëindiging van de terbeschikkingstelling de risico’s op crimineel gedrag toenemen.
Het hof neemt de conclusie van de deskundige met betrekking tot de stoornis over evenals de conclusie van de reclassering met betrekking tot het recidivegevaar en maakt die tot de zijne.
Verlenging
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat bij de terbeschikkinggestelde sprake is van stoornissen en dat vanwege het recidivegevaar de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel vereist.
Duur van de verlenging
Mede gelet op het tijdsverloop sinds de formele expiratiedatum van de
terbeschikkingstelling (22 mei 2024), is thans verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren aangewezen.
Proportionaliteit
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 22 mei 2007 en loopt inmiddels meer dan zeventien jaren. De indexdelicten zijn (onder meer) verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Het hof is van oordeel dat bij een afweging tussen de belangen van de terbeschikkinggestelde en die van de maatschappij, het belang van de terbeschikkinggestelde, naarmate de terbeschikkingstelling langer duurt, steeds zwaarder dient te wegen. Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat van disproportionaliteit in het onderhavige geval geen sprake is. Naast het tijdsverloop in relatie tot de ernst van de indexdelicten, moet namelijk ook de aard van de stoornis en de ernst van het recidivegevaar in aanmerking worden genomen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Rotterdam, van 19 juni 2024 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde,
[terbeschikkinggestelde].
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van
twee jaar.
Aldus gedaan door
mr. W.A. Holland, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. E.A.K.G. Ruys, raadsheren,
en drs. H.J. Beintema en drs. B. van Giessen, raden,
in tegenwoordigheid van mr. N.D. Mavus-ten Elshof, griffier,
en op 20 maart 2025 in het openbaar uitgesproken.
Mr. G Mintjes en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.