ECLI:NL:GHSHE:2012:BY2956

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-003627-11 (OWV)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingszaak hennepteelt en ervaringsregels kalk- en algenafzetting

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Maastricht van 1 maart 2011. De zaak betreft een ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de veroordeelde werd beschuldigd van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt. De advocaat-generaal vorderde dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen en het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op een bedrag van EUR 33.888,59. De veroordeelde heeft echter betoogd dat de vordering tot ontneming afgewezen moet worden.

Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting heropend om verbalisant [T] te horen over ervaringsgegevens betreffende kalk- en algenafzetting in de hennepkwekerij. Tijdens de zitting op 20 juni 2012 verklaarde [T] dat de bevindingen in het proces-verbaal een sjabloon zijn en dat hij nooit onderzoek heeft gedaan naar de ervaringsregels. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte eerder hennep heeft geoogst, ondanks de aanwezigheid van kalk- en algenafzetting. De advocaat-generaal kon zijn standpunt niet onderbouwen met overtuigend bewijs.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. Het hof concludeerde dat er onvoldoende aanwijzingen waren om te stellen dat de verdachte meer hennepplanten had gekweekt dan de hoeveelheid die op 19 november 2008 was aangetroffen. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. F. van Es als voorzitter, en mr. A.J.M. van Gink en mr. A.H. Klip als raadsheren, in aanwezigheid van griffier mr. drs. M.M. Spooren.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer : 20-003627-11 OWV
Uitspraak : 24 oktober 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht van 1 maart 2011 op de vordering ex artikel 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 03-530261-09 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1970],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De veroordeelde heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de veroordeelde naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de hoogte van het door verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel zal vaststellen op een bedrag van EUR 33.888,59 en de vordering van het openbaar ministerie tot dat bedrag zal toewijzen.
Door en namens de veroordeelde is bepleit dat de vordering tot ontneming van het door verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden afgewezen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Vordering
De schriftelijke vordering van de officier van justitie ter terechtzitting in eerste aanleg strekt tot de vaststelling van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van EUR 33.888,59. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep de vordering gehandhaafd.
De veroordeelde is bij (gelijktijdig gewezen) arrest van dit gerechtshof van 24 oktober 2012, onder parketnummer 20-000965-11, veroordeeld tot straf ter zake van:
1. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
3. Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de vordering moet worden toegewezen, omdat aannemelijk is dat de verdachte in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 18 november 2008 zeker eenmaal hennep is geoogst in de in zijn woning aangetroffen hennepkwekerij, hetgeen blijkt uit de volgende omstandigheden zoals die uit het dossier naar voren komen.
Uit het dossier blijkt dat op 19 november 2008 in de kelder van de garage van verdachte een hennepkwekerij werd aangetroffen. Er werd geconstateerd dat in de hennepkwekerij 204 hennepplanten aanwezig waren en dat was gefraudeerd met de elektriciteitsmeter.
Uit een door verbalisant [T] ingesteld onderzoek in de hennepkwekerij is gebleken:
- dat sprake was van kalkafzetting op het bevloeiingssysteem;
- dat sprake was van kalkafzetting op de plantenpotten;
- dat sprake was van algenafzetting op de potgrond;
- dat sprake was van een dikke laag stof op de assimilatielampen en op de andere aanwezig voorwerpen;
- dat het filterdoek van de koolstoffilter erg was vervuild en deels was vernieuwd.
Op grond van voornoemde omstandigheden heeft verbalisant [T] geconcludeerd dat eerder van deze hennepplantage is geoogst.
[verbalisant][T] heeft in het proces-verbaal van relaas (OPS-dossiernummer 2008156392, proces-verbaalnummer 2008156392-13, pag. 1-15) het volgende gerelateerd:
Pag. 13:
“Kalkafzetting duidt op een langdurig gebruik van de betreffende systemen c.q. goederen. Uit ervaringsgegevens is van kalk- en algenafzetting pas na minimaal twee oogsten sprake. In gebieden met zogenaamd zacht water, is hiervan vaak pas na drie tot vier oogsten sprake.”
Verdachte heeft verklaard:
- dat hij de hennepkwekerij in augustus 2008 heeft opgebouwd;
- dat de hennepplanten sinds drie of vier weken voor de ontdekking van de hennepkwekerij op 19 november 2008 in de kwekerij stonden;
- dat de geconstateerde hoeveelheid stof kan worden verklaard uit het feit dat hij de apparatuur tweedehands heeft aangeschaft en het feit dat hij werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van de kwekerij die stof hebben veroorzaakt;
- dat de kalk- en algenafzetting kan worden verklaard uit het feit dat in Guttecoven kalkrijk water heeft.
Bij tussenarrest van 2 maart 2012 heeft het hof het onderzoek ter terechtzitting heropend teneinde verbalisant [T] nader te horen over de door hem genoemde ervaringsgegevens betreffende kalk- en algenafzetting. Ter terechtzitting van 20 juni 2012 heeft het hof hem als getuige gehoord. [T] heeft verklaard dat het door hem opgemaakte proces-verbaal van bevindingen in deze zaak een voorbedrukt sjabloon is, dat wordt ingevuld door kruisjes aan te vinken. Als hij in dat sjabloon een vakje heeft aangekruist, dan heeft hij de achter dat vakje weergegeven bevindingen zelf gezien in de aangetroffen hennepkwekerij. [T] heeft echter nooit onderzoek gedaan naar de in het sjabloon opgenomen ervaringsgegevens betreffende kalk- en algenafzetting. Hij heeft tijdens al zijn jaren van dienst niet vernomen wie die ervaringsregels heeft opgesteld. Persoonlijk is hij het, gelet op zijn ervaringen dienaangaande, met de conclusie in het sjabloon betreffende de algenafzetting niet eens. Naar aanleiding van de verklaring van verbalisant [T] ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof nader onderzoek gelast naar de in het sjabloon opgenomen ervaringsgegeven betreffende kalk- en algenafzetting.
Blijkens een aanvullend proces-verbaal d.d. 25 september 2012 is niet vastgesteld kunnen worden wie het imprimé proces-verbaal (of wel het sjabloon) heeft opgesteld en evenmin wie de daarin opgenomen ervaringsgegevens heeft opgesteld. Voorts blijkt uit een bijlage bij het aanvullend proces-verbaal dat water naast kalk uit nog een aantal andere mineralen bestaat die kunnen neerslaan en het volgens een specialist procestechnologie van WML(Limburgs Drinkwater) onmogelijk (of minimaal uiterst ingewikkeld) is om basis van de observatie dat “er kalkafzetting en algengroei heeft plaatsgevonden” een uitspraak te doen over de duur van het kweekproces.
Het hof is gelet op dit een en ander dan ook van oordeel dat, op basis van de aangetroffen kalk- en algenafzetting in de hennepkwekerij, niet zonder meer geconcludeerd kan worden dat er aldaar een eerdere oogst heeft plaatsgevonden. Ook bezien in samenhang met de aangetroffen hoeveelheid stof en de vervuiling van de aangetroffen apparatuur komt het hof niet tot een ander oordeel. Daarbij heeft het hof nog in aanmerking genomen dat verdachte heeft verklaard dat hij de apparatuur tweedehands heeft aangeschaft.
Aldus bestaan onvoldoende aanwijzingen die dwingend tot de conclusie leiden dat de verdachte buiten de op 19 november 2008 aangetroffen hoeveelheid hennepplanten, in voormelde periode nog een andere hoeveelheid hennepplanten heeft gekweekt.
Bijgevolg is hetgeen de advocaat-generaal ter onderbouwing van zijn standpunt heeft aangevoerd niet aannemelijk geworden en moet de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht worden afgewezen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst af de vordering strekkende tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel tot het in die vordering genoemde bedrag.
Aldus gewezen door:
mr. F. van Es, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. A.H. Klip, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.M. Spooren, griffier,
en op 24 oktober 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.H. Klip is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.