ECLI:NL:GHARL:2025:1571

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
21-000435-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en matiging betalingsverplichting in ontnemingszaak wegens wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

In deze ontnemingszaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een betrokkene die betrokken was bij hennepteelt. De politierechter had het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 12.392,73, terwijl de officier van justitie een bedrag van € 49.570,94 had gevorderd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en geoordeeld dat het voordeel niet op basis van medeplegen van hennepteelt kan worden vastgesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene financieel voordeel heeft genoten van € 24.785,47, maar heeft dit bedrag gehalveerd vanwege overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op € 12.392,73. De uitspraak is gedaan na een inhoudelijke behandeling op 4 maart 2025, waarbij het hof kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de betrokkene. Het hof heeft geconcludeerd dat de behandeling van de zaak niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden, wat heeft geleid tot de matiging van het ontnemingsbedrag.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000435-21
Uitspraak d.d.: 18 maart 2025
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de politierechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 15 januari 2021 met parketnummer 05-057126-19 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] ,
ingeschreven te [adres] .

Het hoger beroep

De betrokkene heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 maart 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door betrokkene en zijn raadsman, mr. M.J.H. Mühlstaff, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich niet met het vonnis waarvan beroep zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
Vordering
De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot schatting van het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel op € 49.570,94 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van datzelfde bedrag.
De politierechter heeft het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op
€ 12.392,73 en de advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan betrokkene de verplichting tot betaling aan de Staat van datzelfde bedrag wordt opgelegd.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering wordt afgewezen nu betrokkene niets met de kwekerij te maken heeft gehad en geen voordeel heeft genoten. De betrokkene had geen weet van een eerdere oogst. Gelet op de uitspraak van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 24 oktober 2012 (ECLI:NL:GHSHE:2012:BY2956) waarin dat hof oordeelde dat op basis van de aangetroffen kalk- en algenafzetting in de hennepkwekerij niet zonder meer geconcludeerd kan worden dat er aldaar een eerdere oogst heeft plaatsgevonden, kan ook in deze zaak niet van een eerdere oogst worden uitgegaan.
Tot slot dient er rekening te worden gehouden met het tijdsverloop. Er is sprake van overschrijding van de redelijke termijn.
De raadsman heeft ten aanzien van de wijze waarop het genoten voordeel is berekend geen verweer gevoerd.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De betrokkene is bij arrest van dit hof van 18 maart 2025, parketnummer 21-000437-21 ter zake van hennepteelt (onder 1 primair bewezenverklaarde) en medeplegen van diefstal van stroom (onder 2 primair bewezenverklaarde) veroordeeld tot straf.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat betrokkene uit het bewezenverklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 24.785,47. Het hof baseert zich daarbij grotendeels op het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, en komt als volgt tot deze schatting:

Vaststelling opbrengst per oogst in de 1e kweekruimteAangetroffen planten/pottenIn de 1e kweekruimte stonden minimaal 120 hennepplanten en/of potten. De verbalisanten stelden dit vast door de hennepplanten en/of potten te tellen. De oppervlakte van de beplanting in de 1e kweekruimte was 8,4 m2. Per m2 stonden er 15 hennepplanten en/of potten.

Opbrengst hennep per plantIn het rapport van Functioneel Parket Afpakken van 1 juni 2016 is een tabel opgenomen met daarin de opbrengst per hennepplant. Deze opbrengst is afhankelijk van de hoeveelheid hennepplanten op een m2. Hieruit blijkt, dat hoe lager het aantal planten op een m2, hoe hoger de opbrengst per plant. De opbrengst aan hennep per plant van de 1e kweekruimte is volgens de tabel minimaal 28,2 gram.

Opbrengst hennep per oogst

Financiële opbrengst per oogstDe daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het rapport van Functioneel Parket Afpakken bedraagt dit minimaal € 4.070,00 per kilogram.De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 3,384 kilogram x € 4.070,00 =

€ 13.772,88.
In de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is uitgegaan van 2 reeds eerder gerealiseerde oogsten in de 1e kweekruimte.

Kostenberekening in de 1e kweekruimteOmdat betrokkene de door [bedrijf] in rekening gebrachte kosten op het moment van sluiten van het rapport WVV niet had voldaan, werden geen kosten voor elektriciteit op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering gebracht.

Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ook geen rekening gehouden met kosten voor het knippen. De huurpenningen zijn berekend aan de hand van de maandhuur à € 775. Dat is vermenigvuldigd met 12 (maanden) waardoor de jaarhuur is berekend. Dat is gedeeld door 52 weken en vermenigvuldigd met 10 weken (kweekcyclus).
Afschrijvingskosten: € 150,00 (Tabel pag. 3 rapport van FPA 1-11-2010)
Hennepstekken: € 457,20 (€ 3,81 per stek/plant)
Variabele kosten: € 465,60 (€ 3,88 per stek/plant)
Huisvestingskosten: € 1.788,46
Totaal aan kosten: € 2.861,26

Vaststelling opbrengst per oogst in de 2e kweekruimteIn de 2e kweekruimte stonden minimaal 129 hennepplanten en/of potten. De oppervlakte van de beplanting in de 2e kweekruimte was 9,9 m2. Per m2 stonden er 13 hennepplanten en/of potten.

Opbrengst hennep per plantDe opbrengst aan hennep per plant van de 2e kweekruimte is volgens de tabel minimaal

28,6 gram.

Opbrengst hennep per oogstDe totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt:129 planten x 28,6 gram = 3,6894 kilogram

Financiële opbrengst per oogstDe totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 3,6894 kilogram x € 4.070,00 =

€ 15.015,86.

Uitgegaan wordt van 2 reeds eerder gerealiseerde oogsten in de 2e kweekruimte.Kostenberekening in de 2e kweekruimteOmdat betrokkene de door [bedrijf] in rekening gebrachte kosten op het moment van sluiten van het rapport WVV niet had voldaan, werden geen kosten voor elektriciteit op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering gebracht. Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ook geen rekening gehouden met kosten voor het knippen. De kosten voor huisvesting zijn al bij de eerste kweekruimte verrekend.

Afschrijvingskosten: € 150,00 (Tabel pag. 3 rapport van FPA 1-11-2010)
Hennepstekken: € 491,49 (€ 3,81 per stek/plant)
Variabele kosten: € 500,52 (€ 3,88 per stek/plant)
Totaal aan kosten: € 1.142,01

De 1e kweekruimte

De 2e kweekruimte

WVV (hof: wederrechtelijk verkregen voordeel) € 49.570,94

Met de politierechter is het hof van oordeel dat op grond van de aangetroffen verpakkingsmaterialen het aannemelijk is dat sprake is van één eerdere oogst, en niet twee zoals vermeld in bovengenoemd rapport. Daarmee wordt het voordeel gehalveerd en komt het hof op een genoten voordeel van
€ 24.785,47.
Anders dan de politierechter acht het hof
het medeplegenvan de hennepteelt niet bewezen. Het volledige voordeel (en dus niet de helft) komt daarom voor rekening van betrokkene.
De verplichting tot betaling aan de Staat
Het hof overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende.
Op 30 oktober 2020 is er door de officier van justitie een ontnemingsvordering ingediend. Op 15 januari 2021 is de straf- en de ontnemingszaak inhoudelijk behandeld en is er uitspraak gedaan. Vervolgens is er (tijdig) op 28 januari 2021 hoger beroep ingesteld. Pas op 10 juli 2023 is het dossier binnengekomen bij het hof en op 4 maart 2025 is de zaak inhoudelijk behandeld en wordt op 18 maart 2025 uitspraak gedaan.
Het hof is van oordeel, gelet op genoemd procesverloop, dat de behandeling niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden en dat de redelijke termijn in aanzienlijke mate is overschreden. Het hof is van oordeel dat deze overschrijding matiging van het vastgestelde ontnemingsbedrag tot gevolg moet hebben. Het hof zal de betalingsverplichting matigen.
Hiermee rekening houdende zal het hof de verplichting tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet opleggen gelijk aan het hiervoor vermelde bedrag waarop het als wederrechtelijk verkregen voordeel is geschat, maar dat bedrag halveren.
Op grond daarvan zal het hof de verplichting tot betaling aan de Staat stellen op een bedrag van € 12.392,73.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van de procedure.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
24.785,97 (vierentwintigduizend zevenhonderdvijfentachtig euro en zevenennegentig cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 12.392,73 (twaalfduizend driehonderdtweeënnegentig euro en drieënzeventig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 96 dagen.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. M.J. Vos en mr. H. Phaff, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B.T.H. Toonen-Janssen, griffier,
en op 18 maart 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 18 maart 2025.
Tegenwoordig:
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr. A. Hermelink, advocaat-generaal,
mr. B.T.H. Toonen-Janssen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.