ECLI:NL:GHARL:2025:1355

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
P24-393
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing van de rechtbank en verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 maart 2025 de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 4 november 2024 vernietigd. De rechtbank had de zaak achter gesloten deuren behandeld, terwijl de jeugdige ten tijde van de behandeling 19 jaar oud was. Het hof oordeelde dat de zaak in het openbaar behandeld had moeten worden, conform artikel 6:6:4 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft de PIJ-maatregel (Plaatsing in een Jeugdinrichting) met 18 maanden verlengd, op basis van het advies van de jeugdinrichting. De deskundige heeft verklaard dat de jeugdige nog niet voldoende gemotiveerd is voor behandeling en dat er een hoog recidiverisico is. De jeugdige zelf heeft verzocht om een kortere verlenging van de maatregel, maar het hof oordeelde dat een langere termijn noodzakelijk is voor zijn ontwikkeling en veiligheid. De maatregel eindigt voorwaardelijk op 9 mei 2026 en onvoorwaardelijk op 9 mei 2027.

Uitspraak

PIJ P24/393
Beslissing van 6 maart 2025
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[de jeugdige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
verblijvende in [jeugdinrichting] ( [Instelling] ) [plaats] te [plaats]
(hierna ook: de jeugdinrichting),
verder te noemen: de jeugdige.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad , van 4 november 2024. Deze beslissing houdt in de verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
(hierna: PIJ-maatregel)met een termijn van achttien maanden.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van 6 november 2024 waarbij de jeugdige beroep heeft ingesteld;
- de aanvullende informatie van [Instelling] [plaats] , gedateerd 18 februari 2025.
Het hof heeft ter zitting van 20 februari 2025 gehoord de advocaat-generaal, mr. R.J.A. Segerink, en de jeugdige, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. van Minderhout als waarnemer voor mr. H.M. Dunsbergen.
Het hof heeft ter zitting tevens als deskundige gehoord [deskundige] , behandelcoördinator bij [Instelling] [plaats] .

Overwegingen

Het standpunt van de deskundige
De deskundige heeft ter terechtzitting verklaard dat de jeugdinrichting blijft bij het advies om de PIJ-maatregel te verlengen met achttien maanden. Het recidiverisico is de afgelopen periode onveranderd gebleven. De motivatie die de jeugdige eerst wel had, is er eigenlijk niet meer. De jeugdinrichting ziet dat de motivatie veel wisselt. Er moet eerst inzicht komen in het middelengebruik en indicerende factoren daarvoor, voordat een verloftraject kan worden opgestart. Een periode van achttien maanden is daarvoor nodig en er dient rekening mee te worden gehouden dat er na die periode nog een verlenging noodzakelijk is, omdat er nu nog geen zicht is op een verloftraject.
Daarnaast heeft de deskundige aangegeven dat de jeugdinrichting erover nadenkt de jeugdige over te plaatsen naar een andere afdeling, de Very Intensive Care (VIC). De jeugdinrichting heeft naast zorgen over het recente agressie incident ook zorgen over het feit dat de jeugdige heel rustig is op de afdeling, zich terugtrekt en er weinig zicht op hem is. Het lukt nu niet om tot de diepere kern te komen in de behandeling. Daardoor denkt de jeugdinrichting dat een afdeling met meer begeleiding en individuele aandacht wel dat stukje identiteit naar boven kan krijgen wat nu aan de oppervlakte blijft. De indicatie moet echter nog geschreven worden. Naar aanleiding van intern overleg is dit wel wat de jeugdinrichting adviseert.
Ten aanzien van de urinecontroles heeft de deskundige verklaard dat er bij de jeugdinrichting twijfel bestaat over of de jeugdige écht niet kan plassen voor een urinecontrole. Eerder is dit hem namelijk enkele keren wel gelukt. Het vermoeden is dat de jeugdige niet wil plassen, omdat het hem iets oplevert als hij dit niet doet. De jeugdinrichting heeft dan immers geen inzicht in zijn middelengebruik.
Het standpunt van de jeugdige
De jeugdige wil graag dat de PIJ-maatregel wordt verlengd met zes maanden, zodat de jeugdinrichting in beweging moet komen. Hij geeft aan dat het naar omstandigheden best goed met hem gaat en dat het beter gaat dan eerst. De jeugdige was erg beïnvloedbaar toen hij binnen kwam. Dat is nu veranderd. Ter terechtzitting heeft hij een brief voorgelezen waaruit blijkt dat hij grote stappen heeft gezet de afgelopen tijd. De jeugdige heeft een nieuwe therapeut en daar heeft hij een goede klik mee. De gesprekken verlopen goed en hij neemt haar in vertrouwen. Kort voor de zitting heeft de jeugdige van de behandelcoördinator vernomen dat een overplaatsing naar de VIC-afdeling wordt geadviseerd. De jeugdige wil dat liever niet, omdat hij zich op zijn plek voelt op zijn huidige afdeling en de gesprekken met de nieuwe therapeut dan zouden stoppen, terwijl hij met haar net een vertrouwensband heeft opgebouwd. De jeugdige geeft daarnaast aan dat zijn traject stil ligt doordat hij niet kan plassen voor de urinecontroles. Hij is hierover al lang in gesprek met de jeugdinrichting en er zijn al allerlei oplossingen geprobeerd. De jeugdige zou graag willen dat er bloed wordt afgenomen in plaats van een urinecontrole, maar hier wil de jeugdinrichting niet aan meewerken. De jeugdige hoopt dat er een oplossing wordt gevonden zodat hij zijn leven buiten de muren kan oppakken. De raadsvrouw heeft verzocht de PIJ-maatregel te verlengen met tien maanden, zodat over zes maanden kan worden bekeken waar de jeugdige staat in zijn traject. Het is volgens de raadsvrouw noodzakelijk om een vinger aan de pols te houden.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering om de PIJ-maatregel te verlengen met 18 maanden. Na de zitting bij de rechtbank heeft zich een incident voorgedaan. Sindsdien is sprake van een stagnatie in de motivatie van de jeugdige. Hij weigert regelmatig therapie, onderwijs en urinecontroles. De jeugdige heeft aangegeven wat daaraan ten grondslag ligt. Hierover is veel gesproken met de jeugdinrichting en er is gezocht naar oplossingen. Volgens de jeugdinrichting is sprake van een impasse. Er is geen zicht op verlof. Dat betekent dat een verlenging met 18 maanden nodig is en mogelijk is daarna wederom een verlenging nodig. Het is belangrijk dat de jeugdige zich openstelt voor begeleiding en behandeling. De stoornis is aanwezig en er is sprake van een hoog recidiverisico. Gezien de fase waarin de behandeling zich verkeert is een verlenging met 18 maanden aangewezen. Dit is noodzakelijk en in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige.
Het oordeel van het hof
Vernietiging van de beslissing waarvan beroep
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank van 21 oktober 2024 blijkt dat de zaak in eerste aanleg achter gesloten deuren is behandeld, terwijl de jeugdige toen 19 jaren oud was.
Bij een zaak over de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing, zoals de onderhavige zaak, is de hoofdregel dat het onderzoek plaatsvindt ter openbare terechtzitting (artikel 6:6:4, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv)). Deze hoofdregel geldt niet indien de veroordeelde op het tijdstip dat de zaak dient, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt. In dat geval is de hoofdregel dat de zaak achter gesloten deuren wordt behandeld (artikel 6:6:3, zesde lid, Sv in verbinding met artikel 495b, eerste lid, Sv). Het hof ziet in de systematiek van het Wetboek van Strafvordering en in de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van artikel 6:6:3, zesde lid, Sv geen reden om deze bepaling anders uit te leggen dan overeenkomstig de duidelijke tekst van de wet.
Omdat de jeugdige ten tijde van de behandeling van de zaak door de rechtbank 19 jaren oud was, had de zaak toen in het openbaar behandeld dienen te worden. Artikel 269 Sv biedt de rechter de mogelijkheid om te bevelen dat de zaak, vanwege de in dat artikel genoemde belangen, alsnog achter gesloten deuren wordt behandeld, maar een dergelijk bevel dient met redenen omkleed te worden vermeld in het proces-verbaal van de betreffende zitting. Van een dergelijk bevel is in het proces-verbaal van 21 oktober 2024 niet gebleken. Daarom zal het hof de beslissing van de rechtbank vernietigen. Enig ander rechtsgevolg hoeft daaraan niet te worden verbonden nu het gebrek is hersteld door de openbare behandeling van de zaak in beroep.
Indexdelicten
Bij vonnis van 4 oktober 2022 heeft de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad , aan de jeugdige – naast een jeugddetentie – een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd ter zake van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft daarbij vastgesteld dat deze voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, namelijk openlijke geweldpleging. Bij beslissing van 5 december 2022 heeft de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad , de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel gelast.
Dit hof, zittingsplaats Leeuwarden, heeft bij arrest van 31 januari 2024, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, het vonnis van de rechtbank van 4 oktober 2022 vernietigd en de jeugdige veroordeeld ter zake van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en diefstal door twee of meer verenigde personen en aan de jeugdige onvoorwaardelijk de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd en daarbij bepaald dat – zo verstaat het hof - de aanvang van die maatregel moet worden gerekend vanaf 16 november 2022.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies van de jeugdinrichting van 27 september 2024 volgt dat bij de jeugdige sprake is van een autismespectrumstoornis, een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline-, antisociale- en narcistische kenmerken en een stoornis in het gebruik van cannabis.
Uit ditzelfde verlengingsadvies volgt dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Het risico dat de jeugdige vanwege zijn gebrekkige eigen identiteit en laag zelfbeeld vatbaar is voor delinquente leeftijdsgenoten is hoog. Daarnaast is sprake van een cannabisverslaving welke een invloed heeft gehad op het ontstaan van het delict. Wanneer de jeugdige onder invloed is, kan hij de situatie minder goed overzien waardoor de kans op recidive hoog is.
Criterium voor verlenging van de PIJ-maatregel
Het hof stelt voorop dat de maatregel kan worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist en die verlenging ook in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige is. De verlenging is slechts mogelijk indien de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen (een geweldsmisdrijf). Voorts is een verlenging van de termijn van de maatregel slechts mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat. De maatregel eindigt steeds voorwaardelijk een jaar voordat het einde van de maatregel wordt bereikt.
Het hof stelt vast dat de maatregel is opgelegd ter zake van een geweldsmisdrijf en daarom op zichzelf verlengbaar is.
Verlenging van de PIJ-maatregel
Uit het verlengingsadvies van 27 september 2024 volgt dat verlenging van de PIJ-maatregel met achttien maanden noodzakelijk wordt geacht om de jeugdige het komende jaar door middel van behandelingen op verschillende gebieden toe te laten werken naar een Scholings- en Trainingsprogramma (STP). Het perspectief is dat de jeugdige zich de komende periode verder zal ontwikkelen en er een begeleide verlofstatus zal worden aangevraagd, als het hem lukt om zijn middelengebruik te stoppen. Wanneer er eenmaal een begeleide verlofstatus is, kan na vier tot zes maanden worden onderzocht of een onbegeleid verlofmachtiging aangevraagd kan worden. De verwachting is dat er in ieder geval zes maanden nodig zijn om een positieve dagbesteding te ontwikkelen en een prosociaal netwerk te versterken binnen het onbegeleid verlof. Aansluitend zal een STP aangevraagd worden. Dit zal naar verwachting ook minimaal zes maanden moeten duren. Bij een goed verloop van de behandeling wordt verwacht dat de jeugdige op zijn vroegst in mei 2026 in aanmerking komt voor verdere resocialisatie in het kader van een voorwaardelijk beëindigde PIJ-maatregel. Het verblijf en de behandeling binnen de jeugdinrichting wordt noodzakelijk geacht zodat de jeugdige binnen de gestructureerde kaders vaardigheden aanleert om uiteindelijk zelfstandig aan zijn toekomst te kunnen werken. Volgens de jeugdinrichting is het van belang dat de jeugdige een eigen identiteit ontwikkelt waarbij hij in staat is negatieve invloeden af te weren. Tot op heden is dit nog onvoldoende bewerkstelligd, waardoor de verwachting is dat de jeugdige zonder toezicht en begeleiding niet in staat is om aan de gestelde regels te voldoen en zal vervallen in oude gewoontes en zich laat meeslepen in negatief gedrag. Het is van belang dat de jeugdige de aankomende periode gemotiveerd meewerkt aan interventies gericht op de risicofactoren.
Uit de aanvullende informatie van 18 februari 2025 blijkt dat er ten opzichte van de zitting bij de rechtbank sprake is van een stagnatie in de behandeling. De jeugdige houdt de motivatie voor de behandeling niet vast en meldt zich vaak af voor beeldende therapie. Er wordt veel behandeling en ondersteuning ingezet, maar de jeugdige lijkt de toegestoken handen niet aan te willen of kunnen pakken.
Zoals hiervoor opgenomen, heeft de deskundige ter terechtzitting van het hof verklaard dat de jeugdinrichting het advies om de PIJ-maatregel te verlengen met achttien maanden handhaaft en dat de jeugdinrichting voornemens is de jeugdige over te plaatsen naar een VIC-afdeling.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat niet alleen de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de maatregel eist, maar dat deze tevens in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige. Er zijn nog veel stappen te zetten in het traject van de jeugdige. Momenteel is sprake van een stagnatie in de behandeling en wordt bekeken hoe de jeugdige het traject weer op een positieve manier kan voortzetten. Er dient nog een verloftraject te worden opgezet. Het is belangrijk dat deze stappen zorgvuldig worden doorlopen en hiervoor is tijd nodig. Het hof zal daarom de PIJ-maatregel overeenkomstig het advies van de jeugdinrichting met achttien maanden verlengen.
Einde maatregel
Gevolg gevend aan het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, stelt het hof vast dat de maatregel, behoudens verdere verlenging of eventuele opschorting, voorwaardelijk zal eindigen op 9 mei 2026 en onvoorwaardelijk zal eindigen op 9 mei 2027.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad , van
4 november 2024 met betrekking tot de jeugdige
[de jeugdige].
Verlengt de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van
18 (achttien) maanden.
Aldus gedaan door
mr. M.J. Vos, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. E.A.K.G. Ruys, raadsheren,
en drs. I. van Outheusden en drs. I.A.M. Breukel, raden,
in tegenwoordigheid van mr. I.M.G. van der Lee, griffier,
en op 6 maart 2025 in het openbaar uitgesproken.
mr. E.A.K.G. Ruys en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.