ECLI:NL:GHARL:2025:1669

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
200.266.323/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindarrest over aansprakelijkheid voor lekkage van een lichtkap en deskundigenonderzoek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Boertjes Aluminium & Kunststof B.V. en een geïntimeerde over de aansprakelijkheid voor lekkage van een lichtkap. Het hof heeft in een eerder tussenarrest een deskundige benoemd om de oorzaak van de lekkage te onderzoeken. De deskundige heeft een rapport opgesteld, waaruit blijkt dat de lekkage niet kan worden toegeschreven aan fouten in de montage door Boertjes. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de lekkage het gevolg is van een tekortkoming van Boertjes en wijst de vorderingen van de geïntimeerde af. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank Overijssel en veroordeelt de geïntimeerde tot betaling van de proceskosten, inclusief de kosten van het deskundigenonderzoek. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in aansprakelijkheidskwesties en de rol van deskundigen in het vaststellen van feiten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.266.323/01
zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/214943 / HA ZA 18-108
arrest van 18 maart 2025
in de zaak van
Boertjes Aluminium & Kunststof B.V.,
die is gevestigd in Hattem,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in vrijwaring en eiseres in reconventie,
hierna:
Boertjes,
advocaat: mr. H.C.J. Coumou te Amersfoort,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats1] ,
en bij de rechtbank optrad als eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. J. Velten te Zwolle.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst naar en neemt over de inhoud van de arresten van 23 juni 2020, 18 mei 2021 en 31 augustus 2021. In het arrest van 31 augustus 2021 heeft het hof een deskundige benoemd. De door het hof benoemde deskundige ( [de deskundige] , verbonden aan Lengkeek B.V.) heeft een onderzoek uitgevoerd dat is afgerond met een rapport van 30 oktober 2024. Dat rapport is op 9 december 2024 bij het hof ingediend. Partijen hebben op dat rapport gereageerd met een memorie, waarbij door [geïntimeerde] aan zijn memorie een aantal bijlagen (producties) is gevoegd. Partijen hebben vervolgens het hof verzocht weer een uitspraak te doen.

2.De verdere beoordeling

Een korte beschrijving van het voorafgaande
2.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of Boertjes jegens [geïntimeerde] gehouden is tot schadevergoeding. Volgens [geïntimeerde] is dat het geval omdat Boertjes in onderaanneming van [geïntimeerde] een lichtkap heeft geplaatst aan een woning in [woonplaats1] en daarbij fouten heeft gemaakt (tekort is geschoten) en door die fouten is lekkage opgetreden. [geïntimeerde] heeft de eigenaar van de woning ( [de eigenaar] ) daarvoor een schadevergoeding moeten betalen die hij op Boertjes verhaalt. In het tussenarrest van 18 mei 2021 heeft het hof geoordeeld dat het hof op basis van de door [geïntimeerde] aan het hof verstrekte gegevens (rapporten en verklaringen van Alcoa, Jasink en Bureau voor Bouwpathologie) niet met voldoende mate van zekerheid kon vaststellen of de lekkage een gevolg is van een fout van Boertjes. Het hof had daarom behoefte aan voorlichting door een deskundige. Het hof heeft aan die deskundige in het arrest van 31 augustus 2021 een aantal vragen voorgelegd om die na een onderzoek te beantwoorden. Het hof heeft daarbij onderkend dat voor het onderzoek (mogelijk) de medewerking van de eigenaar van de woning nodig was. Het hof heeft verdere beslissingen aangehouden, bijvoorbeeld over de omvang van de door [geïntimeerde] gevorderde schade.
2.2
Helaas is de nodige tijd verstreken voordat het deskundigenonderzoek kon worden afgerond. Dat kwam vooral door strubbelingen met de eigenaar over diens medewerking aan een door de deskundige geopperd lekdetectieonderzoek. Die vertraging is niet aan de deskundige te wijten.
Het oordeel in het kort
2.3
Het hof zal tot het oordeel komen dat nog steeds niet voldoende is komen vast te staan dat optredende lekkage ter plaatse van de lichtkap een gevolg is van een fout (tekortkoming) van Boertjes en dat voor een aanvullend deskundigenonderzoek, meer in het bijzonder een destructief onderzoek, niet voldoende onderbouwing is gegeven. Ook voor nadere bewijslevering door getuigen is geen grond. Dat brengt mee dat de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog zullen worden afgewezen en dat [geïntimeerde] zowel de proceskosten van Boertjes voor de rechtbankprocedure in conventie als de procedure in hoger beroep moet vergoeden. De kosten van het deskundigenonderzoek komen ook definitief voor rekening van [geïntimeerde] .
2.4
Het hof zal hierna motiveren waarop deze oordelen zijn gebaseerd. Vooraf merkt het hof op dat Boertjes terecht in haar antwoordmemorie na deskundigenbericht heeft opgemerkt dat het hof in 3.6 van het arrest van 18 mei 2021 heeft geschreven dat
Boertjesherstelwerkzaamheden heeft verricht. Dat is een verschrijving. Het hof heeft de feiten overgenomen die door de rechtbank waren vastgesteld, maar zich daarbij vergist in de namen. In plaats van Boertjes moet daar worden gelezen: [geïntimeerde] . Dat neemt overigens niet weg dat in de loop der jaren door beide partijen (en de eigenaar van de woning) diverse werkzaamheden aan en om de lichtkap zijn verricht.
Het deskundigenbericht en de conclusies
2.5
Uit het rapport van de deskundige blijkt dat hij de processtukken heeft gelezen, partijen heeft uitgenodigd bij zijn onderzoek aanwezig te zijn en hen steeds heeft betrokken bij de door hem in het kader van het onderzoek te zetten stappen. Hij heeft in overleg met partijen een deelonderzoek laten uitvoeren. Hij heeft de aan hem door partijen gestelde vragen naar aanleiding van het concept-rapport voor zover mogelijk beantwoord en verwerkt in zijn eindrapport. Het deskundigenonderzoek maakt aldus een zorgvuldige indruk wat betreft opzet en verantwoording.
2.6
De deskundige heeft in zijn rapport beschreven dat hij sporen heeft aangetroffen van lekkage ter plaatse van de aansluiting van de lichtkap op het bouwkundige deel van de woning. De deskundige heeft met partijen besproken dat een vervolgonderzoek bestaande uit een lekdetectieonderzoek noodzakelijk was. Volgens de deskundige was een destructief onderzoek op dat moment zeer ingrijpend en praktisch gezien niet eenvoudig uitvoerbaar, en voor de eigenaar van de woning ook niet meer wenselijk. Volgens de deskundige heeft hij 32 jaren ervaring met het opsporen van lekkages met een detectieonderzoek door derden en kan daarmee in 99% van de gevallen de oorzaak van lekkages worden opgespoord.
2.7
Het lekdetectieonderzoek is uitgevoerd door AM Lekdetectie B.V. Die heeft daarbij gebruik gemaakt van diverse technieken zoals naast een visuele inspectie, vochtmeting, waterbelasting, het gebruik van contrastvloeistof, thermografie en rookproeven. De resultaten van dat onderzoek zijn verwoord in een rapport dat als bijlage bij het deskundigenbericht is gevoegd. De werkzaamheden zijn daarin als volgt beschreven:
Omschrijving werkzaamheden:
Klachtomschrijving:
Gedurende een aanzienlijke periode is er sprake van een lekkage in het glazen dak tussen twee bouwdelen. De constructie omvat een glazen dak dat aan beide zijden is bevestigd in de bouwstructuur. Volgens de bewoner van de woning, zijn deze lekkages opgetreden in dit specifieke deel van de constructie. Bij aanvang van het onderzoek is geen vocht waargenomen in de wanden grenzend aan het glazen dak. Wel zijn duidelijke leksporen vastgesteld aan de binnenzijde van de kozijnen/dak.
Vochtmeting:
We hebben een vochtmeting uitgevoerd in de wanden langs de constructie tussen de kozijnen en de gevel van de woning. Er zijn geen verhoogde vochtwaarden gedetecteerd in deze wanden. Deze meting fungeert tevens als de nulmeting voor ons onderzoek. Door deze nulmeting kunnen we nauwkeurig waarnemen of er sprake is van lekkage als gevolg van het belasten van de constructie met water en UV-luminaat.
Blowerdoor en rookproef:
Om eventuele luchtlekkages in de opbouw van het dak/kozijnen te onderzoeken, hebben we een blowerdoortest uitgevoerd. Met behulp van een blowerdoor systeem hebben we een overdruk van ongeveer 50 Pa gecreëerd. Vervolgens hebben we de kozijnen vanuit de binnenzijde van de woning blootgesteld aan rook. Deze procedure werd nauwlettend gevolgd met behulp van een drone. We hebben echter geen duidelijke uittreding van rook waargenomen, wat suggereert dat er geen significante luchtlekkages aanwezig zijn in de opbouw van het dak/kozijnen.
Bouwkundige inspectie:
Met behulp van een drone en visuele inspectie hebben we alle aansluitingen van de kozijnen op de gevel zorgvuldig gecontroleerd. We hebben vastgesteld dat op meerdere plaatsen kitafdichtingen zijn aangebracht. Bovendien is er een loodvervanger aangebracht tussen de twee gevel delen en de kozijnen/dak, waarbij ook deze naden met kit zijn afgedicht.
Waterbelasten in combinatie met UV-Luminaat:
We hebben uitgebreide testen uitgevoerd waarbij de kozijnen/dak gedurende een langere periode intensief zijn blootgesteld aan water. Daarnaast hebben we UV-kleurstof gebruikt om de bouwkundige delen zwaar te belasten met water. Tijdens deze tests is er geen lekkage ontstaan. Bovendien zijn de eerder gemeten vochtwaarden onveranderd gebleven na deze test.
De conclusie van AM Lekdetectie B.V. luidt:
Op basis van ons uitgebreide onderzoek naar de lekkageproblemen in het glazen dak tussen de twee bouwdelen kunnen we verschillende belangrijke bevindingen vaststellen.
- We hebben vastgesteld dat er geen verhoogde vochtwaarden werden gedetecteerd in de
wanden grenzend aan het glazen dak, wat aangeeft dat het vochtprobleem niet voortkomt uit
lekkages in deze specifieke locatie. Bovendien hebben onze tests geen significante lucht- of
waterlekkages aangetoond in de opbouw van het dak/kozijnen, en we hebben geen gebreken
waargenomen in de kitafdichtingen en andere bouwkundige aansluitingen tijdens de visuele
inspectie.
Het ontbreken van gedetailleerde informatie over de specifieke aanpassingen die de eigenaar heeft verricht aan het dak en de constructie bemoeilijkt inderdaad het vermogen om de exacte oorzaak van de lekkage vast te stellen of te reproduceren. Zonder een gedetailleerde beschrijving van de uitgevoerde aanpassingen, blijft het gissen naar wat mogelijk heeft bijgedragen aan het stoppen van de lekkage. In dergelijke gevallen is het begrijpelijk dat het onmogelijk is om een definitieve conclusie te
trekken over de oorzaak van het probleem.
2.8
Partijen hebben de conclusies van AM Lekdetectie B.V. niet gemotiveerd weersproken. [geïntimeerde] heeft wel een vraag gesteld aan de deskundige over de uitgevoerde rookproef (of die wel geslaagd zou zijn indien die was uitgevoerd met 30 Pa onderdruk in plaats van 50 Pa overdruk), maar die vraag is in het eindrapport afdoende beantwoord. [geïntimeerde] is er in zijn memorie na deskundigenbericht niet op teruggekomen.
Het hof neemt de bevindingen van AM Lekdetectie B.V. over. De belangrijkste constatering is dat in gevallen als de onderhavige het begrijpelijk is dat het onmogelijk is om een definitieve conclusie te trekken over de oorzaak van het probleem.
2.9
De deskundige heeft vervolgens, geconfronteerd met de bevindingen van AM Lekdetectie B.V., de door het hof gestelde vragen als volgt beantwoord (de antwoorden cursief):
a. Wat is de oorzaak van de lekkage ter plaatse van de lichtkap?
Vast staat dat sprake is (geweest) van optredende lekkages. Het is onduidelijk gebleven of de lekkage wordt/werd veroorzaakt door een fout in de detaillering dan wel in de uitvoering van de lichtkap (werk partij Boertjes), of dat de lekkage wordt veroorzaakt door een fout in de bouwkundige aansluiting van de lichtkap op de woning (werk partij [geïntimeerde] ). Vast staat dat van beide partijen werd verondersteld dat door hen montagefouten waren gemaakt en dat in verband daarmee (herstel)werkzaamheden zijn uitgevoerd. Deze (herstel)werkzaamheden zouden echter niet tot het gewenste eindresultaat hebben geleid.
Gelet op de uitkomsten van het lekdetectie-onderzoek concludeer ik dat op dat moment geen sprake was van optredende lekkages. De door de bewoner uitgevoerde kitwerkzaamheden leken het optreden van nieuwe lekkages te hebben voorkomen.
b. Meer in het bijzonder: vindt die lekkage plaats in de lichtkap? Is die lekkage een gevolg van de constructie van de lichtkap of van de wijze van montage van de lichtkap (de wijze van
bevestiging van stijlen, profielen, knellijsten en (andere) bevestigingsmaterialen en onderdelen of het ontbreken daarvan)? Is de lichtkap geconstrueerd en gemonteerd conform de tekeningen met name de tekening die door [geïntimeerde] als productie 30 bij memorie van antwoord is overgelegd? Indien van de tekeningen is afgeweken, kunt u dan aangeven waaruit die afwijkingen hebben bestaan en in hoeverre die van invloed zijn geweest op de constructie en montage en of die afwijkingen een oorzaak van de lekkages zijn geweest?
Zoals eerder al geconcludeerd door het Bureau voor Bouwpathologie kan enkel antwoord worden verkregen op de bovenstaande vragen door uitgebreid destructief onderzoek waarbij feitelijk de lichtkap en de beglazing voor een belangrijk deel gedemonteerd zouden moeten worden.
c. Kan voor de lekkage een andere oorzaak worden aangewezen, bijvoorbeeld - maar daartoe
niet beperkt - door de dakbedekking of de wijze waarop de dakbedekking door of in opdracht
van [geïntimeerde] of [de eigenaar] is aangebracht? Kunt u bij uw beantwoording ingaan op de bouwkundige werkzaamheden, die in verband met de lekkages zijn uitgevoerd aan de door [geïntimeerde] aangebrachte dakbedekking, aan het zinkwerk en aan de aansluiting tussen de bestaande constructie enerzijds en de door Boertjes geleverde en geplaatste lichtkap inclusief de daarin aanwezige afwateringskanalen anderzijds?
In bepaalde gevallen kan het beeld van een lekkage ontstaan door oppervlaktecondensatie. Warme lucht kan meer vocht opnemen dan koude lucht. Als sprake is van koude onderdelen in combinatie met warme vochtige lucht kan daar condensatie optreden op de koude oppervlakten. Tijdens ons bezoek was geen sprake van optredende lekkage.
Het is niet waarschijnlijk dat een lekkage van de zinken dakbedekking enkel leidt tot lekkagesporen ter plaatse van de lichtkap zonder dat ook op andere plaatsen In de dakconstructie lekkage optreedt. Dat geldt overigens niet voor de aansluiting tussen de lichtkap en de bekleding van de dakrand. Een dergelijke aansluiting is in principe een potentieel infiltratiepunt. (…). De door partij [geïntimeerde] uitgevoerde herstelwerkzaamheden hebben voor zover bij mij bekend betrekking op: onjuist aangebrachte dakbedekking, het zinkwerk en het afkitten van de aansluiting van de lichtkap op de bestaande constructie. Het is mij niet bekend welke werkzaamheden hieraan exact zijn uitgevoerd en wat destijds exact geconstateerd is. (…).
d. Wilt u bij uw beoordeling de bevindingen van Alcoa, Jasink en het Bureau voor
Bouwpathologie betrekken en die opmerkingen van partijen daarover? Valt uit die bevindingen af te leiden wat de oorzaak van de lekkage is geweest en zo ja wat is dan die oorzaak?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar hetgeen vermeld is onder het kopje “Feiten waarvan uitgegaan wordt”. Er kan mogelijk antwoord worden verkregen op de vraag wat de oorzaak van de lekkage is geweest door uitgebreid destructief onderzoek uit te voeren waarbij de lichtkap en de beglazing voor een belangrijk deel gedemonteerd zouden moeten worden. Uit het specialistisch lekdetectie-onderzoek is gebleken dat op dat moment geen sprake was van lekkage.
De deskundige heeft verder het volgende verwoord:
Voorafgaand aan het lekdetectie-onderzoek heeft ondergetekende tussentijds overleg gevoerd met het Hof. Daarbij is gesproken over hetgeen is beschreven in paragraaf 5.17 van het arrest (citaat):
"In verband met de te stellen vragen verzoekt het Hof partijen aan [de eigenaar] te vragen of hij meewerkt aan het onderzoek ter plaatse, indien dit door de door het Hof te benoemen deskundige noodzakelijk wordt geacht. Indien [de eigenaar] dat niet wil, zal het Hof aan de deskundige vragen of hij op basis van de in het dossier beschikbare gegevens de vragen a. tot en met f. kan beantwoorden. " Einde citaat.
Ik concludeerde destijds dat de vragen die zijn opgenomen in het arrest van 31 augustus 2021 mijns inziens niet adequaat beantwoord zouden kunnen worden zonder het hiervoor noodzakelijke geachte lekdetectie-onderzoek.
Gelet op de resultaten van het (lekdetectie)vervolgonderzoek concludeer ik dat geen sprake (meer) is van optredende lekkage, mogelijk door aanvullende kitwerkzaamheden door/in opdracht van [de eigenaar] , en dat het daardoor nog steeds niet mogelijk is om de vragen a tot en met f adequaat te beantwoorden.
2.1
Op basis van het door de deskundige en AM Lekdetectie B.V. uitgevoerde onderzoek en gezien de antwoorden op de door het hof gestelde vragen kan dus niet worden vastgesteld dat optredende lekkages een gevolg zijn van tekortkomingen van Boertjes bij de montage van de lichtkap in 2014. Daarvoor zijn teveel onzekerheden, met name ook gezien de werkzaamheden die in de loop der jaren aan de lichtkap zijn verricht om het euvel te verhelpen. De conclusie van AM Lekdetectie B.V. is in dat opzicht veelzeggend. Uit het onderzoek blijkt evenmin dat die tekortkoming alsnog kan worden gebaseerd op de bevindingen van Alcoa, Jasink of het Bureau voor Bouwpathologie (BvB) en dat het hof die rapporten anders zou moeten waarderen dan het heeft gedaan in het arrest van 18 mei 2021. Uit de antwoorden van de deskundige blijkt dat hij bij zijn beoordeling de eerdere bevindingen van Alcoa, Jasink en BvB heeft betrokken, ook al is hij niet specifiek op die rapporten ingegaan. Dat stond de deskundige vrij, nu daarvoor kennelijk een ingrijpend destructief onderzoek noodzakelijk was en met partijen is besproken daarvan af te zien en te kiezen voor een lekdetectieonderzoek.
2.11
Partijen hebben geen wezenlijk commentaar gegeven op de bevindingen van de deskundige en de uitkomsten van zijn onderzoek. [geïntimeerde] heeft in zijn memorie na deskundigenbericht (3.2) aangegeven te begrijpen dat het deskundigenbericht ontoereikend is om een deugdelijke beslissing te nemen. [geïntimeerde] heeft in dat verband gesteld dat de deskundige in ieder geval na de melding van de eigenaar van de woning over een nieuwe lekkage in september 2024 een destructief onderzoek had moeten doen. Het hof volgt [geïntimeerde] daarin niet: gegeven de voorgeschiedenis waarin een dergelijk onderzoek op weerstand van de eigenaar van de woning stuitte, kon de deskundige redelijkerwijs besluiten dat de enkele melding van een nieuwe lekkage - zonder uitdrukkelijke opdracht van het hof - niet voldoende was voor een dergelijk onderzoek of om de bevindingen in het rapport aan te passen.
2.12
Dat betekent op zich niet dat niet alsnog aan de deskundige zou kunnen worden gevraagd een aanvullend onderzoek te doen, waarbij ook destructief onderzoek zou moeten plaatvinden. Dat zou feitelijk neerkomen op het grotendeels demonteren en verwijderen van de lichtkap. [geïntimeerde] heeft daarop aangedrongen en de volgens hem bestaande noodzaak voor een aanvullend onderzoek onderbouwd met rapport van Gevel Advies Ingenieursbureau van 6 december 204. Daarin is verslag gedaan van onderzoeken op 22 november en 3 december 2024.
2.13
Het hof is van oordeel dat het rapport van Gevel Advies onvoldoende onderbouwing vormt voor het door [geïntimeerde] gewenste aanvullende onderzoek.
Allereerst omdat Boertjes noch de door het hof benoemde deskundige bij de onderzoeken is betrokken. De deskundige is niet gevraagd om de bevindingen van Gevel Advies alsnog bij zijn onderzoek te betrekken. Gelet op het stadium waarin de procedure zich bevindt en het groot aantal deskundigen dat zich al over problemen met de lichtkap heeft gebogen – zonder dat een duidelijke aan Boertjes te wijten oorzaak van lekkage is aangewezen – is het in strijd met een goede procesorde om weer met dat doel een partijrapport in de beoordeling van het geschil te betrekken. Aan dat oordeel draagt bij dat de door het hof benoemde deskundige met instemming van partijen van een destructief onderzoek heeft afgezien.
2.14
Dat brengt het hof bij het tweede argument: de eigenaar van de woning heeft steeds een destructief onderzoek afgehouden. Voorwaarde voor het alsnog laten uitvoeren van een dergelijk nader onderzoek zou hoe dan ook moeten zijn dat het voor het hof vaststaat dat de eigenaar zijn onvoorwaardelijke medewerking aan een dergelijk onderzoek heeft gegeven. Van een dergelijke onvoorwaardelijke toezegging is onvoldoende gebleken. Het hof leest het niet in de brief van de eigenaar die als bijlage bij de brief van de advocaat van [geïntimeerde] bij het deskundigenbericht is gevoegd; daarin staat niet meer dan dat volgens de eigenaar ‘de pui beschikbaar is voor inspectie’. Het hof betrekt daarbij dat de eigenaar aanvankelijk ook niet wilde meewerken aan het minder vergaande lekdetectieonderzoek (en dat volgens Boertjes pas wilde doen onder druk van een door [geïntimeerde] aangezegd kort geding).
2.15
In de derde plaats ziet het hof inhoudelijke bezwaren. Gevel Advies heeft een beperkt onderzoek verricht. Er zijn geen testen en metingen gedaan en kennelijk, zo begrijpt het hof, alleen op een plek waarvan de afdekkappen door de eigenaar van de woning waren verwijderd. Uit het rapport blijkt niet of - en zo ja: waar - lekkages zijn vastgesteld. Het hof leest in dat rapport niet wat [geïntimeerde] er wel in leest, te weten dat de lekkage het gevolg is van montage-en constructiefouten. Weliswaar heeft Gevel Advies ook een aantal bevindingen gedaan die kunnen wijzen op onvolkomenheden en mogelijk zelfs een tekortkoming van Boertjes bij de montage, maar die stemmen grotendeels overeen met de eerdere bevindingen van bijvoorbeeld Alcoa. Die bevindingen waren gezien het gemotiveerde verweer van Boertjes onvoldoende voor het aannemen van de door [geïntimeerde] gestelde oorzaak. Gevel Advies concludeert immers:
Op basis van de bovengenoemde bevindingen kan het onderstaande geconcludeerd worden;
In de gevel zijn diverse systeemonderdelen niet of onvolledig aangebracht en zijn er diverse
lapmiddelen toegepast om de lekkages te verhelpen. Echter bij dit herstel is onvoldoende
rekening gehouden met, met name de afwatering, dichting en beluchting van het systeem.
Tijdens het monteren van de lichtkap is door de leverancier onvoldoende rekening gehouden
met de waterhuishouding, aansluitingen en bevestiging van de lichtkap.
En, als uitwerking van deze algemene conclusie:
Er ontbreken diverse onderdelen welke worden voorgeschreven door het
systeemhuis:
1. Rubber of butylfolie in de horizontale tussenregels ontbreken (…)2. Schroefjes bevestiging horizontale tussenregels ontbreken (…)
3. Ontwateringsspuwers aan de onderzijde ontbreken (dit is m.b.v. een kitlaag
aangebracht) (…)
4. Er zijn geen gevulkaniseerde hoeken toegepast aan de binnenzijde. (…)
5. In het dakvlak zijn geen eindstukken in tussenregels toegepast, Dit zorgt voor
een versnelde ophoping van vuil, waterintreding tussen de klemlijsten en
belemmerd de ontwatering (…).
De schroeven die in de klemlijst zijn op enkele plekken dolgedraaid, hierdoor is de
druk op de klemlijstrubbers niet optimaal waardoor meer regenwater in het systeem
kan lopen. Tevens is geconstateerd dat er meerdere schroeftypes zijn toegepast.
Belangrijk is dat de klemlijsten op de juiste wijze worden aangetrokken. Met een
schroefmachine, met een moment van ongeveer 4,5 Nm.
Hoe de bevestiging van de gevel exact is uitgevoerd is niet waargenomen, echter aan
1 gevelzijde zijn schroeven waargenomen ter plaatse van de zijstijlen en aan de
andere zijde niet. Vanuit de ontvangen foto's is te zien dat er schroefbevestigingen
zijn aangebracht door de isolator, dit vormt uiteraard geen deugdelijke constructieve
bevestiging. De gevel zal hier eerder los zitten dan vast.
De butyltape welke is toegepast ter plaatse van de verticale delen hecht op enkele
plekken niet goed op de ondergrond. Het water kan hierdoor tot onder de butyltape
doordringen, wat aangeeft dat de butyltape, ondanks alle goede wil en inzet, niet
toereikend waterdicht is aangebracht. Butyltape heeft als functie te voorkomen dat er
te veel water binnen het systeem komt. Enig water binnen in het systeem is
toegestaan, doch er dienen voldoende voorzieningen aanwezig zijn voor een
toereikende afwatering. Deze zijn niet in alle gevallen aanwezig.
Wel kan er geconcludeerd worden dat er veel kit is toegepast om het water buiten te
houden. Kitvoegen dienen echter regelmatig(jaarlijks) gecontroleerd te worden op
een goede werking. De kit is namelijk onderhevig aan de weersinvloeden en de
thermische werking van het aluminium, waardoor de kit zijn dichtende functie kan
verliezen. Daarnaast is de werking van kit en de toegepaste butyltape sterk afhankelijk
van het vakmanschap en kennis van de kitter. Er moet onder meer rekening worden
gehouden met de toestand van de ondergrond (evt. toepassing cleaner en/of primer)
en temperatuur tijdens het aanbrengen. Tot slot mag de kit de overige functies in het
systeem niet belemmeren.
Helaas is op meerdere posities zichtbaar dat met bovenstaande voorwaarden niet
resp. onvoldoende rekening is gehouden. Zoals op foto 23 t/m 27 te zien is, is de kit
niet (goed) aangedrukt. De kit is niet netjes en zorgvuldig aangebracht, wat erop wijst
dat oplappen hier de grootste motivator was. Dit doet dan ook sterk vermoeden dat
er ook niet is ontvet voorafgaand aan het kitten. Dit wil niet direct zeggen dat de kit
op dit moment zijn werk niet doet, in veel gevallen zal de kit nog wel water weren.
Maar de kans op lekkages is veel groter, ook is dit een indicatie dat op andere
locaties de kit onvoldoende dichtend is aangebracht.
2.16
Daaruit volgt dat de in de loop der jaren aangebrachte kit een belangrijke factor is voor het ontstaan van lekkages. Het staat niet ter discussie dat Boertjes dit kitwerk niet heeft aangebracht. Nu zal het zo zijn dat kitwerk is aangebracht nadat lekkages zijn opgetreden, maar ook met het aanvullende rapport is niet voldoende onderbouwd dat die lekkages een gevolg zijn van een fout van Boertjes.
2.17
Bovendien en tot slot: op een vraag van Boertjes daarover na het concept-deskundigenrapport heeft deskundige geantwoord:
“Vraag 5: Moeten de partijen gelet op het woord “mogelijk” in uw antwoord op vraag d, rekening houden met de mogelijkheid dat de vraag wat de oorzaak van de lekkage is geweest toch nog steeds onbeantwoord blijft in het geval dat in het kader van het onderhavig deskundigenbericht wordt overgegaan tot het opnieuw uitvoeren van destructief onderzoek, waarbij de lichtkap en de beglazing wederom voor een belangrijk deel gedemonteerd worden?
Visie van de deskundige
De hierboven beschreven veronderstelling lijkt aannemelijk te zijn. Immers, in het rapport staat beschreven datmogelijk(onderstreping door de deskundige ) antwoord kan worden verkregen op de vraag wat de oorzaak van de lekkage is geweest door uitgebreid destructief onderzoek uit te voeren waarbij de lichtkap en de beglazing voor een belangrijk deel gedemonteerd zouden moeten worden.”
2.18
De deskundige heeft daarmee tot uitdrukking gebracht dat onduidelijk blijft of een destructief onderzoek een duidelijk antwoord geeft.
2.19
[geïntimeerde] heeft in zijn memorie van antwoord bewijs door getuigen aangeboden. Het hof gaat daaraan voorbij, omdat wat hij wil bewijzen voor de beslissing niet relevant is dan wel onvoldoende onderbouwd - dit mede in het licht van hoe het geschil zich heeft ontwikkeld met de uitkomsten van het deskundigenbericht.
De conclusie
2.2
Het hoger beroep van Boertjes slaagt. Het hof zal daarom het vonnis van de rechtbank Overijssel van 3 april 2019, voor zover in conventie gewezen, vernietigen. Het in reconventie gewezen vonnis ( de beslissingen in dat vonnis in 7.7. – 7.11 ) blijft in stand (zal worden bekrachtigd) Omdat [geïntimeerde] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof [geïntimeerde] tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen en in de proceskosten in conventie in de procedure bij de rechtbank. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. Die rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [1] [geïntimeerde] heeft het voorschot op de kosten van de deskundige (€ 11.500 inclusief btw) gestort en het hof heeft bij bevelschrift van 9 december 2024 bevolen dat [geïntimeerde] een aanvullend bedrag van € 54,99 aan de deskundige moet betalen. Het hof zal bepalen dat de kosten definitief voor zijn rekening blijven.
2.21
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).
2.22
Wat verder is gevorderd zal worden afgewezen.

3.De beslissing

Het hof:
3.1
vernietigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle van 3 april 2019, voor zover in conventie gewezen, wijst de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog af, en bekrachtigt het vonnis voor het overige;
3.2
veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling aan Boertjes van alles wat Boertjes op grond van het vonnis van 3 april 2019 aan [geïntimeerde] heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de betaling door Boertjes tot aan de dag van terugbetaling;
3.3
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de volgende proceskosten van Boertjes tot aan de uitspraak van de rechtbank:
€ 1.737,50 aan salaris van de advocaat van Boertjes (2,5 procespunten x tarief € 695,- )
en tot betaling van de volgende proceskosten van Boertjes in hoger beroep:
€ 2.020,- aan griffierecht
€ 83,52 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [geïntimeerde]
€ 4.713,- aan salaris van de advocaat van Boertjes (3 procespunten x appeltarief III)
3.4
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
3.6
bepaalt dat de kosten van de deskundige van € 11.554,99,- voor rekening van [geïntimeerde] blijven;
3.7
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.8
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. Smit, M.W. Zandbergen, D.H. de Witte, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
18 maart 2025.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.