ECLI:NL:GHARL:2025:1269

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
21-004379-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Levenslange gevangenisstraf voor het medeplegen van een viervoudige moord in een Enschedese growshop

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1988, samen met zijn vader en broer betrokken bij een viervoudige moord die plaatsvond op 13 november 2018 in een growshop in Enschede. De slachtoffers, [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], werden allemaal met meerdere schoten in het hoofd om het leven gebracht. De verdachte en zijn medeverdachten zijn veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, wat het medeplegen van moord rechtvaardigt. De verklaringen van de verdachte werden als onbetrouwbaar beschouwd, vooral omdat hij pas laat in het proces een inhoudelijke verklaring aflegde. Het hof heeft ook de rol van de verdachte in de gebeurtenissen en de psychische druk waaronder hij zou hebben gehandeld, overwogen, maar heeft geoordeeld dat deze niet voldoende zijn om hem van rechtsvervolging te ontslaan. De vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de schade door gederfd levensonderhoud en shockschade werd erkend. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de nabestaanden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004379-20
Uitspraak d.d.: 28 februari 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van
6 november 2020 met parketnummer 08-952945-18 in de strafzaak tegen
VERDACHTE
geboren te [plaatsnaam] [geboorteland] op [geboortedatum] 1988,
wonende te [adres],
thans verblijvende in P.I. [plaats P.I.].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 4 december 2023, 13, 14 en 16 januari 2025 (inhoudelijke behandeling) en 28 februari 2025 (sluiting onderzoek) en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden, mr. A.W. Syrier en mr. J.P.W. Nijboer, en de advocaten van de benadeelde partijen, mrs. Keulen, Drosten, Jakob, Morskink, Pernot, Korver en Camps naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
[verdachte] (hierna: [verdachte]) is bij vonnis van 6 november 2020 door de meervoudige kamer in de rechtbank Overijssel veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf wegens het medeplegen van een viervoudige moord en het voorhanden hebben van een revolver. De rechtbank heeft daarnaast beslissingen genomen op de vorderingen van de benadeelde partijen die zich in het strafproces hebben gevoegd en over het inbeslaggenomen voorwerp.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen
De tenlastelegging
De volledige tenlastelegging is als bijlage I opgenomen achter dit arrest.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 in de eerste plaats:
samen met een of meer anderen [slachtoffer 1] heeft gedood door met een of meer vuurwapens
meermalen op (het hoofd van) die [slachtoffer 1] te schieten.
Primair is dit tenlastegelegd als een moord, subsidiair als een doodslag met (poging tot)
diefstal met geweld en/of met doodslag in vereniging op de andere slachtoffers, meer
subsidiair als een doodslag, nog meer subsidiair als een diefstal met geweld waarbij [slachtoffer 1] is gedood en meest subsidiair als een poging tot diefstal met geweld waarbij [slachtoffer 1] is gedood;
feit 1 in de tweede plaats:
samen met een of meer anderen [slachtoffer 2] heeft gedood door met een of meer vuurwapens meermalen op (het hoofd van) die [slachtoffer 2] te schieten.
Primair is dit tenlastegelegd als een moord, subsidiair als een doodslag met (poging tot)
diefstal met geweld en/of met doodslag in vereniging op de andere slachtoffers, meer
subsidiair als een doodslag, nog meer subsidiair als een diefstal met geweld waarbij [slachtoffer 2] is gedood en meest subsidiair als een poging tot diefstal met geweld waarbij [slachtoffer 2] is gedood;
feit 1 in de derde plaats:
samen met een of meer anderen [slachtoffer 3] heeft gedood door met een of meer vuurwapens meermalen op (het hoofd van) die [slachtoffer 3] te schieten.
Primair is dit tenlastegelegd als een moord, subsidiair als een doodslag met (poging tot)
diefstal met geweld en/of met doodslag in vereniging op de andere slachtoffers, meer
subsidiair als een doodslag, nog meer subsidiair als een diefstal met geweld waarbij [slachtoffer 3] is gedood en meest subsidiair als een poging tot diefstal met geweld waarbij [slachtoffer 3] is gedood;
feit 1 in de vierde plaats:
samen met een of meer anderen [slachtoffer 4] heeft gedood door met een of meer vuurwapens meermalen op (het hoofd van) die [slachtoffer 4] te schieten.
Primair is dit tenlastegelegd als een moord, subsidiair als een doodslag met (poging tot)
diefstal met geweld en/of met doodslag in vereniging op de andere slachtoffers, meer
subsidiair als een doodslag, nog meer subsidiair als een diefstal met geweld waarbij [slachtoffer 4] gedood en meest subsidiair als een poging tot diefstal met geweld waarbij [slachtoffer 4] is gedood;
feit 2:
een revolver voorhanden hebben
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Leeswijzer
Het hof zal beginnen met een algemene inleiding waarbij in grote lijnen wordt weergegeven wat in deze zaak speelt. Vervolgens wordt uiteengezet wat de standpunten van het openbaar ministerie en de verdediging zijn. Tot slot komt het hof tot een oordeel, waarbij eerst de vraag wordt beantwoord of, en zo ja op grond waarvan, het hof tot een bewezenverklaring van een of meer van de tenlastegelegde feiten komt. In het geval het hof tot een bewezenverklaring komt, zullen de bewijsmiddelen worden opgenomen in bijlage II van het arresten daarvan deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen zullen dan de redengevende feiten en omstandigheden bevatten op grond waarvan het hof de overtuiging heeft gekregen dat Verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Algemene inleiding
Op 13 november 2018 werden omstreeks 15.00 uur door een getuige de lichamen van twee overleden mannen gevonden in de growshop aan de adres in Enschede. Later vond de politie nog twee lichamen in het pand. De slachtoffers betroffen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. Zij zijn allen om het leven gebracht door meerdere schoten in het hoofd.
Anders dan in eerste aanleg staat in hoger beroep niet meer ter discussie dat verdachte samen met zijn broer [medeverdachte 2] verdachte (hierna: [medeverdachte 2]) en vader [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]) ten tijde van de levensberovingen aanwezig was in voornoemde growshop. De kern van de beoordeling in hoger beroep richt zich op de vraag of verdachte al dan niet samen met [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] betrokken is geweest bij de levensberovingen en zo ja, hoe deze betrokkenheid juridisch moet worden gekwalificeerd.
Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij op 26 november 2018 een revolver voorhanden heeft gehad. Dit feit wordt door hem niet betwist.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaten-generaal hebben gevorderd [verdachte] te veroordelen voor het medeplegen van moord op respectievelijk [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] op 13 november 2018 in plaatsnaam, door hen meerdere malen met vuurwapens in het hoofd te schieten (
feit 1 primair in de eerste plaats, in de tweede plaats, in de derde plaats en in de vierde plaats). Voorts hebben zij gevorderd verdachte te veroordelen voor feit 2.
In de periode na het vonnis van de rechtbank tot aan de inhoudelijke behandeling van het hoger beroep hebben verdachten inhoudelijke verklaringen afgelegd.
Het openbaar ministerie acht de verklaring die [medeverdachte 3] bij de politie aflegde volstrekt ongeloofwaardig.
De getuigenverklaring die [medeverdachte 2] in hoger beroep bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd vinden de advocaten-generaal niet betrouwbaar. Zij vinden dat in hoger beroep op geen enkele wijze anders tegen de beoordeling van de zaak aangekeken zou moeten worden als in eerste aanleg.
Ten aanzien van de verklaring van [verdachte] zoals deze in hoger beroep is afgelegd hebben de advocaten-generaal het volgende opgemerkt:
  • Ten eerste is van belang op welk moment de verklaring is afgelegd. Dit is pas in hoger beroep gebeurd, na kennisneming van alle stukken, inclusief de nieuwe verklaringen van zijn broer en vader en nadat er een proces-verbaal werd toegevoegd waarin stond dat de officier van justitie Belien van mening was dat verdachte niet zelf had geschoten.
  • [verdachte] verklaart dat hij [medeverdachte 2] niet bewapend heeft gezien terwijl diverse bewijsmiddelen [medeverdachte 2] in relatie brengen tot (de) vuurwapens. Dit wekt verbazing en is ongeloofwaardig.
  • [verdachte] houdt zichzelf weg bij elke strafbare handeling, voor, tijdens en na de door hem geschetste gebeurtenissen. Dit is ongeloofwaardig.
  • [verdachte]’s verklaring is onverenigbaar met verschillende onderzoeksresultaten:
o Er zijn tien schoten gelost in de growshop. [verdachte] verklaart slechts over zes schoten. Dit terwijl hij voor het overige wel gedetailleerd verklaart. Dit maakt zijn verklaring op zijn minst onvolledig.
o De verklaring klopt niet met de tijdlijn zoals deze kan worden gereconstrueerd.
o [verdachte] verklaart zijn eigen, belastende schoensporen – die zijn gevonden in het deel van de winkel waar [slachtoffer 2] lag – niet. Zijn verklaring dat hij [slachtoffer 3] niet heeft zien liggen, is ongeloofwaardig en kan zelfs kennelijk leugenachtig worden genoemd.
o Het bloed dat is aangetroffen in de binnenzak van [slachtoffer 3] kan enkel logisch worden verklaard, doordat een persoon die bloed van [slachtoffer 1] aan zijn handen had, in de zak van [slachtoffer 2] heeft gezocht naar geld. De kleine bewegingen die omstreeks 14.42 door de telefoon van [slachtoffer 2] zijn geregistreerd passen hierbij. [verdachte] geeft hiervoor geen verklaring.
  • [verdachte] heeft geen verklaring voor het piepen van de kassa.
  • [verdachte] geeft ook geen verklaring voor de schoensporen van [medeverdachte 2] op de trap.
  • Het wekt bevreemding dat verdachten op de terugweg niet over de gebeurtenissen in de growshop zouden hebben gesproken.
  • Dat [verdachte], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] gezamenlijk de deur die op de knip zat niet open zouden hebben gekregen is onvoorstelbaar.
De advocaten-generaal komen tot de conclusie dat de verklaring op belangrijke punten tekortschiet, manco’s bevat en op punten in strijd met de onderzoeksresultaten is. Dit is zo als het gaat om de rol van [medeverdachte 2], het tijdspad en zijn eigen rol. Zijn verklaring is geen deugdelijk alternatief dat de redengevendheid van de belastende bewijsmiddelen ontkracht.
Voor wat betreft het medeplegen hebben de advocaten-generaal het volgende aangevoerd.
Vooropgesteld kan worden dat voor het aannemen van medeplegen niet noodzakelijk is dat ieder van de verdachten daadwerkelijk heeft geschoten en dus zelf uitvoeringshandelingen heeft verricht. Het springende punt is of sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank heeft voor het aannemen van medeplegen waarde gehecht aan de volgende feiten die – aldus het openbaar ministerie – in beginsel nog steeds kunnen worden gehanteerd om tot medeplegen te komen:
  • Alle drie de verdachten waren aanwezig in het pand.
  • De slachtoffers zijn met door hen meegebrachte wapens doodgeschoten.
  • De situatie ter plaatse wijst op een bemoeienis door meerdere personen.
  • De situatie ter plaatse wijst op afstemming en (stilzwijgende) afspraken door de aanwezigen.
  • Nergens blijkt dat één van de verdachten zich heeft proberen te onttrekken aan de situatie of heeft ingegrepen.
  • Het gezamenlijke vertrek en het omkleden daarna onderstreept de samenwerking.
Ten aanzien het medeplegen heeft het openbaar ministerie, voor wat betreft specifiek [verdachte], het volgende aangevoerd.
  • [verdachte] is langdurig in het gezelschap van de beide andere verdachten geweest en is tot twee keer toe met hen naar de plaats delict gegaan.
  • Verondersteld kan worden dat [verdachte] op de hoogte was van het doel van het bezoek, alsmede van de intentie om geld te verkrijgen.
  • [verdachte] heeft – net als de andere verdachten – geen telefoon meegenomen.
  • Hij was op de hoogte van / bekend met het gebruik van geweld en vuurwapenbezit van de medeverdachten met wie hij was.
  • [verdachte] was in het pand ten tijde van de delicten en heeft daar verbleven nog tot na het moment dat alle vier de slachtoffers door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] waren doodgeschoten.
  • Niet gebleken is dat hij zich heeft gedistantieerd.
  • [verdachte] is met anderen op zoek geweest naar geld en heeft dat ook meegenomen.
  • Hij heeft door bloed van het [slachtoffer 1]gelopen. De locatie waar zijn voetstappen staan passen zowel bij het lossen van een schot op [slachtoffer 2] als bij het bevoelen van zijn zakken op geld.
  • Hij heeft een kabel losgetrokken die hoorde bij het camerasysteem.
  • Hij heeft zich omgekleed na het delict en heeft zijn kleding, schoenen en vuurwapens weggemaakt.
Hier komt nog bij dat [verdachte] nog steeds geen verklaring heeft gegeven die de redengevendheid van de belastende feiten en omstandigheden ontzenuwt en die vooral ook kan worden beschouwd als voldoende aannemelijk.
De advocaten-generaal hebben voorts aangevoerd dat ten aanzien van alle vier de moorden sprake is geweest van een gezamenlijke besluitvorming om de slachtoffers om het leven te brengen, waaraan verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. De samenwerking tussen verdachten wordt nadrukkelijk onderstreept door het overige handelen van [verdachte]: het zoeken in de zakken van [slachtoffer 2] en het lostrekken van de kabel. [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] zijn om het leven gebracht op een tijdstip gelegen na de gezamenlijke besluitvorming en de beslissing om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te verzekeren van minimaal een fataal schot is ook gelegen na dit moment.
Ten aanzien van de voorbedachte raad heeft het openbaar ministerie het volgende overwogen.
  • De locatie van de inschoten – meermaals in het hoofd – past niet bij een vlaag van een hevige gemoedsbeweging.
  • Gelet op het aantal schoten, in combinatie met de verspreide slachtoffers, heeft [verdachte] de tijd gehad om zich te beraden op zijn handelen. Dit geldt ook voor het eerste slachtoffer: [slachtoffer 2].
  • Het sporenbeeld als geheel wijst op een situatie waarin ook daadwerkelijk is besloten dat er geen getuigen achter mochten blijven.
Standpunt van de verdediging
De raadslieden van verdachte hebben bepleit dat hij integraal vrijgesproken moet worden van het onder feit 1 ten laste gelegde. Subsidiair hebben zij aangevoerd dat de voorbedachte raad niet bewezen verklaard kan worden. Tevens hebben zij aangevoerd dat sprake is van psychische overmacht waardoor verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Ten aanzien van de bepleite vrijspraak voor feit 1 heeft de verdediging het volgende aangevoerd.
Vastgesteld kan worden dat [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [verdachte] gezamenlijk op de plaats delict zijn geweest en dat er aanwijzingen zijn dat met de door hen meegebrachte vuurwapens de slachtoffers zijn doodgeschoten.
[verdachte] heeft in hoger beroep een verklaring afgelegd. Zijn verklaring wordt niet weersproken door de inhoud van de beschikbare bewijsmiddelen, maar is wel onverenigbaar met de door de rechtbank uitgesproken bewezenverklaringen, terwijl de verklaring van [verdachte] niet als onaannemelijk, ongeloofwaardig of onwaarschijnlijk terzijde kan worden gesteld. Hiertoe heeft de verdediging het volgende aangevoerd:
- Het late moment van verklaren maakt de verklaring nog niet onbetrouwbaar. Het tijdstip van verklaren heeft te maken met de uitzonderlijke aard van de zaak.
o Verklaren op het moment dat vader [medeverdachte 3] nog leefde kon verdachte niet.
 Zijn verklaring neemt iedere twijfel omtrent de rol van [medeverdachte 3] weg.
 Hij heeft altijd angst voor zijn vader gehad.
 [verdachte] komt uit een cultuur waarbij het niet normaal is om te praten.
o Uit het psychologisch onderzoek blijkt dat [verdachte] onder meer de neiging heeft om conflicten en confrontaties met anderen te vermijden. Hij kan meegaand en inschikkelijk zijn om de goede vrede te bewaren.
o Ook toen vader overleden was voelde [verdachte] zich niet vrij om te verklaren;
 De verklaring van verdachte wijkt op belangrijke punten af van de verklaring van [medeverdachte 2].
o Het besluit om te verklaren is spontaan tot stand gekomen en niet aangepast aan het dossier.
- De eventuele knelpunten in de verklaring van [verdachte] maken zijn verklaring nog niet onbetrouwbaar:
o Dat hij slechts één wapen heeft waargenomen sluit niet uit dat zijn vader toch twee wapens heeft gehanteerd of dat zijn broer een vuurwapen heeft gehanteerd buiten zijn gezichtsveld.
 Het scenario dat [medeverdachte 3] met twee vuurwapens zou hebben geschoten – zoals verklaard door [medeverdachte 2] – is niet onaannemelijk, ongeloofwaardig of onwaarschijnlijk.
o Voor wat betreft de schoensporen naast het lichaam van [slachtoffer 2] merkt de verdediging het volgende op:
 Het betreffen onvolledige fragmenten waarover de deskundige geen oordeel heeft gegeven.
 Er is enkel vastgesteld dat van de aangetroffen sporen het profiel overeenkomsten vertoont met het profiel in de zool van schoenen van onder andere Nike. Er zijn geen uitspraken gedaan over de waarschijnlijkheid.
 Niet ondenkbaar is dat de huldiensten die het pand hebben betreden ook schoenen van het merk Nike hebben gedragen.
 [verdachte] kan zich niet meer herinneren dat hij in de winkelruimte bij het lichaam van [slachtoffer 2] is geweest, maar sluit het ook niet uit.
o Uit de omstandigheid dat een bloedspoor van [slachtoffer 1] is aangetroffen op de binnenzak van [slachtoffer 2] kan niet worden afgeleid dat verdachten naar geld of andere goederen hebben gezocht.
 Er is geen celmateriaal van [verdachte] aangetroffen op de jas.
o Niet vastgesteld kan worden dat [verdachte] zijn telefoon om criminele motieven heeft thuisgelaten.
 [verdachte] heeft verklaard dat de batterij van zijn telefoon nagenoeg leeg was en opgeladen moest worden.
 Uit verklaringen in het dossier blijkt dat [verdachte] zich niet druk maakte als hij zijn telefoon een keer niet bij zich had.
o [verdachte] had vaker auto’s van zijn vader en broer op zijn naam gehad.
o De bloedsporen in de auto op de plek waar [verdachte] heeft gezeten laten zich verklaren door de situatie op de plaats delict:
 Er was sprake van een kleine ruimte
 [slachtoffer 1] heeft veel bloed verloren en is op [verdachte] afgelopen toen hij in het hoofd werd geschoten.
o Er is geen sprake van een discrepantie tussen de verklaring van [verdachte] en de tijdlijn.
 Uit de stappentellers kan niet worden afgeleid dat de slachtoffers al dood waren rond 14.42 uur.
 De geregistreerde verplaatsingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] laten zich verklaren door het lopen van de auto naar de growshop, het is minder voorstelbaar dat dit aantal stappen in de kleine winkelruimte is gezet.
 Tussen het begin van de schietpartij tot het voorbijrijden van de auto om 14.45.47 uur lijkt niet meer dan een paar minuten te hebben gezeten.
- De verklaring van [verdachte] vindt steun in het dossier:
o Dat [verdachte] niets wist van (de reden van) het bezoek aan de growshop blijkt uit de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]. De vriendin van [verdachte] heeft verklaard dat hij met zijn broer zou gaan sporten. Hij droeg ook een sporttas bij zich toen zij [verdachte] bij zijn ouders afzette.
o De verklaring van [verdachte] dat hij een tafel wilde laten zien vindt steun in het feit dat hij ook daadwerkelijk een tafel heeft gekocht bij naam zaak die op 14 november 2019 werd geleverd. Uit de camerabeelden blijkt dat [verdachte], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] bij [naam zaak] zijn geweest.
o Als [verdachte] had geweten wat er ging gebeuren is het niet logisch dat hij kort voor vertrek het kenteken van de auto op zijn naam had willen nemen.
o [verdachte] is niet betrokken geweest bij de feiten in onderzoek Litouwen. In de deels bekennende verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in dit onderzoek, de aangifte van [slachtoffer 5] en de afwezigheid van [verdachte], kan een belangrijke aanwijzing worden gevonden dat de aanwezigheid van [verdachte] op 13 november 2018 louter op toeval berustte.
o De verklaring van [verdachte] vindt steun in het proces-verbaal van officier van justitie mr. Beliën die heeft gerelateerd:
 “Met betrekking tot de zaak Litouwen (viervoudige moord in plaatsnaam op 13 november 2018_ hebben meerdere personen informatie geleverd waaruit (naar mijn oordeel) blijkt dat de jongste verdachte ten tijde van het schieten op 13 november geen schoten heeft gelost, noch dat hij bewapend was vlak voorafgaand aan of tijdens het plegen van de moorden.”
- Niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en andere(n) gericht op het doodschieten van de slachtoffers en/of diefstal van hun bezittingen.
o [verdachte] was niet op de hoogte van de reden van het bezoek aan de growshop;
o [verdachte] wist niet dat er wapens aanwezig waren;
o De enige gedragingen die [verdachte] heeft verricht zijn het kapottrekken van de kabel, het vluchten vanaf de plaats delict en het uittrekken van de kleding die hij droeg.
 De laatste twee handelingen vormen geen bijdrage van voldoende gewicht.
 Het kapottrekken van de kabel hangt niet samen met het uitvallen van camera 6.
 Niet gebleken is dat sprake is geweest van weggenomen opnameapparatuur.
 Het lostrekken van de kabel is gebeurd nadat het delict was voltooid en levert geen medeplegen op.
o [verdachte] heeft niet door het zich niet onttrekken een wezenlijke bijdrage geleverd.
o De aanwezigheid van [verdachte] berust op louter toeval
- De voorbedachten raad kan niet bewezen worden:
o Uit de verklaringen van verdachten volgt niet dat sprake is geweest van enige besluitvorming.
o Dat zich op enig moment een besluitvormingsproces heeft plaatsgevonden waaraan [verdachte] zou hebben deelgenomen en een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd is niet alleen onaannemelijk, maar lijkt ook niet te passen bij de resultaten van onderzoek aan de telefoons, het camerasysteem en veiliggestelde beelden.
o De gedragingen achteraf geven blijk van paniek, passend bij handelen uit een hevige gemoedsbeweging.
Gekwalificeerde doodslag kan niet bewezen worden nu bewijs voor het bijkomende oogmerk ontbreekt en er onvoldoende bewijs is dat enig geldbedrag is weggenomen.
Namens [verdachte] doet de verdediging een beroep op psychische overmacht. [verdachte] heeft de kabel losgetrokken nadat zijn vader een wapen op hem richtte en hem beval “iets te doen”. Hij voelde zich – ook door zijn verleden met vader – bedreigd en angstig. Deze angst, de van buiten komende psychische druk, was extreem en meerledig. Het is meer dan aannemelijk dat [verdachte] gevoeld moet hebben dat hij iets moést doen. Het is voorstelbaar dat hij gevreesd heeft voor zijn eigen leven. De druk die op hem werd uitgeoefend moet ongekend zijn geweest. Van [verdachte] kon in die acute en uitzonderlijk stressvolle situatie niet gevergd worden dat hij aan die van buiten komende druk weerstand zou bieden. [verdachte] moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Oordeel van het hof
Feit 1
Het hof zal hierna op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de relevante feiten en omstandigheden vaststellen, zoveel mogelijk in chronologische volgorde, en daarbij de resultaten van het forensisch onderzoek bespreken. Vervolgens gaat het hof in op (de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van) de verklaring van [verdachte], bezien in het licht van wat daarvoor besproken is. Tot slot trekt het hof conclusies over de betrokkenheid van [verdachte] bij de levensberovingen en de juridische kwalificaties.
Feiten en omstandigheden voorafgaand aan het neerschieten van de slachtoffers
Op camerabeelden is te zien dat [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [verdachte] op 13 november 2018 tussen 12:56:55 uur en 12:58:14 uur in een zwarte Volkswagen Golf zijn vertrokken vanaf de parkeerplaats die hoort bij de woning van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] aan de adres woning [verdachte] /[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. [medeverdachte 2] bestuurde de auto, [verdachte] zat als bijrijder op de rechtervoorstoel en [medeverdachte 3] zat rechts achterin.
[medeverdachte 2] droeg bij vertrek onder andere een groen petje met de klep naar voren gericht, een lichtgele trui, een geelkleurig M&M-tasje en schoenen die overeenkomsten vertonen met schoenen van het merk Timberland. In hoger beroep heeft [medeverdachte 2] overigens verklaard dat hij op 13 november 2018 in de growshop schoenen van dat merk droeg.
[verdachte] droeg bij vertrek onder andere witte sportschoenen van het merk Nike Air Force low fit, een zwarte Nike pet, een zwarte gladde jas tot over de heupen en een blauwe spijkerbroek De schoenen zijn, inclusief profiel, ook te zien op een filmpje op de telefoon van [verdachte] waarin een in de woning van [verdachte] aanwezige schoenen-carrousel wordt gefilmd. In hoger beroep heeft [verdachte] verklaard dat hij op 13 november 2019 in de growshop inderdaad schoenen van het merk Nike heeft gedragen.
[medeverdachte 3] droeg bij vertrek onder andere een donkerbruine/rode herenjas, een lichtbruine pantalon en lichtkleurige bruine schoenen met witte zoolrand.
Uit camerabeelden blijkt verder dat omstreeks 13:18:48 uur een zwarte Volkswagen Golf– waarvan in hoger beroep niet ter discussie staat dat dit de auto van [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] betreft – in Enschede over de adres 3 reed in de richting van adres 5. Ongeveer tien minuten later, om 13:30:25 uur reed deze auto weer in tegengestelde richting weg. Verdachten bevestigen dat zij in de tussentijd een eerste bezoek hebben gebracht aan de growshop. Terwijl [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] daar aanwezig waren heeft [slachtoffer 1] volgens verdachten via Facetime contact gehad met [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] die op dat moment samen met [slachtoffer 3] onderweg was vanuit Amsterdam.
Feiten en omstandigheden rondom het neerschieten van de slachtoffers
Om 14:17:12 uur is op camerabeelden te zien dat [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], in de eerder genoemde auto, opnieuw over de adres 3 reden in de richting van adres 5 (volgens Google Maps gelegen op 150 meter afstand van de growshop, die op de kruising van adres 5 en de straatnaam plaats delict ligt). [verdachte] heeft ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd dat zij toen in de growshop aan adres plaats delict zijn geweest. Dat zij hier aanwezig zijn geweest wordt ook door [medeverdachte 2] niet betwist en vindt bovendien steun in objectief forensisch bewijs waarop later nader ingegaan zal worden.
Op het moment dat [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de growshop binnenkwamen, was [slachtoffer 1] daar al aanwezig. Het hof gaat ervan uit dat [slachtoffer 4], die om 14.05 uur per sms-bericht aan [slachtoffer 1] heeft laten weten dat hij er met 15 minuten zou zijn (dit bericht is verzonden via een zendmast die is gesitueerd op een rijafstand van 18 tot 24 minuten van de growshop), vanaf ongeveer 14.23 uur in de growshop aanwezig was. De telefoon van [slachtoffer 4] is om 14:32:46 uur voor het laatst gebruikt. Om 14:30:28 uur heeft [slachtoffer 3] met zijn moeder gebeld, waarbij zijn telefoon een zendmast in de buurt van de plaats delict aanstraalde. Uit de telefoongegevens van het toestel van [slachtoffer 2] blijkt dat zijn telefoon omstreeks 14.32 uur in de buurt van de plaats delict was. Het hof gaat er daarom vanuit dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ergens tussen 14.30 uur en 14.32 uur zijn aangekomen in de growshop.
De telefoons die zijn aangetroffen op de lichamen van respectievelijk [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en bij hen in gebruik waren, bevatten ieder een gezondheidsapplicatie met ingebouwde stappenteller. Aan de hand van deze stappentellers zijn in deze zaak telkens de (loop)bewegingen van de betreffende houder van het toestel vastgesteld.
Tussen 14:36:31 uur en 14:39:13 uur zijn de laatste loopbewegingen door de telefoon van [slachtoffer 1] geregistreerd. De laatste kleine bewegingen – niet zijnde loopbewegingen – zijn geregistreerd tussen 14:36:25 en 14:43:36 uur.
De laatste geregistreerde bewegingen van de stappenteller in de telefoon van [slachtoffer 2] betreffen 49 stappen die zijn gezet tussen 14:32:37 uur en 14:33:56 uur waarbij een afstand van 34,32 meter is afgelegd en kleine bewegingen – niet zijnde loopbewegingen – in de periode van 14:41:09 en 14:42:48 uur.
De stappenteller in de telefoon van [slachtoffer 3] heeft als laatste bewegingen 56 stappen geregistreerd die zijn gezet tussen 14:32:41 uur en 14:36:36 uur.
Anders dan de verdediging acht het hof de onderzoeksresultaten van de stappentellers – mede gelet op de uitkomsten van het aanvullend onderzoek van het NFI – betrouwbaar en voldoende nauwkeurig. Op grond van bovenstaande bevindingen gaat het hof er vanuit dat de vier slachtoffers zijn neergeschoten tussen 14:32 uur en 14.39 uur (het moment waarop de laatste loopbewegingen op de telefoon van [slachtoffer 1] zijn geregistreerd).
Feiten en omstandigheden na het neerschieten van de slachtoffers
Op camerabeelden is te zien dat [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] om 14:45:47 uur in hun auto over de straatnaam adres 3 (op 150 meter afstand van de growshop) reden. De bestuurder van de auto was [medeverdachte 2], naast hem zat [verdachte] en rechts achterin zat [medeverdachte 3]. Dit is door [verdachte] en [medeverdachte 2] bevestigd. Om 15:05:36 uur liepen [medeverdachte 3] en [verdachte] door de zich automatisch openende poort het parkeerterrein aan de achterzijde van de flat aan het adres woning [verdachte] /[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op. [medeverdachte 2] volgde hen nadat hij de auto op het parkeerterrein had geparkeerd.
[medeverdachte 2] had om 15.13 uur een Whatsapp-gesprek met [medeverdachte 4].
Ruim een half uur na het arriveren bij de flat, om 15:37:52 uur is op de camerabeelden te zien dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2], gekleed in andere kleren dan de kleding die zij bij aankomst bij de flat om 15:05 uur droegen, naar de in vak adres 2 geparkeerde VW Golf liepen. [medeverdachte 3] droeg op dat moment een grote witte weekendtas, voorzien van zwarte horizontale strepen, en [medeverdachte 2] droeg een grote witte big shopper met een groot rood en meerkleurig hartmotief en nog een zwarte tas. [medeverdachte 2] opende de achterklep van de VW Golf waarna [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de tassen in de kofferbak deden. Zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 3] waren daarna tot 15:40:38 uur (vertrek) bezig bij de auto, waarbij [medeverdachte 2] uit de auto een fles pakte, daarmee naar de bestuurderszitplaats liep en vervolgens gedurende 13 seconden gebukt naast het geopende linkerportier zat en ook nog gedurende ongeveer 40 seconden deels in de auto gekropen leek te zijn via het linker voorportier. Om 15:40:38 uur vertrokken [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] met VW Golf. Later zijn bij onderzoek door de politie in Volkswagen Golf twee flessen met vloeistof aangetroffen. Eén van die flessen betrof een sprayflacon schoonmaakmiddel genaamd [schoonmaakmiddel]. Uit aanvullend onderzoek naar de werking van [schoonmaakmiddel] is gebleken dat na het gebruik van dit middel op bloedsporen geen bloed meer gedetecteerd kan worden en er geen bruikbare hoeveelheden DNA meer verkregen kunnen worden voor het bepalen van een DNA-profiel.
Om 17.12 uur verliet ook verdachte de flat aan de adres woning [verdachte]/[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Ook hij droeg op dat moment andere kleding dan de kleding die hij na het bezoek aan de growshop bij aankomst bij de flat droeg.
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat aannemelijk is dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]op 13 november 2018 onder meer bezoeken hebben gebracht aan de woning van [medeverdachte 4] (omstreeks 19.42 uur tot en met 20.17 uur) en de woning van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] (omstreeks 21.37 tot en met 22.06 uur) in Bavel. Voor de nacht van 13 op 14 november zijn door [medeverdachte 2] namelijk twee hotelkamers in een hotel in Tilburg geboekt. Blijkens een verklaring van een medewerker van het hotel is gebruik gemaakt van deze kamers door een wat oudere man en een jongere man met zijn vriendin. Uit de gegevens blijkt dat de vriendin van [medeverdachte 2] – [vriendin medeverdachte 2] mee was.
Blijkens de verklaring van genoemde [medeverdachte 4] heeft [medeverdachte 2] op een gegeven moment grote boodschappentassen met kleding bij haar gebracht waar zij op moest passen. De tassen deed zij in een koffer. Later die dag heeft [medeverdachte 2] de koffer met daarin de tassen weer opgehaald. [medeverdachte 4] heeft voorts verklaard dat [medeverdachte 2] haar had gevraagd waar hij vuurwapens kon krijgen. Zij wist dat dit kon bij [medeverdachte 6] en is samen met [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 6] gereden.
Ook is voldoende aannemelijk geworden dat op 14 november 2018 een bezoek is gebracht aan de woning van [medeverdachte 4] (omstreeks 13.02 uur) en de woning van [verdachte] en [medeverdachte 5] (omstreeks 15.21 tot en met 15.54 uur).
Ook op 17, 18 en 26 november 2018 is telkens een bezoek gebracht aan de woning van [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5]. Bij de bezoeken op 17 en 18 november waren zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 3] aanwezig.
Op 18 november 2018 vindt in enigszins verhullende taal een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] dat lijkt te gaan over de aanschaf van twee nieuwe wapens.
Blijkens de verklaring van [medeverdachte 6] hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hem twee wapens aangeboden en hebben zij aan hem gevraagd of [medeverdachte 5] die kwijt kon. [medeverdachte 5] heeft verklaard dat [medeverdachte 6] deze wapens ook heeft gekregen en dat [medeverdachte 6] hem heeft verteld dat hij ze ook weer had doorverkocht.
Forensisch onderzoek
Slachtoffers
Uit het sectieonderzoek verricht op de lichamen van de overleden slachtoffers is gebleken dat zij allemaal zijn overleden ten gevolge van schotletsels aan het hoofd. De letsels zijn bij alle slachtoffers toegebracht door meerdere kogels die zijn verschoten met wapens van twee verschillende kalibers.
[slachtoffer 1]is door drie schoten met kogels van twee verschillende kalibers om het leven
gekomen. Hij heeft een inschotverwonding linksachter op het hoofd (letsel A) waarvan het wondkanaal naar rechts, hoofdwaarts en iets buikwaarts gericht loopt, een
inschotverwonding achter het rechteroor (letsel B) waarvan het wondkanaal naar links,
voetwaarts en buikwaarts loopt en een inschotverwonding midden op de hals (letsel C)
waarvan het wondkanaal rugwaarts en hoofdwaarts loopt. De letsels A en C passen bij kogels van het kaliber .22 en het letsel B past bij een kogel van het kaliber 7.65 mm.
Door het NFI is onderzoek gedaan aan de letsels om de schootsafstand te kunnen bepalen.
De bevindingen van het onderzoek aan de letsels A en B zijn waarschijnlijker wanneer de
schootsafstand groter is dan 25 centimeter, dan wanneer de schootsafstand kleiner is dan 25
centimeter. De bevindingen van het onderzoek aan het letsel C zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand kleiner is dan tien centimeter, dan wanneer de schootsafstand groter is dan tien centimeter.
[slachtoffer 2]is door twee schoten met kogels van twee verschillende kalibers om het leven gekomen. Hij heeft een inschotverwonding links achter zijn oor (letsel A), waarvan het wondkanaal naar rechts, buikwaarts en minimaal hoofdwaarts loopt en een
doorschotverwonding boven het linkeroor (letsel B naar C), waarvan het wondkanaal naar
rechts, hoofdwaarts en minimaal rugwaarts loopt. Het letsel A past bij een kogel van het
kaliber .22 en het letsel B naar C past bij een kogel van het kaliber 7.65 mm.
Door het NFI is onderzoek gedaan aan de letsels om de schootsafstand te kunnen bepalen.
De bevindingen van het onderzoek aan het letsel A zijn waarschijnlijker wanneer de
schootsafstand tussen de 25 en 100 centimeter is, dan wanneer de schootsafstand kleiner dan
25 centimeter of groter dan 100 centimeter is. De bevindingen van het onderzoek aan het
letsel B zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand groter is dan 25 centimeter, dan
wanneer de schootsafstand kleiner is dan 25 centimeter.
[slachtoffer 3]is door drie schoten met kogels van twee verschillende kalibers om het leven
gekomen. Hij heeft een inschotverwonding achter het rechteroor (letsel B), waarvan het
wondkanaal naar links, buikwaarts en minimaal voetwaarts loopt, een inschotverwonding
iets achter letsel B (letsel F), waarvan het wondkanaal voorwaarts, iets hoofdwaarts en iets
naar links loopt en een inschotverwonding op de linkerwang (letsel A), waarvan het
wondkanaal naar rechts en hoofdwaarts loopt. De letsels B en F passen bij een kogel van het
kaliber .22. Het letsel A past bij een kogel van het kaliber 7.65 mm.
Door het NFI is onderzoek gedaan aan de letsels om de schootsafstand te kunnen bepalen.
De bevindingen van het onderzoek aan het letsel A zijn waarschijnlijker wanneer de
schootsafstand tussen 25 en 75 centimeter is, dan wanneer de schootsafstand kleiner dan 25
centimeter of groter dan 75 centimeter is. De bevindingen van het onderzoek aan het letsel B
zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand tussen de 25 en 100 centimeter is, dan
wanneer de schootsafstand kleiner dan 25 centimeter of groter dan 100 centimeter is. De
bevindingen van het onderzoek aan het letsel F zijn waarschijnlijker wanneer de
schootsafstand groter is dan 25 centimeter, dan wanneer de schootsafstand kleiner is dan 25
centimeter.
[slachtoffer 4]is door twee schoten met kogels van twee verschillende kalibers om het leven gekomen. Hij heeft een inschotverwonding op de linkerwang (letsel A), waarvan het
wondkanaal rugwaarts, hoofdwaarts en iets naar rechts loopt en een inschotverwonding voor
het linkeroor (letsel B), waarvan het wondkanaal naar rechts en iets hoofdwaarts loopt. Het
letsel A past bij een kogel van het kaliber 7.65 mm en het letsel B past bij een kogel van het
kaliber .22.
Door het NFI is onderzoek gedaan aan de letsels om de schootsafstand te kunnen bepalen.
De bevindingen van het onderzoek aan het letsel A zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand tussen 25 en 75 centimeter is, dan wanneer de schootsafstand kleiner dan 25
centimeter of groter dan 75 centimeter is. De bevindingen van het onderzoek aan het letsel B
zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand tussen de 2,5 en 100 centimeter is, dan
wanneer de schootsafstand kleiner dan 2,5 centimeter of groter dan 100 centimeter is.
Op [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] is in totaal tien keer geschoten; zes keer met kogels van het kaliber .22 en vier keer met kogels van het kaliber 7.65 mm.
Onderzoek op de plaats delict
Op de plaats delict is door het team Forensische Opsporing van de politie onderzoek gedaan.
In de winkelruimte, de kantoorruimte, de zolderverdieping en de opslagruimte zijn in totaal
tien hulzen aangetroffen. Het aantal hulzen komt derhalve overeen met het aantal inschotverwondingen zoals aangetroffen in de lichamen van de slachtoffers.
Zes hulzen zijn van het kaliber .22 en vier hulzen van het kaliber 7.65 mm. Negen van de tien hulzen zijn voor DNA-onderzoek overgebracht naar The Maastricht Forensic Institute (TMFI).
Op één van de hulzen, namelijk die met het SIN-nummer AAME9537NL, zijn bloedvlekjes
aangetroffen. Deze huls lag direct links naast de ingang van het pand, op de vloer van de
kantoorruimte en daarmee in de nabijheid van het lichaam van [slachtoffer 1]. Het verkregen DNA-profiel uit de bloedvlekjes op deze huls matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer 1]. Om de bloedvlekjes heen, is de huls ook bemonsterd. In deze bemonstering is een DNA-mengprofiel aangetroffen waarvan het celmateriaal afkomstig is van minimaal twee donoren. Het verkregen mengprofiel is een miljard keer waarschijnlijker als de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 2] dan als de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer 1] een onbekende, niet verwante persoon, aldus het NFI.
Door het NFI zijn de hulzen aan een vergelijkend onderzoek onderworpen. De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker als de
hulzen van het kaliber 7.65 mm zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen dan als ze zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde
systeemkenmerken. De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker als de hulzen van het kaliber .22 Long (Rifle) zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen dan als ze zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken. Deze vuurwapens zijn een semi-automatisch werkend pistool, kaliber 7,65 mm Browning, van het merk Crvena Zastava model M70 en een semi-
automatisch pistool of geweer, kaliber .22 long (Rifle).
Tijdens de doorzoeking in het pand van de growshop is geconstateerd dat achter een Sharp-televisie een afgebroken stuk kabel in de wandcontactdoos zat en dat op de grond voor de banier (in de buurt van deze televisie) een stuk kabel van het type C7 lag. Beide stukken kabel zijn in beslag genomen. Onderzoek door het NFI naar de twee losse uiteinden van de twee kabels heeft uitgewezen dat het uiteinde van het stuk voedingskabel dat op de grond is aangetroffen oorspronkelijk één geheel heeft gevormd met het aangetroffen uiteinde van de kabel achter de Sharp-televisie. Voorts is geconcludeerd dat het breken van de kabel past bij het scenario dat dit is gebeurd door een trekkracht.
De inbeslaggenomen kabel die op de grond is aangetroffen is onderworpen aan een DNA-onderzoek. Het DNA-mengprofiel van deze bemonstering bevat DNA van minimaal drie personen van wie [slachtoffer 3], [verdachte] en minimaal één andere persoon de donor kan zijn. Het verkregen mengprofiel is ongeveer zesduizend keer waarschijnlijker als de bemonstering DNA bevat van [verdachte]en twee willekeurige onbekende personen dan als de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen.
Op de plaats delict zijn verschillende (fragmenten van) in bloed gezette schoensporen aangetroffen. In die sporen zijn ten minste drie verschillende schoenzoolprofielen te onderscheiden, te weten, voor zover relevant:
- een profiel dat overeenkomsten vertoont met het profiel van de zolen van schoenen
van onder andere het merk Nike, en;
- een profiel dat overeenkomsten vertoont met het profiel van de zolen van schoenen van onder andere het merk Timberland.
De in bloed gezette schoensporen die overeenkomsten vertonen met schoenen van het merk Nike zijn onder meer gevonden in de buurt van de lichamen van de slachtoffers, [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]en rondom de tafel in het kantoor, waaronder nabij de kassa aldaar. Dit betreft dus zowel de winkelruimte als de kantoorruimte.
De in bloed gezette schoensporen die overeenkomsten vertonen met schoenen van het merk Timberland, zijn onder meer gevonden in de buurt van het lichaam van [slachtoffer 1], op de trap die naar zolder leidt, en in de buurt van de tafel in de kantoorruimte, waaronder nabij de kassa. Deze sporen zijn derhalve alleen in de kantoorruimte aangetroffen.
Gelet op de verklaringen van verdachten inhoudende dat [medeverdachte 2] schoenen van het merk Timberland droeg en verdachte schoenen van het merk Nike, in combinatie met de forensische bevindingen en de omstandigheid dat niet is gebleken of aannemelijk is geworden dat andere personen met Nike en/of Timberland-schoenen op de plaats delict zijn geweest nadat de slachtoffers zijn neergeschoten, gaat het hof ervan uit dat [verdachte] en [medeverdachte 2] bovengenoemde sporen hebben veroorzaakt.
Op de binnenzak van de jas van [slachtoffer 2] is bloed aangetroffen van [slachtoffer 1]. Op de handen van [slachtoffer 2] is echter geen bloed aangetroffen waardoor onaannemelijk is dat hij dit bloed daar zelf heeft achtergelaten. Het hof gaat er daarom vanuit dat [verdachte], [medeverdachte 2] of [medeverdachte 3] met bloed van [slachtoffer 1] op/aan zijn hand de binnenzak van [slachtoffer 2] heeft aangeraakt.
Onderzoek in/aan de Volkswagen Golf
In de Volkswagen Golf is een groot aantal bloedsporen veiliggesteld. Deze bloedsporen concentreerden zich voornamelijk rechtsvoor en rechtsachter in de auto. Rechtsvoor concentreerden de bloedsporen zich voornamelijk op de binnenzijde van het rechter voorportier, de rugleuning van de passagiersstoel en de vloermat. Rechtsachter concentreerden de bloedsporen zich voornamelijk op de vloer, laag op en onder de achterzijde van de passagiersstoel, de vloermat en op het middengedeelte van de zitting van de achterbank. Een aantal van deze bloedsporen is voor DNA-onderzoek overgebracht naar het NFI. In vier bemonsteringen werd het DNA-profiel van [slachtoffer 1] vastgesteld met een matchkans kleiner dan een op een miljard. In de bemonstering met het SIN-nummer AAKT4899#01 welk spoor is aangetroffen op een stuk textiel dat zich bevond in het opbergvak aan de achterzijde van de passagiersstoel, is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal drie personen, waarvan minimaal één man. Naast het DNA-profiel van [slachtoffer 1]en minimaal één onbekende persoon matcht het DNA-profiel van [medeverdachte 3] met dit DNA-mengprofiel, met een bewijskracht van ongeveer 650 miljoen.
In de kofferbak van de Volkswagen Golf werd een zwarte boodschappentrolley
aangetroffen. In het grote vak van deze boodschappentrolley lag een zilverkleurige huls van
het kaliber .22. Deze huls is voor vergelijkend hulsonderzoek overgedragen aan het NFI. Uit
dit onderzoek volgt dat deze huls met hetzelfde vuurwapen is verschoten als de hulzen van het kaliber .22 die op de plaats delict zijn aangetroffen (een semiautomatisch pistool of geweer, kaliber .22 long (Rifle).
In de auto is ook een zwarte Nike pet aangetroffen. Later onderzoek heeft uitgewezen dat op deze pet schotresten aanwezig waren.
Doorzoeking van woning adres woning [verdachte]/[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]
In de woning aan adres woning [verdachte]/[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] is in een prullenbak in de badkamer een geel M&M-tasje gevonden. Dit tasje is onderzocht. Aan de binnenzijde van het tasje zijn schotresten aangetroffen.
Onderzoek naar gebruik van telefoons van verdachten
Uit analyse van de verstrekte historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon, een IPhone 6, die op naam staat van [medeverdachte 2], blijkt onder andere dat op 13 november 2018 tussen 13.03 uur en 15.22 uur slechts dataverkeer werd geregistreerd op de zendmast adres 1. De woning van [medeverdachte 2] valt binnen het bereik van deze zendmast.
De telefoon die in gebruik is bij [verdachte], staat op naam van [medeverdachte 3]. Uit analyse van de verstrekte historische verkeersgegevens van dit telefoonnummer blijkt dat op 13 november 2018 tussen 01.00 uur en 06.19 uur gebruik gemaakt werd van zendmasten in Nijverdal, vervolgens om 07.12 uur van een zendmast in Almelo en van 11.35 tot 18.40 uur van zendmasten in adres woning [verdachte]/[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3].
Van het telefoonnummer dat in gebruik was bij [medeverdachte 3], zijn op 13 november 2018 geen gegevens geregistreerd.
(Betrouwbaarheid van) de verklaring [verdachte]
[verdachte] heeft ter zitting in hoger beroep d.d. 4 december 2023 voor het eerst – nadat hij zich eerder hoofdzakelijk heeft beroepen op zijn zwijgrecht – een inhoudelijke verklaring afgelegd. Samengevat weergegeven komt deze verklaring op het volgende neer.
[verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn op 13 november 2018 met z’n drieën twee keer naar de growshop gegaan. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] wilden [slachtoffer 2] spreken. De tweede keer waren [slachtoffer 4], [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] er ook. [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zijn naar de winkelruimte met de vijver gegaan. [slachtoffer 4], [slachtoffer 3] en [verdachte] waren in de (kantoor)ruimte ernaast. De tussendeur was dicht. Er was eerst niks aan de hand. Toen hoorde verdachte geschreeuw in de winkelruimte en daarna twee schoten. Hij hoorde vanuit dezelfde ruimte ‘stani’ roepen, dat in het Nederlands ‘wacht’ betekent. [verdachte], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] gingen hierop richting de buitendeur, maar die was op slot. Ze kregen hem niet open. [slachtoffer 1] zou de deur dicht hebben gedaan met hendels. Toen kwam [slachtoffer 1] ineens vanuit de ruimte met de vijver de kantoorruimte in. Hij kwam op verdachte aflopen met bloed op zijn hoofd. Hij had een gat in zijn hoofd. [verdachte] schoof aan de kant. [medeverdachte 3] rende achter [slachtoffer 1] aan en schoot hem van achteren in zijn hoofd. [slachtoffer 1] zakte in elkaar. [medeverdachte 3] schoot vervolgens op [slachtoffer 3]. “Mijn vader schoot één keer.” Ook [slachtoffer 3] zakte neer. [slachtoffer 3] rende naar het magazijn. [medeverdachte 3] rende erachteraan. Ook [medeverdachte 2] rende erachteraan. Vervolgens hoorde [verdachte] twee schoten. Toen [medeverdachte 3] het magazijn weer uitkwam trok hij zijn wapen en richtte op [verdachte]. Hij zei ‘doe iets, ga eens wat doen’. [verdachte] rende hierop om de tafel en trok aan een kabel. “Ik weet niet waarom”. [verdachte] heeft niet gezien dat er nog een schot op [slachtoffer 1] of [slachtoffer 3] werd gelost. Hij hoorde [medeverdachte 3]‘weg hier, weg hier’ roepen. [verdachte] wilde eigenlijk niet in de auto stappen, maar moest dit van zijn vader. [verdachte] heeft verklaard hij een “paar seconden” om de tafel zal hebben gelopen en dat ze vrij kort daarna zijn wegegaan.
Desgevraagd heeft [verdachte] verklaard dat hij [slachtoffer 2] niet meer heeft gezien en niet over hem heen is gestapt.
Volgens zijn verklaring ontkent [verdachte] dat hij heeft geschoten en is hij ook niet op andere wijze – anders dan door het lostrekken van een kabel – betrokken geweest bij het incident waarbij de vier slachtoffers zijn gedood.
Het hof stelt vast dat de verklaring van [verdachte] op essentiële punten verschilt van de verklaringen die zijn broer [medeverdachte 2] heeft afgelegd.
Beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaring van [verdachte]
Het hof acht bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van deze verklaring onder meer het tijdstip waarop de verklaring is afgelegd van belang. Ten aanzien van de verklaring van [verdachte] constateert het hof dat deze verklaring pas is afgelegd in een zeer laat stadium, namelijk op een moment dat alle onderzoeksresultaten en verklaringen van medeverdachten bekend waren. Hierdoor heeft hij volop de gelegenheid gehad om zijn verklaring af te stemmen op de inhoud van het dossier.
De raadslieden en ook [verdachte] hebben stilgestaan bij de redenen waarom [verdachte] niet eerder heeft verklaard. Een belangrijke reden hiervoor zou volgens hen zijn de angst die [verdachte] voor zijn vader [medeverdachte 3] had. Dat [verdachte] naar eigen zeggen bang was voor zijn vader zou naar het oordeel van het hof weliswaar in enige mate kunnen verklaren waarom hij aanvankelijk heeft gezwegen. Het verklaart echter zeker niet waarom [verdachte] pas in december 2023 – dus één jaar en vier maanden ná het overlijden van zijn vader [medeverdachte 3]– voor het eerst een inhoudelijke verklaring voorzien van allerlei details heeft afgelegd, te meer omdat hij in eerste aanleg al door de rechtbank tot een levenslange gevangenisstraf was veroordeeld en al jaren in voorlopige hechtenis zat. Er stond dus heel veel voor hem op het spel. Het hof heeft bovendien geconstateerd dat [verdachte] tijdens de inhoudelijke behandeling in hoger beroep ook niet direct met de hierboven vermelde verklaring is gekomen, maar pas later op de zittingsdag zijn eerdere verklaring wilde aanpassen.
Naast het zeer late tijdstip waarop verdachte zijn verklaring heeft afgelegd – hetgeen om die reden alleen al afbreuk doet aan de authenticiteit en daarmee aan de betrouwbaarheid ervan – constateert het hof dat de verklaring van [verdachte] ook overigens diverse ongerijmdheden bevat die zich moeilijk anders laten verklaren dan dat [verdachte] niet naar waarheid verklaart dan wel dat hij op zijn minst een deel van het verhaal en voor de waarheidsvinding in deze zaak en voor de beoordeling van zijn mogelijke betrokkenheid van belang zijnde details niet vertelt.
Van belang acht het hof hierbij dat de verklaring van [verdachte] niet spoort met de totale tijdspanne waarbinnen [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de growshop zijn geweest en het moment waarop de levensberovingen hebben plaatsgevonden. Uit de resultaten van het onderzoek naar de stappentellers in combinatie met de beelden waarop te zien is wanneer de auto van verdachten aankomt bij en weer wegrijdt van de growshop, leidt het hof af dat er tussen het neerschieten van de slachtoffers (uiterlijk om 14.39 uur) en het moment waarop [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de growshop hebben verlaten (kort voor 14.45.47 uur; het moment waarop de auto met daarin [medeverdachte 3], [verdachte] en [medeverdachte 2] in beeld komt op adres 3) – in totaal minimaal ruim vijf minuten – aanmerkelijk meer tijd heeft gezeten dan het zeer korte tijdsbestek waarover [verdachte] spreekt. Immers, uitgaande van de verklaring van [verdachte] zouden hij, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] vrijwel direct na het neerschieten van de slachtoffers de growshop hebben verlaten, namelijk nadat [verdachte] een rondje om de tafel had gerend en de kabel eruit had getrokken. Zijn verklaring is derhalve strijdig met de onderzoeksresultaten.
Een andere ongerijmdheid in zijn verklaring betreft het aantal geloste schoten. Uit het dossier blijkt namelijk dat in totaal tien keer een gericht schot is gelost, terwijl [verdachte] slechts verklaart over zes schoten, hetgeen opmerkelijk is gelet op de omstandigheid dat hij het neerschieten van de slachtoffers in de growshop van zeer nabij heeft meegemaakt en met zijn verklaring de indruk wekt dat hij alles goed heeft waargenomen. Ook verklaart hij slechts één wapen te hebben gezien, terwijl alle slachtoffers met twee verschillende wapens zijn doodgeschoten. Als zijn verklaring hierover zou worden geloofd, betekent dit dat zowel [slachtoffer 1]als [slachtoffer 3] recht voor zijn neus is neergeschoten en beiden maar één keer zijn beschoten. Het forensisch onderzoek wijst echter uit dat [slachtoffer 1]en [slachtoffer 3] in die ruimte telkens met in totaal drie kogels, uit twee verschillende wapens zijn beschoten en daarbij door beide wapens in hun hoofd/hals zijn geraakt. Het is nauwelijks voorstelbaar dat [verdachte] niet heeft gezien dat sprake is geweest van drie schoten met twee wapens, als de slachtoffers vlak voor zijn neus zijn neergeschoten zoals hij zelf zegt te hebben gezien.
Voorts kan worden vastgesteld dat de verklaring van [verdachte] niet spoort met de resultaten van het schoensporenonderzoek. Uit dit onderzoek blijkt dat naast het lichaam van [slachtoffer 2], die in de andere ruimte met de vijver lag, in bloed gezette schoensporen zijn aangetroffen die het hof toeschrijft aan [verdachte]. Om bij dit lichaam te komen moet hij over [slachtoffer 1] zijn heengestapt en via het gangetje de andere ruimte zijn binnengegaan en vervolgens moet hij – volgens het verloop van de voetsporen - naast het lichaam van [slachtoffer 2] hebben gestaan. Dat [verdachte] eerst heeft ontkend het lichaam van [slachtoffer 2] te hebben gezien en vervolgens hierop terugkomt met de verklaring dat dit gebeurd zou kunnen zijn maar dat hij zich dit niet meer kan herinneren, acht het hof ongeloofwaardig, vooral omdat hetgeen hij wèl heeft verklaard juist zeer gedetailleerd is. Hij verklaart immers zelfs over de geur van het bloed die hem is bijgebleven. Dat hij zich zo’n detail wel herinnert maar het over een lichaam heenstappen of er heel dicht langs lopen en naast een lichaam staan niet, vindt het hof zeer onwaarschijnlijk.
[verdachte] heeft verder verklaard dat zijn vader op enig moment een wapen op hem richtte om hem ‘iets’ te laten doen. [verdachte] heeft verklaard dat hij daardoor geschokt was. Het hof acht het niet aannemelijk dat dat ‘iets’ het trekken aan een kabel is geweest, terwijl [verdachte] niet kan uitleggen wat daar dan de bedoeling van was en waarom hij dit – naar eigen zeggen – deed terwijl zijn vader hem daartoe niet specifiek de opdracht gaf. Ook op dat punt gelooft het hof hem niet.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van [verdachte] op basis van bovengenoemde omstandigheden onbetrouwbaar is.
Dat maakt ook dat het hof de verklaring van [verdachte] onaannemelijk en ongeloofwaardig acht voor zover deze geen steun vindt in ander, objectief bewijs.
De betrokkenheid van de verdachten en het medeplegen
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard en gekwalificeerd indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht (vgl. HR 6 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:A09905). De vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict (vgl. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474).
Het hof overweegt als volgt.
[verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn op13 november 2018 met zijn drieën vertrokken vanuit de woning van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] richting de growshop in Enschede. Zij hebben alle drie geen telefoon meegenomen. Wel hebben zij twee doorgeladen wapens meegenomen. De reden van het bezoek aan de growshop was een afspraak met [slachtoffer 2]. Uit het dossier blijkt dat eerder sprake was geweest van een conflict tussen enerzijds [slachtoffer 2] en anderzijds [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] bestuurde de auto, [verdachte] zat naast hem en [medeverdachte 3] zat rechts achterin. Verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben de growshop die dag tweemaal bezocht. De eerste keer was [slachtoffer 2] er niet. Tijdens het tweede bezoek hebben de vier levensberovingen in een kort tijdsbestek plaatsgevonden. Dat [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] alle drie aanwezig waren tijdens de schietpartij blijkt niet alleen uit de verklaringen van [medeverdachte 2] en [verdachte] in hoger beroep, maar ook uit het forensische bewijs, waaronder de in het bloed gezette schoensporen, ook naast de neergeschoten slachtoffers, het bloed van [slachtoffer 1] in de auto van verdachten en de DNA-sporen op de huls en de kabel.
De slachtoffers zijn om het leven gebracht met twee verschillende wapens van verschillend kaliber, te weten een .22 en een 7.65. Alle vier de slachtoffers zijn twee respectievelijk drie keer van (zeer) korte afstand in het hoofd geschoten. Negen van de in totaal tien kogels waren direct dodelijk. Alle tien de schoten waren raak; er is niet misgeschoten. Verdachten zijn ongeveer een halfuur – tussen 14.17 uur en 14.45 uur – in de growshop geweest. Gelet op de laatst geregistreerde stappen van [slachtoffer 2] en de locatie waar zijn lichaam is gevonden is hij omstreeks 14.33 uur, naar het hof aanneemt als eerste, doodgeschoten. Dit is geweest binnen enkele minuten nadat hij de growshop binnenkwam. De andere slachtoffers zijn naar het hof aanneemt daarna om het leven gebracht, waarbij de posities van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] erop duiden dat zij hebben geprobeerd te vluchten. De laatst geregistreerde stappen van [slachtoffer 1]zijn om 14.39 uur gezet. De slachtoffers lagen op verschillende locaties in het pand, steeds op enkele meters afstand van elkaar.
Wie er geschoten heeft is op basis van het forensisch materiaal niet vast te stellen. Weliswaar verklaart [verdachte] in hoger beroep dat hun vader de enige was die heeft geschoten, maar gelet op het feit dat vader inmiddels is overleden, acht het hof die verklaring niet heel betrouwbaar. Vader kan dat immers niet meer weerspreken. Er is weliswaar DNA van [medeverdachte 2] op een van de hulzen aangetroffen, maar daarmee staat niet vast dat hij heeft geschoten.
Ook al acht het hof het waarschijnlijker dat in ieder geval twee personen hebben geschoten, omdat er twee wapens zijn gebruikt, niet kan worden uitgesloten dat [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] alle drie hebben geschoten, dan wel dat slechts één van hen heeft geschoten.
Verdachten zijn na het neerschieten van de slachtoffers nog ongeveer vijf minuten in de growshop geweest. Zowel [medeverdachte 2] als [verdachte] heeft door bloed gelopen. [medeverdachte 2] is ook (deels) de zoldertrap opgelopen. Op zolder is een huls aangetroffen. [verdachte] is over/langs het lichaam van [slachtoffer 1] heengestapt om bij [slachtoffer 2], die in de andere ruimte lag, te komen. Naast het lichaam van [slachtoffer 2] zijn immers schoenafdrukken van [verdachte] aangetroffen. In de binnenzak van [slachtoffer 2] is bloed van [slachtoffer 1] aangetroffen, dat er door [verdachte], [medeverdachte 2] of [medeverdachte 3] moet zijn achtergelaten. [verdachte] heeft daarnaast een kabel losgetrokken, waarop zijn DNA is aangetroffen. Maar hij geeft geen verklaring voor het trekken aan de kabel, anders dan: “mijn vader zei: doe iets en richtte zijn wapen op mij”. Op een zwarte pet, waarvan – gelet op de camerabeelden - aannemelijk is dat [verdachte] die droeg op 13 november 2018, zijn schotresten aangetroffen. In de buurt van het lichaam van [slachtoffer 1] is een huls met daarop DNA van [medeverdachte 2] aangetroffen. Dat ook [medeverdachte 3] door het bloed van [slachtoffer 1] heeft gelopen blijkt uit de bloedsporen die zijn aangetroffen in de auto op de plek waar hij zat. Gelet op de locatie van aangetroffen bloedsporen afkomstig van [slachtoffer 1] in de auto (aan de binnenzijde van het rechter voorportier en aan de achterzijde van de passagiersstoel rechts) en het aantreffen van een stuk textiel in het opbergvak achter de passagiersstoel, waarop zich bloed bevond en het DNA van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 3], is aannemelijk geworden dat zowel [medeverdachte 3] als [verdachte] ook bloed van [slachtoffer 1] aan hun handen hebben gehad.
Kort vóór 14.45.47 uur – het moment waarop de auto met daarin [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in beeld verschijnt op adres 3– hebben de verdachten gezamenlijk de plaats delict verlaten. Zij zijn gezamenlijk teruggereden naar de woning van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Hier hebben zij zich omgekleed. De tijdens het incident in de growshop gedragen kleding en schoenen van verdachten zijn nooit gevonden en de wapens evenmin. Gelet op de onderzoeksresultaten is aannemelijk geworden dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] de kleding en de wapens kort na het incident hebben weggemaakt en daarmee veel belangrijke sporen hebben uitgewist. Gelet op de camerabeelden bij de woning van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in adres woning verdachte/[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gaat het hof er verder vanuit dat [medeverdachte 2] geprobeerd heeft om bloedsporen in de auto uit te wissen door op verschillende plaatsen met [schoonmaakmiddel] schoon te maken.
Alle sporen en bewijsmiddelen wijzen in onderling verband en samenhang bezien zonder meer op actieve bemoeienis van meerdere personen. Het hof heeft de verdachten in hoger beroep verschillende keren uitgenodigd om – nu het de laatste feitelijke instantie is – uit te leggen wie welke rol heeft gehad. Verdachten zijn daarbij niet verder gekomen dan hun eigen betrokkenheid bij de levensberovingen volledig te ontkennen en hun overleden vader aan te wijzen als de enige dader. Maar zoals gezegd, sporen hun verklaringen op essentiële onderdelen niet met het aangetroffen forensisch bewijs. Dat maakt hun verklaringen onbetrouwbaar en ook ongeloofwaardig. Het hof merkt in het licht van de als ongeloofwaardig aangeduide verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 2] nog op dat – los van het forensisch bewijs dat hun weergave van de gebeurtenissen op 13 november 2018 op essentiële punten weerspreekt – de bepaald niet denkbeeldige gedachte opkomt dat [verdachte] en [medeverdachte 2] van een trieste omstandigheid als het overlijden van hun vader gebruik hebben gemaakt door hem bij de behandeling in hoger beroep als enige dader aan te wijzen van het doden van de vier slachtoffers en elkaar daarbij zo veel mogelijk uit de wind te houden al dan niet door (op van belang zijnde punten) geheugenverlies te veinzen.
Nu verdachten niet aannemelijk hebben gemaakt dat hun individuele rol anders is geweest, gaat het hof ervan uit dat zowel [medeverdachte 3] als ook [verdachte] en [medeverdachte 2] betrokken zijn geweest bij het doodschieten van de vier slachtoffers.
Uit niets blijkt dat tijdens voornoemde handelingen of daarna één van de verdachten heeft ingegrepen of geprobeerd heeft zich te onttrekken aan de situatie. De schutters zijn kennelijk niet tegengehouden: er zijn geen overlevenden en evenmin aanwijzingen voor een worsteling teneinde het schieten te belemmeren.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat de bijdrage van elk van de verdachten aan het delict van voldoende gewicht is om medeplegen te kunnen bewijzen. Het hof is aldus van oordeel dat sprake is van medeplegen.
Daaraan doet niet af de omstandigheid dat het hof niet precies heeft kunnen vaststellen wie wat op welk moment heeft gedaan en daarmee -mede doordat verdachte geen volledige openheid van zaken heeft willen geven- het exacte aandeel van en de mate van betrokkenheid van de verdachte bij de moord op de vier slachtoffers grotendeels in het ongewisse blijft. Die omstandigheid komt geheel voor rekening van verdachte zelf die er immers voor heeft gekozen te verklaren op de wijze zoals hiervoor uitgebreid door het hof is besproken.
Het hof gaat er om die reden vanuit dat verdachte en zijn medeverdachten ieder een gelijkwaardige rol hebben gespeeld bij het plegen van de feiten nu op grond van het onderzoek geen concrete feiten of omstandigheden zijn gebleken of aannemelijk geworden dat verdachte een bijdrage van minder gewicht heeft gehad die niet als medeplegen kan worden gekwalificeerd.
Opzet op de dood
Voor bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde feit is voorts vereist dat
verdachten opzet hadden op de dood van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. De vraag die in dit verband voorligt, is of verdachten hebben gehandeld met (boos) opzet dan wel met voorwaardelijk opzet.
De slachtoffers, [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]zijn alle vier door vuurwapengeweld om het leven gebracht. Alle slachtoffers zijn met twee dan wel drie kogels uit twee verschillende wapens van (zeer) korte afstand gericht in het hoofd geraakt. Negen van de in totaal tien schoten waren direct dodelijk en er is niet misgeschoten. De verklaring van [medeverdachte 2] dat [slachtoffer 2] per ongeluk is neergeschoten, acht het hof – gelet op het feit dat hij twee keer van korte afstand in zijn hoofd is geschoten en hem ook geen eerste hulp is geboden – niet aannemelijk geworden.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat er geen ruimte is voor een andere conclusie dan dat [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [verdachte] daadwerkelijk de bedoeling hadden om de slachtoffers dodelijk te raken en hen van het leven te beroven. Op grond van hetgeen hiervoor is uiteengezet concludeert het hof dat het opzet van verdachten was gericht op de dood van zowel [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] als [slachtoffer 4].
Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “met voorbedachten rade” moet komen
vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te
nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke
gemoedsopwelling. zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en
de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De enkele
omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke
gemoedsopwelling, betekent niet zonder meer dat sprake is van voorbedachte raad.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en
waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De
vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het
genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met
voorbedachten rade is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan
contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden
gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachten rade heeft gehandeld.
Dit is het door het hof te hanteren toetsingskader.
Het hof kent voor wat betreft het bewijs van het bestanddeel “met voorbedachten rade” veel gewicht toe aan de wijze waarop de vier slachtoffers zijn doodgeschoten, te weten ieder met twee dan wel drie gerichte schoten van dichtbij in het hoofd. De slachtoffers zijn bovendien op verschillende locaties in het pand aangetroffen, steeds op enkele meters afstand van elkaar. Dit kille en koelbloedige handelen in een tijdsbestek dat voldoende ruimte laat voor het nadenken over de betekenis en gevolgen van hun voorgenomen daden en zich daarvan rekenschap te geven, rechtvaardigt op zichzelf reeds de conclusie dat verdachten met voorbedachten rade hebben gehandeld bij het om het leven brengen van alle vier de slachtoffers.
Daarnaast zijn verdachten kennelijk met een plan op pad gegaan. Ze zijn zonder telefoons, maar met wapens naar hun afspraak met [slachtoffer 2] gegaan. Toen ze aankwamen bleek [slachtoffer 2] er nog niet te zijn en moesten ze een uur wachten. Ze hebben daarbij dus voldoende tijd gehad om te reflecteren en hun plannen aan te passen. Daarna zijn ze toch een tweede keer teruggegaan en vervolgens zijn de slachtoffers heel kort na aankomst al direct na elkaar neergeschoten. Reeds hieruit volgt het bewijs voor handelen met voorbedachten rade bij het van het leven beroven van alle vier de slachtoffers.
Daar komt bij dat het onderzoek geen feiten en omstandigheden heeft opgeleverd die wijzen
op handelen in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Maar zelfs als het zo zou zijn dat de eerste kogel op [slachtoffer 2] het gevolg is geweest van een dergelijke gemoedsopwelling, dan volgt alsnog uit de schoten die daarop gevolgd zijn – inclusief het tweede schot op [slachtoffer 2]– dat sprake is geweest van een moment van nadenken en een wilsbesluit om eerst [slachtoffer 2] met een tweede schot door zijn hoofd en daarna ook de andere slachtoffers te doden. In het bijzonder de wijze van schieten – het van (zeer) korte afstand en meermalen in het hoofd van alle slachtoffers – heeft naar het oordeel van het hof de uiterlijke verschijningsvorm van koelbloedige executies waaraan telkens een voorgenomen besluit ten grondslag heeft gelegen. Deze handelswijze vormt een sterke contra-indicatie voor het (telkens) handelen in een hevige gemoedsopwelling waarvoor ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden.
Al het voorgaande voert tot de bewijsconclusie dat bewezen is dat de vier slachtoffers allemaal niet alleen opzettelijk maar ook met voorbedachten rade van het leven zijn beroofd.
Conclusie
Op grond van al het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [verdachte] op 13 november 2018 tezamen en in vereniging de slachtoffers [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] ens[slachtoffer 4] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven hebben beroofd. [verdachte] heeft zich daarmee steeds schuldig gemaakt aan het medeplegen van moord op de vier slachtoffers.
Voorwaardelijk verzoek
Standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben gepersisteerd bij hun eerder gedane en afgewezen verzoek tot het horen van de ‘meerdere personen’, die in het proces-verbaal van officier van justitie Belien worden genoemd/bedoeld, nu het belang van waarheidsvinding in dit specifieke geval dient te prevaleren boven het belang van de gezondheid en/of het welzijn van de te horen personen. De verdediging heeft aangevoerd dat enkel recht wordt gedaan aan het recht van Verdachte op een eerlijk proces wanneer er compenserende factoren zijn. Indien het hof het oordeel van de rechter-commissaris over de betrouwbaarheid van de verklaringen in het licht van het dossier is de bewijsbeslissing betrekt, is daadwerkelijk sprake van compenserende factoren en een
overall fairness of the trial.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaten-generaal hebben zich op het standpunt gesteld dat het verzoek afgewezen dient te worden.
Oordeel van het hof
Het hof stelt voorop dat hij het horen van de bronnen als getuigen nog steeds noodzakelijk acht.
Uit het verhoor van de officier van justitie ter zitting d.d. 4 december 2023 en het proces-verbaal van de rechter-commissaris d.d. 3 mei 2024 volgt dat het gegronde vermoeden bestaat dat de gezondheid of het welzijn van de getuige(n) door het afleggen van een verklaring ter terechtzitting in gevaar wordt gebracht. Het hof leidt uit deze stukken af dat er sprake is van een reëel en objectief vastgesteld gevaar dat meer inhoudt dan slechts de mogelijke aantasting van de gezondheidstoestand van de getuige. De rechter-commissaris heeft naar het oordeel van het hof afdoende gemotiveerd dat er geen maatregelen getroffen kunnen worden ter bescherming van het belang van de gezondheid of het welzijn van de getuige(n) waardoor (al dan niet in beperkte mate) een mogelijkheid tot ondervraging wordt geboden. Derhalve ook niet door het horen van de getuigen in de beslotenheid van het kabinet rechter-commissaris. Het voorkomen van dit gevaar weegt naar het oordeel van het hof in dit geval zwaarder dan het belang van de verdediging om de getuige(n) te kunnen ondervragen.
Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Bij deze stand van zaken kan de conclusie van de officier van justitie Belien voor zover inhoudende dat uit hetgeen hij van meerdere personen heeft gehoord blijkt dat [verdachte] niet zou hebben geschoten, niet nader getoetst worden. Het hof slaat daarom geen acht op de inhoud van het proces-verbaal van de officier van justitie en het naar aanleiding daarvan opgestelde proces-verbaal van de rechter-commissaris en betrekt deze niet in zijn beoordeling van het tenlastegelegde.
Het verweer van de verdediging dat hierdoor geen sprake is van compenserende factoren voor het niet kunnen horen van de bronnen en daardoor geen sprake is van een
overall fairness of the trialwordt door het hof verworpen. Het hof overweegt hiertoe dat de verklaring(en) van de bronnen geen verklaringen betreffen die voor het bewijs worden gebruikt. Naar het oordeel van het hof zijn de verklaringen van de bron(nen), kijkend naar het geheel van de resultaten van het strafrechtelijk onderzoek en de door het hof onbetrouwbaar geachte verklaring van [verdachte], niet van zo’n zwaar gewicht dat het oordeel van het hof in beslissende mate zou steunen op deze verklaringen. Gelet op de hiervoor beschreven redenen over het niet kunnen horen van de bronnen is het hof van oordeel dat de procedurele waarborgen voldoende compenserend zijn voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid. Er is naar het oordeel van het hof wel sprake van eerlijk proces.
Feit 2
Het hof komt tot bewezenverklaring van dit feit op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij het hof, nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.primair
hij op
of omstreeks13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,[slachtoffer 1]opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door met
een of meervuurwapen
(s
)(
van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie)meerdere malen,
althans eenmaal, op/in
de richting van (het hoofd van
)die [slachtoffer 1]te schieten
(en/of deze [slachtoffer 1]te raken), ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1]is overleden.
en
hij op
of omstreeks13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,[slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door met
een of meervuurwapen
(s
)(
van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie)meerdere malen,
althans eenmaal/in
de richting van (het hoofd van
)die [slachtoffer 2] te schieten
(en/of deze [slachtoffer 2]te raken), ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] is overleden.
en
hij op
of omstreeks13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, [slachtoffer 3] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door
met een of meervuurwapen
(s
) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie)meerdere malen,
althans eenmaal, op/in
de richting van (het hoofd van
)die [slachtoffer 3] te schieten
(en/of deze [slachtoffer 3]te raken), ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] is overleden.
en
hij op
of omstreeks13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,[slachtoffer 4] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door met
een of meervuurwapen
(s
) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie)meerdere malen
, althans eenmaal, op/in
de richting van (het hoofd van
)die [slachtoffer 4] te schieten
(en/of deze [slachtoffer 4]te raken), ten gevolge waarvan die [slachtoffer 4] is overleden.
2.
hij op
of omstreeks26 november 2018 te gemeente Nijverdal,
althans in de gemeente Hellendoorn,een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver (merk Astra, type Cadix, kaliber .22), zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer,revolver
en/of pistoolvoorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
telkens het misdrijf
: medeplegen van moord.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Strafbaarheid van de verdachte
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft namens [verdachte] een beroep gedaan op psychische overmacht. Verdachte heeft de kabel losgetrokken nadat zijn vader een wapen op hem richtte en hem beval iets te doen. [verdachte] voelde zich – ook door zijn verleden met vader [medeverdachte 3]– bedreigd en angstig. Deze angst, de van buiten komende psychische druk, was extreem en meerledig. Het is meer dan aannemelijk dat [verdachte] gevoeld moet hebben dat hij iets moést doen. Het is voorstelbaar dat hij gevreesd heeft voor zijn eigen leven. De druk die op hem werd uitgeoefend moet ongekend zijn geweest. Van [verdachte] kon in die acute en uitzonderlijk stressvolle situatie niet gevergd worden dat hij aan die van buiten komende druk weerstand zou bieden. [verdachte] moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie gaat uit van een situatie waarin [verdachte] zich wel kon onttrekken aan hetgeen zich in de growshop afspeelde. Een situatie waarin hij niet werd bedreigd. Alleen daarom kan een beroep op psychische overmacht al niet slagen.
Oordeel van het hof
Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden. Daarnaast kan onder omstandigheden het feit dat de verdachte zich heeft gebracht in de situatie waarin die drang op hem is uitgeoefend in de weg staan aan het slagen van het beroep op psychische overmacht.
Het hof stelt vast dat het beroep op psychische overmacht enkel en alleen is gebaseerd op de verklaring van [verdachte] hierover. Zoals eerder overwogen acht het hof deze verklaring onbetrouwbaar en ongeloofwaardig. Verwijzend naar de overwegingen in dit verband acht het hof de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden.
Het verweer wordt verworpen.
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank Overijssel heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaten-generaal hebben gevorderd dat de verdachte opnieuw zal worden veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Zij hebben hiertoe aangevoerd dat verdachte medepleger is van het op 13 november 2018 in koelen bloede executeren van vier mensen . Het gegeven dat hij – aldus het openbaar ministerie – de trekker niet zelf heeft overgehaald maakt dit niet anders. De feiten zijn gruwelijk en door de proceshouding van verdachte heeft hij de nabestaanden nog steeds geen oprechte en ware verklaring gegeven.
Zes jaar na de gepleegde feiten is het leed van de nabestaanden niet minder geworden. Het gemis en de leegte zijn er nog steeds. Zij zitten nog steeds met dezelfde onzekerheid over wat er gebeurd is en de pijn is niet minder geworden.
Het voorliggende feitencomplex waarbij niet alleen het aantal slachtoffers bepalend is maar wel voorop staat, is op zichzelf reeds dusdanig ernstig dat elke andere straf dan een levenslange gevangenisstraf vanuit het oogpunt van vergelding reeds onvoldoende recht doet aan de feiten en omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd alsmede aan de optelsom van het verdriet van de nabestaanden. Voor wat betreft de persoon van verdachte zijn er geen omstandigheden die maken dat er contra-indicaties zijn om een levenslange gevangenisstraf op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben ten aanzien van de op te leggen straf aangevoerd dat verdachte geen relevant strafblad heeft en zijn leven voor november 2018 op orde had. Het voorarrest, de onzekerheid over de afloop van de strafzaak en de mogelijkheid dat hij zijn dagen verder achter de tralies zou moeten doorbrengen vallen hem zwaar, wat heeft geleid tot ernstige lichamelijke en fysieke klachten.
Indien het hof komt tot een vrijspraak van feit stelt de verdediging zich op het standpunt dat een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voor feit 2 passend is.
Indien het hof komt tot een veroordeling ter zake van feit 1 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat een levenslange gevangenisstraf niet passend is. Bij de bepaling van de straf moet worden gelet op de rol van verdachte. Deze heeft er niet in bestaan dat hij zelf de slachtoffers heeft gedood. Daarom dient eventueel een tijdelijke gevangenisstraf te volgen.
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en de straf om die reden met 10% te matigen.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof ziet hierin redenen om verdachte te veroordelen tot een levenslange gevangenisstraf. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van vier moorden, de meest ernstige feiten die ons Wetboek van Strafrecht kent. Op 13 november 2018 heeft [verdachte], samen met vader [medeverdachte 3] en broer [medeverdachte 2], [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] op koelbloedige wijze geëxecuteerd door hen meerdere malen in het hoofd te schieten. Hiermee hebben de verdachten onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden en de slachtoffers beroofd van hun meest kostbare bezit: hun leven. De angst en acute doodsnood die de slachtoffers in de laatste seconden van hun leven moeten hebben beleefd, zijn nauwelijks in woorden te vatten. Nadat het eerste schot was gelost, wisten de andere slachtoffers welk lot hen te wachten stond. Uit het onderzoek blijkt dat door enkelen van hen nog is geprobeerd te vluchten. Tevergeefs. Iedereen moest dood, er mochten kennelijk geen getuigen in leven blijven. De moorden hebben plaatsgevonden op klaarlichte dag in een woonwijk in plaatsnaam. De moord op deze vier mannen heeft de rechtsorde ernstig geschokt en de reeds bestaande gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving versterkt. Daarnaast heeft verdachte een verboden wapen in zijn bezit gehad.
De nabestaanden, waaronder de partners, kinderen en ouders van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] worden elke dag geconfronteerd met een groot, onomkeerbaar en traumatisch verlies. Zij moeten leven met de wetenschap dat hun naasten als gevolg van bruut en meedogenloos geweld zijn omgekomen. De gevolgen van de moorden hebben zij op indrukwekkende en invoelbare wijze naar voren gebracht tijdens de uitoefening van het spreekrecht. Doordat de verdachten geen volledige openheid van zaken hebben gegeven, blijven veel vragen van de nabestaanden onbeantwoord. Ook die omstandigheid vergroot het verdriet bij hen.
Met het leed dat verdachte door middel van een langdurige gevangenisstraf wordt
toegevoegd, wordt beoogd het leed dat hij de slachtoffers en de nabestaanden heeft toegebracht te vergelden. Hierbij dient opgemerkt te worden dat met de straf met name in een zaak als deze spijtig genoeg niet meer bereikt kan worden dan enkel vergelding; de gevolgen van het bewezenverklaarde waaronder het onuitwisbare verdriet bij de nabestaanden, kunnen door de straf vanzelfsprekend niet ongedaan gemaakt worden.
Nu het hof niet kan vaststellen wie precies welke rol heeft gehad en verdachte hierover geen duidelijkheid heeft willen verschaffen kan het hof hier – anders dan betoogd door de verdediging – bij het bepalen van de strafmaat ook geen rekening mee houden.
Persoonlijke omstandigheden
Blijkens het meest recente Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte is verdachte niet eerder veroordeeld. Dit speelt overigens verder geen enkele rol bij de strafoplegging.
Het hof heeft acht geslagen op dat wat over verdachte is gebleken uit het rapport van de Reclassering d.d. 27 maart 2020 en op het psychologisch onderzoek d.d. 5 april 2022 dat in opdracht van de medische dienst in plaats P.I. werd opgemaakt. Het hof heeft ook gehoord wat verdachte over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verklaard tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet het hof echter geen redenen om een andere straf op te leggen dan hierna is vermeld.
Levenslange gevangenisstraf
Het hof realiseert zich dat oplegging van een levenslange gevangenisstraf in de
afgelopen jaren onderwerp van discussie is geweest en nog steeds is, gelet op de door critici
gestelde uitzichtloosheid daarvan nu er geen perspectief op vervroegde invrijheidstelling zou zijn. Dat zou de oplegging van een levenslange gevangenisstraf inhumaan maken.
Het hof stelt voorop dat de Hoge Raad in zijn arrest van 23 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:600) met betrekking tot regelgeving over de tenuitvoerlegging van de
levenslange gevangenisstraf, in het bijzonder het Besluit Adviescollege Levenslanggestraften (hierna: Besluit ACL), heeft geoordeeld, dat het Nederlands recht voorziet in een zodanig stelsel van herbeoordeling op grond waarvan in zich daarvoor lenende gevallen kan worden overgegaan tot verkorting van levenslange gevangenisstraf, dat oplegging daarvan niet in strijd is met artikel 3 EVRM. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat voor een verdachte onvoldoende duidelijk is welke criteria worden aangelegd bij de procedure van herbeoordeling en dat onzeker is of aan een verdachte gedurende zijn detentie voldoende op rehabilitatie gerichte activiteiten worden aangeboden om bij herbeoordeling in aanmerking te kunnen komen voor verkorting van een levenslange gevangenisstraf.
Bij de (ambtshalve) beoordeling van de mogelijkheid tot gratieverlening komt het aan op de
vraag of verdere tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf niet langer
gerechtvaardigd is. Daarbij komt betekenis toe aan het gedrag en de ontwikkeling van de
veroordeelde gedurende zijn detentie en dienen de in artikel 4, vierde lid, Besluit ACL
genoemde criteria, waaronder het recidiverisico en de delict-gevaarlijkheid in aanmerking te
worden genomen.
Voorts is in dit verband volgens de Hoge Raad nog van belang op te merken, dat de wijze
waarop het nieuwe stelsel van herbeoordeling in de praktijk zal worden toegepast, in de
toekomst ligt besloten. De onvermijdelijk uit die realiteit voortvloeiende onzekerheden
ontnemen aan de oplegging van een levenslange gevangenisstrafechter niet de
verenigbaarheid met artikel 3 EVRM, in het bijzonder ook niet omdat levenslanggestraften
de mogelijkheid hebben de wijze waarop de straf daadwerkelijk wordt tenuitvoergelegd voor te leggen aan de penitentiaire rechter en de burgerlijke rechter, die erop toezien dat die
tenuitvoerlegging - ook waar het gaat om de herbeoordeling van de verdere tenuitvoerlegging van de straf en de in verband met die herbeoordeling aan de veroordeelde
aan te bieden activiteiten - geschiedt met inachtneming van de uit artikel 3 EVRM
voortvloeiende waarborgen.
In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen is oplegging van een levenslange gevangenisstraf naar het oordeel van het hof niet in strijd met artikel 3 EVRM en ook overigens in overeenstemming met het geldende recht..
Conclusie
Alles afwegende is het hof van oordeel dat als reactie op het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte slechts oplegging van de zwaarste straf die ons Wetboek van Strafrecht kent, passend en geboden is: levenslange gevangenisstraf. Niet enkel vanuit het oogpunt van vergelding, de samenleving dient maximaal tegen deze verdachte te worden beschermd. Het hof zal aan verdachte daarom voor de bewezenverklaarde betrokkenheid bij vier moorden een levenslange gevangenisstraf opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De inbeslaggenomen voorwerpen
Het hof heeft geconstateerd dat nog een beslissing moet worden genomen over een bij de woning van [verdachte] inbeslaggenomen wapen. Het wapen, te weten een revolver met bruin handvat (KT1.04.01 .001), is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien dit voorwerp tot het begaan van dergelijke feiten is vervaardigd of bestemd en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Vordering van de benadeelde partijen

1.De vorderingen van de benadeelde partijen

De hierna te noemen personen hebben zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces en hebben gevorderd om verdachte te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding tot (al dan niet ter terechtzitting gewijzigde) hierna te vermelden bedragen. De benadeelde partijen hebben hun vorderingen in hoger beroep gehandhaafd en in sommige gevallen iets gematigd.
Vorderingen met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde (onderzoek Litouwen)
[benadeelde partij 2] (bijgestaan door mr. Korver) tot een bedrag van in totaal € 446.520,51:
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- reiskosten € 2.500,00
- medische kosten € 2.500,00
- inkomstenderving € 388.362,00
- factuur [naam bedrijf] € 1.815,00
- kosten deskundige ter zitting € 605,00
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende posten:
- shockschade € 25.000,00
- smartengeld niet zijnde shockschade € 15.000,00
De gevorderde proceskosten:
- proceskosten (rechtsbijstand) € 10.738,51
[benadeelde partij 3] (bijgestaan door mr. Korver) tot een bedrag van in totaal € 68.203,51:
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- gederfd levensonderhoud € 26.860,00
- kosten deskundige ter zitting € 605,00
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende post:
- smartengeld niet zijnde shockschade € 30.000,00
De gevorderde proceskosten:
- proceskosten (rechtsbijstand) € 10.738,51
[benadeelde partij 4] (bijgestaan door mr. Korver) tot een bedrag van in totaal € 101.315,51:
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- gederfd levensonderhoud € 59.972,00
- kosten deskundige ter zitting € 605,00
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende post:
- smartengeld niet zijnde shockschade € 30.000,00
De gevorderde proceskosten:
- proceskosten (rechtsbijstand) € 10.738,51
[benadeelde partij 1] (bijgestaan door mr. Korver) tot een bedrag van in totaal € 42.801,63:
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
- uitvaartkosten € 32.063,12
De gevorderde proceskosten:
- proceskosten (rechtsbijstand) € 10.738,51
[benadeelde partij 5](bijgestaan door mr. Keulen) tot een bedrag van in totaal € 406.322,74:
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- notaris € 1.824,95
- uitvaart monniken € 5.200,00
- grafsteen € 3.400,00
- kosten hulpverlening € 339,48
- gederfd levensonderhoud t/m okt. 2020 € 27.297,55
- toekomstige schade € 347.970,45
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende post:
- shockschade € 20.000,00
De gevorderde proceskosten:
- reis- en parkeerkosten / proceskosten € 290,31
[benadeelde partij 6] (bijgestaan door mr. Keulen) tot een bedrag van in totaal € 20.000:
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende post:
- shockschade € 20.000,00
[benadeelde partij 16](bijgestaan door mr. Camps) tot een bedrag van in totaal € 25.442:
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kosten levensonderhoud € 4.639,00
- kosten [naam bedrijf] € 653,00
- kosten rapport speltherapie € 150,00
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende posten:
- immateriële schade € 20.000,00
De gevorderde proceskosten:
- proceskosten (rechtsbijstand) € 3.025,00
[benadeelde partij 7](bijgestaan door mr. Pernot) tot een bedrag van in totaal € 330.985,23:
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- reis- en parkeerkosten uitvaart € 25,00
- reis- en parkeerkosten medisch € 1074,05
- medische kosten € 430,70
- gederfd levensonderhoud € 285.420,00
- kosten vaststelling schade [naam bedrijf] € 2.814,33
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende posten:
- shockschade € 25.000,00
- smartengeld niet zijnde shockschade € 15.000,00
De gevorderde proceskosten:
- reis- en parkeerkosten € 822,12
- reis- en parkeerkosten hoger beroep € 399,03
[benadeelde partij 9] (bijgestaan door mr. Pernot) tot een bedrag van in totaal € 43.236,87
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- medische kosten € 770,00
- kosten lijkbezorging € 2.070,00
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende posten:
- shockschade € 25.000,00
- smartengeld niet zijnde shockschade € 15.000,00
De gevorderde proceskosten:
- reis- en parkeerkosten € 349,08
- kosten medische informatie € 47,79
[benadeelde partij 8](bijgestaan door mr. Pernot) tot een bedrag van in totaal € 172,237,00:
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- gederfd levensonderhoud € 132.138,00
- kosten lijkbezorging € 99,00
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende posten:
- shockschade € 25.000,00
- smartengeld niet zijnde shockschade € 15.000,00
[benadeelde partij 10](bijgestaan door mr. Jakob) tot een bedrag van in totaal € 973.020:
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- inkomensschade € 931.205,00
- factuur [naam bedrijf] € 1.815,00
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende posten:
- shockschade € 25.000,00
- andere immateriële schade € 15.000,00
[benadeelde partij 11](bijgestaan door mr. Jakob) tot een bedrag van in totaal € 40.000:
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende posten:
- shockschade € 25.000,00
- andere immateriële schade € 15.000,00
[benadeelde partij 15] (bijgestaan door mr. Jakob) tot een bedrag van in totaal € 54.928,78:
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kosten lijkbezorging € 14.305,00
- eigen risico behandeling psycholoog € 623,78
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende posten:
- shockschade € 25.000,00
- andere immateriële schade € 15.000,00
[benadeelde partij 14](bijgestaan door mr. Jakob) tot een bedrag van in totaal € 40.000:
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende posten:
- shockschade € 25.000,00
- andere immateriële schade € 15.000,00
[Benadeelde partij] (bijgestaan door mr. Jakob) tot een bedrag van in totaal € 40.000:
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende posten:
- shockschade € 25.000,00
- andere immateriële schade € 15.000,00
[benadeelde partij 13](bijgestaan door mr. Jakob) tot een bedrag van in totaal € 40.000:
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende posten:
- shockschade € 25.000,00
- andere immateriële schade € 15.000,00
[benadeelde partij 12](bijgestaan door mr. Jakob) tot een bedrag van in totaal € 40.000:
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende posten:
- shockschade € 25.000,00
- andere immateriële schade € 15.000,00

2.Standpunt van het openbaar ministerie

In het
onderzoek Litouwenhebben de advocaten-generaal zich ten aanzien van de vorderingen op de volgende standpunten gesteld:
  • Er is geen ruimte voor toewijzing van smartengeld niet zijnde shockschade.
  • De gevorderde shockschade kan worden toegewezen aan alle benadeelde partijen met uitzondering van de vorderingen van benadeelde partijen [benadeelde partij 12] en [benadeelde partij 13], [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4].
  • Ten aanzien van het gevorderde gederfde levensonderhoud zijn de rapporten van [naam bedrijf] voldoende duidelijk voor het hof om op basis hiervan te beslissen, subsidiair om gebruik te maken van zijn schattingsbevoegdheid.
De vorderingen kunnen als volgt worden toegewezen en voor het overige dienen deze niet-ontvankelijk verklaard te worden:
[benadeelde partij 2]
- inkomstenderving € 388.362,00
- factuur [naam bedrijf] € 1815,00
- shockschade € 25.000,00
- proceskosten (rechtsbijstand) € 10.738,51
[benadeelde partij 3]
- gederfd levensonderhoud € 26.860,00
- smartengeld niet zijnde shockschade € 30.000,00
- proceskosten (rechtsbijstand) € 10.738,51
[benadeelde partij 4]
- gederfd levensonderhoud € 59.972,00
- smartengeld niet zijnde shockschade € 30.000,00
- proceskosten (rechtsbijstand) € 10.738,51
Benadeelde partij 1
- uitvaartkosten € 32.063,12
- proceskosten (rechtsbijstand) € 10.738,51
[benadeelde partij 5]
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- diverse posten lijkbezorging € 10.424,95
- kosten hulpverlening € 339,48
- gederfd levensonderhoud € 87.626,90
- shockschade € 20.000,00
- reis- en parkeerkosten / proceskosten € 261,15
Benadeelde partij:niet-ontvankelijk
[benadeelde partij 16]
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kosten levensonderhoud € 4639,00
- kosten [naam bedrijf] € 653,00
- kosten rapport speltherapie € 150,00
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende posten:
- immateriële schade € 20.000,00
[benadeelde partij 7]
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- reis- en parkeerkosten uitvaart en
medische behandelingen € 1.074,05
- medische kosten € 430,70
- gederfd levensonderhoud € 285.420,00
- kosten vaststelling schade [naam bedrijf] € 2.814,33
- shockschade € 25.000,00
- proceskosten € 1.221,15
[benadeelde partij 9]
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- medische kosten € 770,00
- kosten lijkbezorging € 2.070,00
- shockschade € 25.000,00
- reis- en parkeerkosten € 349,08
[benadeelde partij 8]
- gederfd levensonderhoud € 132.138,00
- kosten lijkbezorging € 99,00
- shockschade € 25.000,00
[benadeelde partij 10]
- inkomensschade € 931.205,00
- factuur [naam bedrijf] € 1.815,00
- shockschade € 25.000,00
[benadeelde partij 11]:niet-ontvankelijk
[benadeelde partij 15]
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kosten lijkbezorging € 14.305,00
- eigen risico behandeling psycholoog € 623,78
- shockschade € 25.000,00
[benadeelde partij 14]
- shockschade € 25.000,00
Benadeelde partij :niet-ontvankelijk
[benadeelde partij 13]:niet-ontvankelijk
[benadeelde partij 12]:niet-ontvankelijk

3.Standpunt van de verdediging

De raadslieden heb zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet ontvankelijk zijn in hun vordering althans dat de vorderingen van de benadeelde partijen afgewezen dienen te worden in verband met de bepleite vrijspraak.
Subsidiair hebben zij verschillende posten van de vordering betwist en op basis van die betwistingen geconcludeerd dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden in de vorderingen op die punten, dan wel dat deze afgewezen moeten worden. Het hof zal volstaan met het in zijn oordeel , bespreken van deze standpunten daar waar deze aan de orde zijn en voor zover het hof dit nodig acht.

4.Oordeel van het hof

Bij zijn oordeel zoekt het hof grotendeels aansluiting bij de overwegingen van de rechtbank. Daar waar de overwegingen letterlijk worden overgenomen, zullen deze schuingedrukt weergegeven worden. ‘De rechtbank’ is hierbij vervangen door ‘het hof’. De onderdelen waar het hof in haar oordeel afwijkt van de rechtbank, betreffen de toewijsbaarheid van de shockschade en de daarmee samenhangende materiële schadeposten (medische kosten) en de vaststelling van het gederfde levensonderhoud.
a. Algemene uitgangspunten en overwegingen
De ontvankelijkheid van de vorderingen in het licht van het aantal en de omvang ervan
Op grond van artikel 361 lid 2 onder b Sv jo artikel 6:98 BW kan een benadeelde partij een vordering indienen als aan haar rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit en moet de schade in zodanig verband staan met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend.
Met de mogelijkheid tot het instellen van een vordering door een benadeelde partij is beoogd om te voorzien in een eenvoudige en laagdrempelige procedure die ertoe leidt dat personen die schade hebben geleden als gevolg van een strafbaar feit zo veel mogelijk schadeloos worden gesteld. Indien echter de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, kan de rechter bepalen dat die vordering geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij haar vordering geheel of gedeeltelijk slechts bij de civiele rechter kan aanbrengen.
In het strafproces ontbreken enkele processuele waarborgen van de gewone civielrechtelijke procedure. Daarom moet de strafrechter zich ervan moet vergewissen dat beide partijen in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest hun stellingen en onderbouwingen met betrekking tot de toewijsbaarheid van de vordering van de benadeelde partij genoegzaam naar voren te brengen. De strafrechter zal de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij moeten uitspreken indien hij van oordeel is dat er niet in voldoende mate een partijdebat heeft kunnen plaatsvinden. Gelet op de eigen verantwoordelijkheid van de partijen voor het naar voren brengen en onderbouwen van hun stellingen, vergt deze verplichting doorgaans geen zelfstandige aandacht (in de motivering) van de strafrechter, maar dat kan onder omstandigheden anders zijn, bijvoorbeeld als het gaat om een substantiële vordering van complexe aard waarvan de omvang zich niet eenvoudig laat vaststellen.
Daarbij geldt wel dat het de strafrechter vrij staat om in zijn oordeel over een vordering gedeeltelijk een inhoudelijke beslissing te nemen in de vorm van een toe- of afwijzing, en de vordering voor het resterende deel niet-ontvankelijk te verklaren. Een dergelijke splitsing van de vordering maakt het voor de strafrechter mogelijk om te beslissen over dat deel van de vordering waarvan de behandeling niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, terwijl de benadeelde partij het resterende deel van haar vordering aan de burgerlijke rechter kan voorleggen.
In deze zaak zijn er veel vorderingen ingediend. In de zaak tegen [medeverdachte 2] gaat het om twintig vorderingen en in de zaak tegen Verdachte om zeventien vorderingen. Een deel daarvan is bovendien omvangrijk. Dat er een groot aantal omvangrijke vorderingen is ingediend, betekent op zichzelf echter niet dat met de behandeling daarvan dit strafproces onevenredig wordt belast. Daarbij betrekt het hof dat er (ook) in hoger beroep
in beginselvoldoende gelegenheid is geweest voor een evenwichtig debat tussen partijen over de vorderingen van de benadeelde partijen. De vorderingen zijn immers al in een vroeg stadium van het hoger beroep ingediend en waren bij de verdediging ruim voor de inhoudelijke behandeling bekend, ook eventuele aanvullingen op die vorderingen. Daarnaast is er tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak meer dan voldoende tijd en gelegenheid geboden om de vorderingen te bespreken, daarover vragen te stellen en daartegen verweer te voeren. Het hof zal de vorderingen daarom inhoudelijk beoordelen en niet reeds enkel vanwege hun aantal en omvang een niet-ontvankelijkverklaring uitspreken.
Anders dan in eerste aanleg zal het hof de vordering van [benadeelde partij 16] ook inhoudelijk beoordelen nu – gelet op de stukken die hierover zijn overgelegd – is komen vast te staan dat [slachtoffer 1] de vader van [benadeelde partij 16] is.
Gederfd levensonderhoud
De echtgenote ([benadeelde partij 2]) en minderjarige kinderen van [slachtoffer 2], de echtgenote van [slachtoffer 1]en zijn dochter, [benadeelde partij 16], de echtgenote en meerderjarige zoon van [slachtoffer 4] ([benadeelde partij 8]) en de echtgenote van [slachtoffer 3] hebben een vordering ingediend tot vergoeding van schade door gederfd levensonderhoud.
Op grond van artikel 51f Sv jo artikel 6:108 BW kunnen nabestaanden van een slachtoffer dat als gevolg van een strafbaar feit is overleden en die de nabestaanden geheel of gedeeltelijk in het levensonderhoud voorzag of daartoe krachtens rechterlijke uitspraak verplicht was, een vordering indienen tot vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud. De hoogte van zo’n vordering tot vergoeding van gederfd levensonderhoud zal moeten worden begroot aan de hand van een aantal onzekere factoren, waaronder de verwachtingen omtrent de inkomsten die het slachtoffer en de nabestaande(n) in de toekomst zouden hebben genoten als het strafbare feit niet had plaatsgevonden en de verwachtingen omtrent de toekomstige inkomsten van de nabestaande in de door dit feit veroorzaakte situatie. Deze verwachtingen zijn doorgaans in hoge mate afhankelijk van inkomensgegevens en andere informatie, waaronder op dat moment bestaande vooruitzichten, betreffende het slachtoffer en de nabestaande in de periode voorafgaand aan het strafbare feit. Dit brengt mee dat de beantwoording van de vraag of en tot welk bedrag de benadeelde partij schade heeft geleden door gederfd levensonderhoud, in hoge mate afhankelijk is van een veelheid van – deels onzekere – feiten en omstandigheden waarvan het stellen en onderbouwen op de weg ligt van de benadeelde partij. Omdat het hierbij gaat om informatie die zich doorgaans geheel in het domein van de benadeelde partij bevindt, kan het voor de verdediging moeilijk zijn haar betwisting van deze feiten en omstandigheden en de bij de selectie daarvan gemaakte keuzes, te voorzien van een nadere inhoudelijke onderbouwing.
Verder geldt ook in zaken over een vordering tot vergoeding van schade door gederfd levensonderhoud dat de beperkingen van het strafproces doorgaans meebrengen dat de strafrechter – op het moment dat het onderzoek op de terechtzitting naar het tenlastegelegde strafbare feit is afgerond – geen ruimte ziet om zijn einduitspraak op te schorten, bijvoorbeeld om partijen in de gelegenheid te stellen hun stellingen over de toewijsbaarheid van de vordering van de benadeelde partij nader te onderbouwen of daarover nader onderzoek door een onpartijdige deskundige te laten plaatsvinden, zonder daarmee het strafproces onevenredig te belasten. In dit verband is ook van belang dat de benadeelde partij zich bij het geldend maken van haar vordering tot vergoeding van gederfd levensonderhoud kan voorzien van (gefinancierde) rechtsbijstand die (mede) gespecialiseerd is in de begroting en behandeling van die aanspraak. Deze gespecialiseerde bijstand en een gelijkwaardige mogelijkheid tot financiering daarvan ontbreekt in veel gevallen aan de zijde van de verdediging.
Tegen deze achtergrond vraagt de verplichting van de strafrechter om zich ervan te vergewissen dat er in voldoende mate een partijdebat heeft kunnen plaatsvinden, aandacht waar het gaat om schadevergoedingsvorderingen van nabestaanden voor gederfd levensonderhoud, mede omdat het in die gevallen kan gaan om zeer hoge vorderingen waarvan de toewijzing en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ingrijpende consequenties voor de verdachte kunnen hebben. In die gevallen mag van de strafrechter worden verwacht dat hij er blijk van geeft, rekening houdend met de hiervoor genoemde bijzonderheden van het partijdebat over zo’n vordering, te hebben beoordeeld of beide partijen in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest hun stellingen en onderbouwingen met betrekking tot de (betwisting van de) toewijsbaarheid van die vordering genoegzaam naar voren te brengen, en, als dit aan de zijde van de verdachte niet zo is, of het eigen onderzoek van de rechter naar de toewijsbaarheid van de vordering daarvoor voldoende compensatie biedt.
Naar het oordeel van het hof is er, zoals hiervoor reeds overwogen, in beginsel voldoende gelegenheid geweest voor een evenwichtig partijdebat over de vorderingen van de benadeelde partijen en daarmee ook over de vordering tot vergoeding van gederfd levensonderhoud. De vraag is echter of dit debat uitputtend genoeg is geweest, gelet op de omvang en complexiteit van de vorderingen op dit onderdeel, de uitgebreide betwisting van de vorderingen tot vergoeding van schade door gederfd levensonderhoud door de verdediging, en of eigen onderzoek van het hof naar de toewijsbaarheid van deze vorderingen daarvoor voldoende compensatie kan bieden. Het hof is van oordeel dat dit niet het geval is. De vorderingen zijn zodanig omvangrijk en complex en het verweer daartegen zo specifiek dat het voor de hand ligt dat het hof een onafhankelijke deskundige zou moeten benoemen om de vorderingen tot vergoeding van gederfd levensonderhoud te beoordelen en daarover een advies uit te brengen. Er zou in dit stadium van de procedure dus nader onderzoek moeten plaatsvinden, waardoor het partijdebat nog niet volledig is gevoerd omdat partijen ook de gelegenheid moeten hebben zich uit te laten over het uit te brengen deskundigenbericht. Het alsnog doen uitvoeren van dat nadere onderzoek en het vervolgens voeren van nader partijdebat daarover vormt echter een onevenredige belasting van dit strafproces, dat overigens al heel lang loopt.
Wat daarvan zij, dit neemt evenwel niet weg dat het naar het oordeel van het hof zonder meer aannemelijk is dat de benadeelde partijen schade hebben geleden door gederfd levensonderhoud en dat verdachte (mede) gehouden is om deze schade te vergoeden. Dit wordt door de verdediging eigenlijk ook niet betwist, indien en voor zover het hof tot een bewezenverklaring zou komen. De verdediging betwist alleen de omvang van de geleden schade. Daarbij geldt bovendien, zoals hierboven uiteengezet, dat het het hof vrij staat om over een vordering gedeeltelijk een inhoudelijke beslissing te nemen in de vorm van een toe- of afwijzing, en de vordering voor het resterende deel niet-ontvankelijk te verklaren, en dat zo’n splitsing van de vordering het voor het hof mogelijk maakt om te beslissen over dat deel van de vordering waarvan de behandeling geen onevenredige belasting van het strafproces oplevert.
Het voorgaande brengt het hof ertoe om de vordering tot vergoeding van schade door gederfd levensonderhoud als gevolg van het overlijden van de slachtoffers gedeeltelijk toe te wijzen, namelijk voor dat gedeelte waarvan in redelijkheid kan worden aangenomen – gelet op het gevoerde verweer tegen dit onderdeel van de vordering benadeelde partij – dat ook de verdediging ervan uitgaat dat in ieder geval dat gedeelte van de gevorderde schade daadwerkelijk is geleden door de benadeelde partij, zodat daar geen nader debat meer over hoeft te worden gevoerd tussen de verdediging en de benadeelde partij. Het hof maakt daarbij gebruik van zijn schattingsbevoegdheid. Het hof acht het hierbij reëel om de door de benadeelde partijen gevorderde schade op gelijke wijze te schatten. Gelet op het voorgaande zal het hof in alle gevallen – met uitzondering van de vordering van [benadeelde partij 16] de toe te wijzen schade door gederfd levensonderhoud stellen op
één derde deelvan het in totaal gevorderde bedrag. Het hof heeft bij deze schatting nadrukkelijk betrokken dat de door de benadeelde partijen overgelegde berekeningen van het gederfde inkomen steeds zijn onderbouwd met een schaderapport van een schade-expert.
In het geval van de vordering van [benadeelde partij 16] is het hof van oordeel dat de berekening zo eenvoudig is en het daartegen gevoerde verweer zo onnavolgbaar dat het hof het volledige bedrag zal toewijzen.
Het hof komt op basis van hetgeen hiervoor uiteen is gezet tot de volgende bedragen die worden toegewezen:
 [ [benadeelde partij 2] - € 128.200,-
 [ [benadeelde partij 4] - € 19.991,-
 [ [benadeelde partij 3] - € 8.953,-
 [ [benadeelde partij 5] - € 124.000,-
 [ [benadeelde partij 16] - € 4.639,-
 [ [benadeelde partij 7] - € 95.140,-
 [ [benadeelde partij 8] - € 43.605,-
 [ [benadeelde partij 10] - € 307.300,-
De vorderingen ten aanzien van deze schadepost worden voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
Kosten van lijkbezorging
Op grond van artikel 51f Sv (oud) jo. artikel 6:108 BW (oud) kan degene die de kosten van een uitvaart heeft betaald voor een slachtoffer dat als gevolg van een strafbaar feit is overleden, een vordering indienen om die kosten op de verdachte in het strafproces te verhalen. Benadeelde partij 1, [benadeelde partij 8], [benadeelde partij 9] en [benadeelde partij 15] hebben de kosten van de uitvaart van respectievelijk de slachtoffers [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] gevorderd en kosten die samenhangen met de lijkbezorging. Door [benadeelde partij 7] zijn reiskosten in verband met de uitvaart gevorderd. Deze posten zijn naar het oordeel van het hof door de verdediging onvoldoende gemotiveerd betwist, zijn wel voldoende onderbouwd en aannemelijk en zullen worden toegewezen.
Overige materiële schade
Het hof is van oordeel dat de door [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 7], [benadeelde partij 8] en [benadeelde partij 10] en [benadeelde partij 16] gemaakte
kosten in verband met het opstellen van een rapportover gederfd levensonderhoud door [naam bedrijf] expertise toewijsbaar zijn. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in deze, nu naar het oordeel van het hof de vordering voldoende onderbouwd en duidelijk is. De kosten ten behoeve van opstellen van de rapportages betreffen redelijke kosten ter vaststelling van de schade. Wat betreft de factuur van [naam bedrijf] expertise merkt het hof nog op dat daar waar dezelfde factuur meermalen als schade opgevoerd wordt, deze slechts eenmaal als schade toegewezen wordt.
Het hof is – anders dan de rechtbank – van oordeel dat kunnen worden toegewezen de
medische kostendie gevorderd worden door:
  • [benadeelde partij 5] (kosten hulpverlening € 339,48), en;
  • [benadeelde 15] (eigen risico behandeling psycholoog € 623,78).
Het hof zal ook toewijzen de door [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 9] gevorderde
reiskostenin verband met medische behandeling (respectievelijk € 331,35 en € 234,24).
Shockschade (aantasting in de persoon op andere wijze)
Verschillende benadeelde partijen hebben op grond van genoemd artikel een vordering tot vergoeding van shockschade ingediend ([benadeelde partij 2], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 6], [benadeelde partij 7], [benadeelde partij 8], [benadeelde partij 9], [benadeelde partij 10] en de familie van [slachtoffer 3] (de vader en moeder, de twee broers en de zus van [slachtoffer 3]).
Het hof stelt voorop dat iemand die een slachtoffer door een strafbaar feit om het leven brengt en daarmee dus een onrechtmatige daad pleegt jegens dat slachtoffer, ook – afhankelijk van de omstandigheden waaronder die onrechtmatige daad en de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan, plaatsvinden – onrechtmatig kan handelen jegens degene bij wie die confrontatie een hevige emotionele schok teweeg brengt. Gezichtspunten die een rol spelen bij de beoordeling van de onrechtmatigheid jegens degene bij wie een hevige emotionele schok is teweeggebracht als hiervoor bedoeld (hierna: het secundaire slachtoffer) zijn onder meer:
  • De aard, de toedracht en de gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad, waaronder de intentie van de dader en de aard en de ernst van het aan het primaire slachtoffer toegebrachte leed.
  • De wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan. Daarbij kan onder meer worden betrokken of hij door fysieke aanwezigheid of anderszins onmiddellijk kennis kreeg van het onrechtmatige handelen jegens het primaire slachtoffer, of dat hij nadien met de gevolgen van dit handelen werd geconfronteerd. Bij een latere confrontatie kan een rol spelen in hoeverre zij onverhoeds was. Bij het aan dit gezichtspunt toe te kennen gewicht kan ook meewegen of het secundaire slachtoffer beroepsmatig of anderszins bedacht moest zijn op een dergelijke schokkende gebeurtenis. Een directe confrontatie met het lichaam van het slachtoffer is hierbij echter geen vereiste.
  • De aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire slachtoffer en het secundaire slachtoffer, waarbij geldt dat bij het ontbreken van een nauwe relatie niet snel onrechtmatigheid kan worden aangenomen.
De feitenrechter moet aan de hand van onder meer deze gezichtspunten in hun onderlinge samenhang beschouwd van geval tot geval beoordelen of sprake is van onrechtmatigheid, waarbij niet op voorhand aan een van deze gezichtspunten doorslaggevende betekenis toekomt. Als een van deze gezichtspunten geen duidelijke indicatie voor het aannemen van onrechtmatigheid geeft, kan onrechtmatigheid desondanks worden aangenomen als de omstandigheden daarvoor, bezien vanuit de overige gezichtspunten, voldoende zwaarwegend zijn.
Het recht op vergoeding van schade is beperkt tot de schade die volgt uit door die laatste onrechtmatige daad veroorzaakt geestelijk letsel. Voor de toewijzing van schadevergoeding ter zake van dat geestelijk letsel is vereist dat het bestaan van dat geestelijk letsel naar objectieve maatstaven is vastgesteld. In de rechtspraak over shockschade is in dat verband steeds overwogen dat dit in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Daarmee is beoogd tot uitdrukking te brengen dat die emotionele schok moet hebben geleid tot geestelijk letsel dat gelet op aard, duur en/of gevolgen ernstig is, en in voldoende mate objectiveerbaar. Dit brengt mee dat als de rechter op grond van een rapportage van een ter zake bevoegde en bekwame deskundige – waarbij gedacht kan worden aan een ter zake bevoegde en bekwame psychiater, huisarts of psycholoog – tot het oordeel komt dat sprake is van geestelijk letsel in de hiervoor bedoelde zin, hij tot toewijzing van schadevergoeding kan overgaan, ook als in die rapportage geen diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld wordt gesteld. Als sprake is van geestelijk letsel als hier bedoeld, komt zowel de materiële als de immateriële schade die daarvan het gevolg is voor vergoeding in aanmerking.
Kijkend naar de drie gezichtspunten kan in deze zaak geen discussie bestaan over het feit dat sprake is van een naar zijn aard uitzonderlijk ernstige zaak. De vier slachtoffers zijn allen opzettelijk en met voorbedachten rade op nietsontziende en koelbloedige wijze geëxecuteerd. Het toegebrachte leed aan de nabestaanden is intens en onmetelijk. Vanuit dit gezichtspunt bezien bestaat er zonder meer aanleiding tot vergoeding van shockschade. Ook de aard en de hechtheid van de relatie tussen de overleden slachtoffers en hun nabestaanden zouden daartoe aanleiding geven. Immers, alle benadeelde partijen die shockschade vorderen, staan in een hechte -familierechtelijke- relatie tot de slachtoffers omdat ze hun vader, moeder, kind, partner of broer en zus zijn. Tot slot is het hof naar aanleiding van het verhandelde ter zitting en de onderliggende stukken van oordeel dat ook beschouwing van het derde gezichtspunt aanleiding vormt tot het vergoeden van shockschade. Het hof acht voldoende onderbouwd dat de nabestaanden na de moord op de slachtoffers allen op hun eigen wijze zijn geconfronteerd met de gevolgen van het handelen van verdachte. De nabestaanden zijn allen geconfronteerd met het gehavende lichaam van hun familielid, nadat deze was vermoord. Daarbij zij nogmaals benadrukt dat alle slachtoffers twee dan wel drie maal in hun hoofd geschoten zijn. Zo’n confrontatie met het levenloze lichaam met gehavend hoofd en/of gezicht moet heftig en ronduit schokkend zijn geweest. Daarnaast zijn de nabestaanden al dan niet ongewild geconfronteerd met (de heftige details van) de moord op hun familielid via de berichtgeving in de media. Het standpunt van de verdediging dat de nabestaanden de shock hadden kunnen voorkomen door het lichaam van hun geliefde niet te bekijken, volgt het hof niet en is ook niet relevant.
Dit maakt dat het hof de gevorderde shockschade zal toewijzen
 [ [benadeelde partij 2] - € 25.000,-
 [ [benadeelde partij 5] - € 20.000,-
 [ [benadeelde partij 6] - € 20.000,-
 [ [benadeelde partij 7] - € 25.000,-
 [ [benadeelde partij 9] - € 25.000,-
 [ [benadeelde partij 8] - € 25.000,-
 [ [benadeelde partij 10] - € 25.000,-
 [ [benadeelde partij15] - € 25.000,-
 [ [benadeelde partij 14] - € 25.000,-
 [ [benadeelde partij] - € 25.000,-
 [ [benadeelde partij 13] - € 25.000,-
 [ [benadeelde partij 12] - € 25.000,-
Vordering van schade door aantasting in de persoon op andere wijze (niet-zijnde shockschade)
Met artikel 6:106 BW is beoogd vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade in beperkte mate mogelijk te maken. In dat verband bepaalt artikel 6: 106, lid 1, aanhef en onder b BW, voor zover van belang, dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien de benadeelde op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Verschillende benadeelde partijen hebben op grond van genoemd artikel een vordering tot vergoeding van schade, niet zijnde shockschade ingediend (([benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 6], [benadeelde partij 7], [benadeelde partij 8], [benadeelde partij 9], [benadeelde partij 16], [benadeelde partij 10], familie van [slachtoffer 3](twee broers, zus, vader en moeder). Verschillende raadslieden hebben gewezen op jurisprudentie van de Hoge Raad die ruimte zou laten om op grondslag van “aantasting in de persoon op andere wijze” aan de nabestaanden ook immateriële schade anders dan shockschade toe te wijzen. Nog daargelaten het feit dat het in deze niet om bestendige jurisprudentie gaat en in geen enkel genoemd geval sprake was van nabestaanden en genoemde jurisprudentie zich dus niet laat vergelijken met de onderhavige zaak, is de rechtbank van oordeel dat het stelsel van de wet aan toekenning van andere schade dan shockschade op bedoelde grondslag in de weg staat. De wetgever heeft voor nabestaanden slechts vergoeding van bepaalde kosten mogelijk willen maken. Juist omdat het voor nabestaanden zeer moeilijk was om onder de oude wetgeving die ten tijde van onderhavig misdrijf nog van toepassing was een vorm van immateriële schadevergoeding te vorderen, is de Wet Affectieschade per 1 januari 2019 in werking getreden voor gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden na de inwerkingtreding. Uit het voorgaande volgt – hoe wrang ook – dat de vorderingen wat betreft deze schadepost niet-ontvankelijk zijn.
Proceskosten
Een aantal benadeelde partijen heeft verzocht om vergoeding van gemaakte reis- en parkeerkosten in verband met zowel het voortraject als de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg en in hoger beroep ([benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 7]). Daarnaast heeft een aantal benadeelde partijen verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand ([benadeelde partij 16] en de nabestaanden van [slachtoffer 2]). Het hof overweegt dat kosten die in het kader van de voegingsprocedure zijn gemaakt, zoals kosten van rechtsbijstand en reis- en parkeerkosten onder meer vanwege het bijwonen van de terechtzitting, op grond van artikel 532 Sv worden aangemerkt als proceskosten. Deze proceskosten zijn door de verdediging niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk en zullen worden toegewezen.
Wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijkheid
Indien het hof vorderingen tot schadevergoeding geheel of ten dele toewijst, zal het hof daarbij tevens de wettelijke rente toewijzen vanaf de datum waarop de schade is ingetreden. Nu dit moment voor de opgevoerde schadeposten verschilt, zal het hof de wettelijke rente per schadepost vaststellen. Als extra waarborg voor betaling zal het hof ten behoeve van de benadeelde partijen aan verdachte - voor wat betreft de toegewezen bedragen - steeds de schadevergoedingsmaatregel als in artikel 36f Sr opleggen. Naar het oordeel van het hof staat de oplegging van een levenslange gevangenisstraf aan het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel niet in de weg. De regelgeving rondom de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf in aanmerking nemend, kan en mag het hof veronderstellen dat gratiëring op enig moment kan plaatsvinden. De gelijktijdige oplegging van een levenslange gevangenisstraf en het bepalen van gijzeling op grond van het vijfde lid van artikel 36f Sr bij de schadevergoedingsmaatregel is naar het oordeel van het hof niet in strijd met het recht. De duur van de gijzeling beloopt maximaal één jaar in totaal voor alle toegewezen vorderingen. De rechtbank bepaalt hij de oplegging van de onderhavige maatregel per vordering de duur van de gijzeling die ingevolge artikel 6:4:20 Sv kan worden toegepast.
Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze betalingsverplichting worden aangevuld met na te noemen dagen gijzeling per toegewezen vordering. Waar in het navolgende niet tot integrale toewijzing noch afwijzing van vorderingen wordt beslist, kondigt de het hof aan dat in die gevallen de benadeelde partijen in de vordering voor het meerdere niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partijen kunnen hun vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Hoofdelijkheid
Het hof zal bepalen dat de verplichting tot vergoeding van de schade aan de nabestaanden in het onderzoek Litouwen hoofdelijk zal worden opgelegd, omdat de broer van verdachte – als medeverdachte – tot vergoeding van dezelfde schade zal worden veroordeeld.
b. Het oordeel over de vorderingen
De vorderingen in het onderzoek Litouwen:
Benadeelde partij 1
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt het hof tot het oordeel dat de vordering geheel toewijsbaar is, tot het totaalbedrag van € 42.801,63.
Dit bedrag bestaat uit kosten van lijkbezorging € 32.063,12 en uit een vergoeding voor kosten voor rechtsbijstand van € 10.738,51. Wat betreft de kosten van rechtsbijstand overweegt het hof dat in beginsel aangesloten wordt bij het liquidatietarief voor civiele zaken. Het hof ziet echter aanleiding om de daadwerkelijk gemaakte kosten toe te wijzen nu de raadsman van de benadeelde partijen 1, 2, 3 en 4 deze kosten deugdelijk hebben onderbouwd en uitvoerig hebben toegelicht. Het hof zal conform het verzoek bij de vorderingen van [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], benadeelde partijen 3 en 4 elk een vierde deel van de totale kosten rechtsbijstand toewijzen.
[benadeelde partij 2]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt het hof tot het oordeel dat de vordering (gedeeltelijk) toewijsbaar is, namelijk tot een bedrag van € 155.015,00.
Dit bedrag bestaat uit schade door gederfd levensonderhoud geschat op een bedrag van € 128.200,00, uit de vergoeding van de factuur voor [naam bedrijf] ter hoogte van € 1.815,00 en een bedrag aan shockschade van € 25.000,00. Daarnaast bestaat recht op vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand van € 10.738,51. Nu de rechtbank het verzoek van de raadsman om de deskundige ter zitting (in eerste aanleg) aanwezig te laten zijn heeft afgewezen zal deze schadepost worden afgewezen. De gevorderde posten die zien op de reiskosten in hoger beroep zullen worden afgewezen nu deze in hoger beroep niet zijn onderbouwd. De vordering tot vergoeding van (niet-zijnde shockschade) en van de schade door gederfd levensonderhoud voor zover dat hierboven niet is toegewezen, zal het hof onder verwijzing naar bovenstaande algemene uitgangspunten niet ontvankelijk verklaren.
[benadeelde partij 3]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt het hof tot het oordeel dat de vordering (deels) toewijsbaar is, namelijk tot een bedrag van € 19.691,51.
Dit bedrag bestaat uit schade door gederfd levensonderhoud geschat op een bedrag van € 8.953,00 en uit een vergoeding voor kosten voor rechtsbijstand van € 10.738,51. Nu de deskundige niet ter zitting aanwezig is geweest zal deze schadepost worden afgewezen. De vordering tot vergoeding van smartengeld (niet-zijnde shockschade) zal het hof onder verwijzing naar bovenstaande algemene uitgangspunten niet-ontvankelijk verklaren, evenals de vordering tot vergoeding van de schade door gederfd levensonderhoud voor zover hierboven niet is toegewezen.
[benadeelde partij 4]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt het hof tot het oordeel dat de vordering (deels) toewijsbaar is, namelijk tot een bedrag van € 30.729,51.
Dit bedrag bestaat uit schade door gederfd levensonderhoud geschat op een bedrag van € 19.991,00 en uit een vergoeding voor de kosten voor rechtsbijstand van € 10.738,51. Nu de deskundige niet ter zitting aanwezig is geweest zal deze schadepost worden afgewezen. De vordering tot vergoeding van smartengeld (niet-zijnde shockschade) zal het hof onder verwijzing naar bovenstaande algemene uitgangspunten niet-ontvankelijk verklaren, evenals de vordering tot vergoeding van de schade door gederfd levensonderhoud voor zover hierboven niet is toegewezen.
[benadeelde partij 5]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt het hof tot het oordeel dat de vordering (deels) toewijsbaar is, namelijk tot een bedrag van € 154.764,43.
Dit bedrag bestaat allereerst uit een vergoeding voor de kosten van lijkbezorging € 10.424,95 (de kosten voor de notaris, de uitvaart monniken en de grafsteen), uit vergoeding van schade door gederfd levensonderhoud geschat op een bedrag van € 124.000,-- en een vergoeding voor shockschade van
€ 20.000,--. Daarnaast worden toegewezen de vergoeding van proceskosten (reis en parkeerkosten) tot een bedrag van € 261,51 en de post die ziet op medische kosten van € 339,48 omdat deze het gevolg zijn van de shockschade. De vordering tot schade door gederfd levensonderhoud voor het overige deel, zal het hof onder verwijzing naar bovenstaande algemene uitgangspunten niet-ontvankelijk verklaren.
[benadeelde partij 6]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt het hof tot het oordeel dat de vordering tot vergoeding van shockschade in zijn geheel wordt toegewezen, derhalve tot een bedrag van € 20.000,00.
[benadeelde partij 16]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt het hof tot het oordeel dat de vordering tot vergoeding van schade door gederfd levensonderhoud in zijn geheel wordt toegewezen, en wel tot het bedrag van € 4.639,00. Daarnaast wordt toegewezen een vergoeding voor de gemaakte kosten voor schadebureau [naam bedrijf] van € 653,00. In totaal wordt dus een schadebedrag van € 5.292,00 toegewezen. De vordering tot vergoeding van immateriële schade zal het hof onder verwijzing naar bovenstaande algemene uitgangspunten niet-ontvankelijk verklaren. Ook de vordering tot vergoeding van de speltherapie wordt niet-ontvankelijk verklaard omdat deze schade in een te ver verwijderd verband staat tot het strafbare feit. Deze schade kan daarom niet beschouwd worden als een rechtstreeks gevolg daarvan.
[benadeelde partij 7]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt het hof tot het oordeel dat de vordering (gedeeltelijk) toewijsbaar is, namelijk tot een bedrag van € 125.281,40.
Dit bedrag bestaat allereerst uit de vergoeding van schade door gederfd levensonderhoud geschat op een bedrag van € 95.140,00 (waarbij het overige deel niet ontvankelijk zal worden verklaard) en uit een vergoeding voor de kosten van lijkbezorging (reis- en parkeerkosten uitvaart) van € 25,00, een vergoeding voor de factuur van [naam bedrijf] ad
€ 2.814,33 en een vergoeding voor reis- en parkeerkosten van € 822,12. Daarnaast wordt de gevorderde shockschade toegewezen tot een bedrag van € 25.000,00. Verder wordt nog toegewezen een vergoeding voor de 0reis- en parkeerkosten (medisch) tot een bedrag van € 1.049,25 omdat deze het gevolg zijn van de shockschade, en voor medische kosten tot een bedrag van € 430,70. De vordering tot vergoeding van smartengeld (niet-zijnde shockschade) zal het hof onder verwijzing naar bovenstaande algemene uitgangspunten niet-ontvankelijk verklaren.
[benadeelde partij 8]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt het hof tot het oordeel dat de vordering (gedeeltelijk) toewijsbaar is, namelijk tot een bedrag van € 68.704,00.
Dit bedrag bestaat allereerst uit de vergoeding van schade door gederfd levensonderhoud geschat op een bedrag van € 43.605,00 (waarbij het overige deel niet-ontvankelijk zal worden verklaard) en uit een vergoeding voor de kosten van lijkbezorging van € 99,00. Daarnaast wordt de vordering tot vergoeding van shockschade toegewezen tot een bedrag van € 25.000,00. De vordering tot vergoeding van smartengeld (niet-zijnde shockschade) zal het hof onder verwijzing naar bovenstaande algemene uitgangspunten niet-ontvankelijk verklaren.
[benadeelde partij 9]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt het hof tot het oordeel dat de vordering (gedeeltelijk) toewijsbaar is en wel tot een bedrag van € 28.189,08.
Dit bedrag bestaat allereerst uit een vergoeding voor de kosten van lijkbezorging van € 2.070,00. Ook wordt toegewezen de gevorderde medische kosten tot een bedrag van € 770,00. De vergoeding van shockschade wordt toegewezen tot een bedrag van €25.000,00. De vordering tot vergoeding van smartengeld (niet-zijnde shockschade) zal het hof onder verwijzing naar bovenstaande algemene uitgangspunten niet-ontvankelijk verklaren. De opgevoerde reis- en parkeerkosten zal het hof onder proceskosten toewijzen tot een bedrag van € 349,08.
[benadeelde partij 10]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt het tot het oordeel dat de vordering (gedeeltelijk) toewijsbaar is, namelijk tot een bedrag van € 334.115,00.
Dit bedrag betreft allereerst de vergoeding van schade door gederfd levensonderhoud geschat op € 307.300,00 en de vergoeding van de factuur van [naam bedrijf] ad € 1.815,00. Daarnaast wordt de gevorderde shockschade toegewezen tot een bedrag van € 25.000,00. De vordering tot vergoeding van andere immateriële schade (niet-zijnde shockschade) zal het hof onder verwijzing naar bovenstaande algemene uitgangspunten niet-ontvankelijk verklaren.
[benadeelde partij 11]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt het hof tot het oordeel dat de vordering niet-ontvankelijk is voor wat betreft de gevorderde immateriële schade (niet-zijnde shockschade), en dat de vordering wordt afgewezen voor wat betreft de factuur [naam bedrijf] omdat de vergoeding van deze kosten wordt toegewezen aan [benadeelde partij 10].
Benadeelde 15
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt het hof tot het oordeel dat de vordering (gedeeltelijk) toewijsbaar is, namelijk tot een bedrag van € 39.928,78,00.
Dit bedrag bestaat uit de kosten van lijkbezorging € 14.305,00, medische kosten € 623,78 en de gevorderde shockschade tot een bedrag van € 25.000,00. De vordering tot vergoeding van smartengeld (niet-zijnde shockschade) zal het hof onder verwijzing naar bovenstaande algemene uitgangspunten niet-ontvankelijk verklaren.
[benadeelde partij 14]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt het hof tot het oordeel dat de vordering van shockschade wordt toegewezen tot € 25.000,00. De vordering tot vergoeding van smartengeld (niet-zijnde shockschade) zal het hof onder verwijzing naar bovenstaande algemene uitgangspunten niet-ontvankelijk verklaren.
[benadeelde partij]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt het hof tot het oordeel dat de vordering tot vergoeding van shockschade wordt toegewezen tot € 25.000,00. De vordering tot vergoeding van smartengeld (niet-zijnde shockschade) zal het hof onder verwijzing naar bovenstaande algemene uitgangspunten niet-ontvankelijk verklaren.
[benadeelde partij 13]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt het hof tot het oordeel dat de vordering van shockschade wordt toegewezen tot € 25.000,00. De vordering tot vergoeding van smartengeld (niet-zijnde shockschade) zal het hof onder verwijzing naar bovenstaande algemene uitgangspunten niet-ontvankelijk verklaren.
[benadeelde partij 12]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt het hof tot het oordeel dat de vordering van shockschade wordt toegewezen tot € 25.000,00. De vordering tot vergoeding van smartengeld (niet-zijnde shockschade) zal het hof onder verwijzing naar bovenstaande algemene uitgangspunten niet-ontvankelijk verklaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot
levenslange gevangenisstraf.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 14]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 14] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 14], ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 13 november 2018.
Vordering van de [benadeelde partij 12]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 12] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 12], ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 13 november 2018.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 11]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van immateriële schade en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van de kosten voor de betaling van de factuur van [naam bedrijf].
Vordering van de benadeelde partij
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 11] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd benadeelde 14, ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 13 november 2018.
Vordering van de [benadeelde partij 13]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij benadeelde partij ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 13], ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 13 november 2018.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 15]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 15] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 39.928,78 (negenendertigduizend negenhonderdachtentwintig euro en achtenzeventig cent) bestaande uit € 14.928,78 (veertienduizend negenhonderdachtentwintig euro en achtenzeventig cent) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 15], ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 39.928,78 (negenendertigduizend negenhonderdachtentwintig euro en achtenzeventig cent) bestaande uit € 14.928,78 (veertienduizend negenhonderdachtentwintig euro en achtenzeventig cent) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
- 19 november 2018 over een bedrag van € 525,00 ter zake van kerkzaal en koffie
- 22 november 2018 over een bedrag van € 1.250,00 ter zake van factuur begraafplaats
- 16 december 2018 over een bedrag van € 1.200,00 ter zake van giften
- 22 december 2018 over een bedrag van € 975,00 ter zake van factuur begraafplaats
- 23 december 2018 over een bedrag van € 676,00 ter zake van rekening
- 3 januari 2019 over een bedrag van € 3.480,00 ter zake van catering
- 11 januari 2019 over een bedrag van € 1.600,00 ter zake van factuur begraafplaats
- 17 januari 2019 over een bedrag van € 623,78 ter zake van eigen risico behandeling psycholoog
- 7 februari 2019 over een bedrag van € 4.599,00 ter zake van begrafeniskosten
en van de immateriële schade op 13 november 2018.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 32.063,12 (tweeëndertigduizend drieënzestig euro en twaalf cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 10.738,51(tienduizend zevenhonderdachtendertig euro en eenenvijftig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 32.063,12 (tweeëndertigduizend drieënzestig euro en twaalf cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
- 23 november 2018 over een bedrag van € 23.385,00 ter zake van kosten uitvaart
- 1 april 2019 over een bedrag van € 3.327,50 ter zake van kosten details monument
- 3 september 2019 over een bedrag van € 5.350,62 ter zake van kosten grafzerk .
Vordering van de [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 155.015,00 (honderdvijfenvijftigduizend vijftien euro) bestaande uit € 130.015,00 (honderddertigduizend vijftien euro) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) aan materiële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 10.738,51(tienduizend zevenhonderdachtendertig euro en eenenvijftig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 155.015,00 (honderdvijfenvijftigduizend vijftien euro) bestaande uit € 130.015,00 (honderddertigduizend vijftien euro) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
- 13 november 2018 over een bedrag van € 128.200,00 ter zake van gederfd levensonderhoud
- 3 februari 2019 over een bedrag van € 1.815,00 ter zake van factuur [naam bedrijf]
en van de immateriële schade op 13 november 2018.
Vordering van de [benadeelde partij 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 5] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 154.764,43 (honderdvierenvijftigduizend zevenhonderdvierenzestig euro en drieënveertig cent) bestaande uit € 134.764,43 (honderdvierendertigduizend zevenhonderdvierenzestig euro en drieënveertig cent) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
261,51 (tweehonderdeenenzestig euro en eenenvijftig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 5], ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 154.764,43 (honderdvierenvijftigduizend zevenhonderdvierenzestig euro en drieënveertig cent) bestaande uit € 134.764,43 (honderdvierendertigduizend zevenhonderdvierenzestig euro en drieënveertig cent) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
- 13 november 2018 over een bedrag van € 124.000,00 ter zake van gederfd levensonderhoud
- 21 november 2018 over een bedrag van € 1.800,00 ter zake van uitvaart monniken ceremonie
- 21 februari 2019 over een bedrag van € 1.200,00 ter zake van uitvaart monniken ceremonie
- 13 augustus 2019 over een bedrag van € 1.824,95 ter zake van notaris
- 1 september 2019 over een bedrag van € 1.500,00 ter zake van uitvaart monniken ceremonie
- 12 september 2019 over een bedrag van € 339,48 ter zake van kosten hulpverlening
- 3 oktober 2019 over een bedrag van € 3.400,00 ter zake van grafsteen
- 13 november 2019 over een bedrag van € 700,00 ter zake van uitvaart monniken ceremonie
en van de immateriële schade op 13 november 2018.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 10]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 10] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 334.115,00 (driehonderdvierendertigduizend honderdvijftien euro) bestaande uit € 309.115,00 (driehonderdnegenduizend honderdvijftien euro) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 10], ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 334.115,00 (driehonderdvierendertigduizend honderdvijftien euro) bestaande uit € 309.115,00 (driehonderdnegenduizend honderdvijftien euro) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
- 13 november 2018 over een bedrag van € 307.300,00 ter zake van gederfd levensonderhoud
- 13 februari 2020 over een bedrag van € 1.815,00 ter zake van factuur [naam bedrijf]
en van de immateriële schade op 13 november 2018.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 7] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 123.544,28 (honderddrieëntwintigduizend vijfhonderdvierenveertig euro en achtentwintig cent) bestaande uit € 98.544,28 (achtennegentigduizend vijfhonderdvierenveertig euro en achtentwintig cent) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
1.221,15 (duizend tweehonderdeenentwintig euro en vijftien cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 7], ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 123.544,28 (honderddrieëntwintigduizend vijfhonderdvierenveertig euro en achtentwintig cent) bestaande uit € 98.544,28 (achtennegentigduizend vijfhonderdvierenveertig euro en achtentwintig cent) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
- 1 december 2014 over een bedrag van € 1.074,25 ter zake van reis- en parkeerkosten medisch
- 13 november 2018 over een bedrag van € 94.200,00 ter zake van gederfd levensonderhoud - 22 november 2018 over een bedrag van € 25,00 ter zake van reis- en parkeerkosten uitvaart
- 17 december 2019 over een bedrag van € 1.815,00 ter zake van kosten vaststelling schade
- 19 maart 2020 over een bedrag van € 999,33 ter zake van kosten vaststelling schade
- 1 januari 2024 over een bedrag van € 430,70 ter zake van medische kosten
en van de immateriële schade op 13 november 2018.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 9]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde 9ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 28.189,08 (achtentwintigduizend honderdnegenentachtig euro en acht cent) bestaande uit € 3.189,08 (drieduizend honderdnegenentachtig euro en acht cent) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 9], ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 28.189,08 (achtentwintigduizend honderdnegenentachtig euro en acht cent) bestaande uit € 3.189,08 (drieduizend honderdnegenentachtig euro en acht cent) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
- 27 november 2018 over een bedrag van € 2.070,00 ter zake van kosten lijkbezorging
- 1 januari 2024 over een bedrag van € 1.119,08 ter zake van medische kosten en reiskosten
en van de immateriële schade op 13 november 2018.
Vordering van de [benadeelde partij 8]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij partij 8ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 68.704,00 (achtenzestigduizend zevenhonderdvier euro) bestaande uit € 43.704,00 (drieënveertigduizend zevenhonderdvier euro) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 8], ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 68.704,00 (achtenzestigduizend zevenhonderdvier euro) bestaande uit € 43.704,00 (drieënveertigduizend zevenhonderdvier euro) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
- 13 november 2018 over een bedrag van € 43.605,00 ter zake van Gederfd levensonderhoud - 29 januari 2019 over een bedrag van € 99,00 ter zake van Kosten lijkbezorging
en van de immateriële schade op 13 november 2018.
Vordering van de [benadeelde partij 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 6] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 20.000,00 (twintigduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 6], ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 20.000,00 (twintigduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 13 november 2018.
Vordering van de [benadeelde partij 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 3] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 8.953,00 achtduizendnegenhonderddrieënvijftig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 10.738,51(tienduizend zevenhonderdachtendertig euro en eenenvijftig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd benadeelde 3, ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 8.953,00 (achtduizendnegenhonderddrieënvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 november 2018.
Vordering van de [benadeelde partij 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 4] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 19.991,00 (negentienduizendnegenhonderdeenennegentig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 10.738,51(tienduizend zevenhonderdachtendertig euro en eenenvijftig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 4], ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 19.991,00 (negentienduizendnegenhonderdeenennegentig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 november 2018.
Vordering van de [benadeelde partij 16]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 16] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.292,00 (vijfduizend tweehonderdtweeënnegentig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 3.025,00(drieduizend vijfentwintig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 16], ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.292,00 (vijfduizend tweehonderdtweeënnegentig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
- 13 november 2018 over een bedrag van € 4.639,00 ter zake van gederfd levensonderhoud
- 14 september 2020 over een bedrag van € 653,00 ter zake van kosten [naam bedrijf].
het inbeslaggenomen voorwerp
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
revolver met bruin handvat (KT1.04.01.001).
Aldus gewezen door
mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter,
mr. H. Heins en mr. K.J.C. Geeve, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.H. van Dalen, griffier,
en op 28 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
BIJLAGE I
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door met een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 1] te schieten (en/of deze [slachtoffer 1]te raken), ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1]is overleden;
ALTHANS, voor zover het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSISIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door met een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 1] te schieten (en/of deze [slachtoffer 1] te raken), ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden, welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal in vereniging van enig geldbedrag en/of poging diefstal in vereniging van een geldbedrag en/of doodslag in vereniging op [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2], en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1]opzettelijk van het leven heeft beroofd, door met een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 1] te schieten (en/of deze [slachtoffer 1] te raken), tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (gelegen aan de straatnaam plaats delict) heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hetzij straffeloosheid te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) op/in de richting van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden, en aldus voor die [slachtoffer 1] een (zeer) dreigende situatie heeft/hebben gecreëerd, en/of (vervolgens) met een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschoten (en/of deze [slachtoffer 1] heeft/hebben geraakt), welk feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEEST SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (gelegen aan de straatnaam adres plaats delict) weg te nemen een hoeveelheid geld en/of een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke poging diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die (poging) diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hetzij straffeloosheid te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) op/in de richting van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden, en aldus voor die [slachtoffer 1] een (zeer) dreigende situatie heeft/hebben gecreëerd, en/of (vervolgens) met een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschoten (en/of deze [slachtoffer 1] heeft/hebben geraakt), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, en welk feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
EN/OF
hij op of omstreeks 13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door met een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 2] te schieten (en/of deze [slachtoffer 2] te raken), tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] is overleden; art 289 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake
dat hij op of omstreeks 13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door met een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 2] te schieten (en/of deze [slachtoffer 2] te raken), tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] is overleden, welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal in vereniging van enig geldbedrag en/of poging diefstal in vereniging van een geldbedrag en/of doodslag in vereniging op [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3], en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door met een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 2] te schieten (en/of deze [slachtoffer 2] te raken), tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] is overleden;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (gelegen aan de straatnaam plaats delict) heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hetzij straffeloosheid te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) op/in de richting van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden, en aldus voor die [slachtoffer 2] een (zeer) dreigende situatie heeft/hebben gecreëerd, en/of (vervolgens) met een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschoten (en/of deze [slachtoffer 2] heeft/hebben geraakt), welk feit de dood van die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEEST SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (gelegen aan de straatnaam adres plaats delict) weg te nemen een hoeveelheid geld en/of een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan A. [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke poging diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die (poging) diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hetzij straffeloosheid te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) op/in de richting van [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden, en aldus voor die een (zeer) dreigende situatie heeft/hebben gecreëerd, en/of (vervolgens) met een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschoten (en/of deze [slachtoffer 2] heeft/hebben geraakt), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, en welk feit de dood van die ten gevolge heeft gehad;
EN/OF
hij op of omstreeks 13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 3] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door met een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 3] te schieten (en/of deze [slachtoffer 3]te raken), tengevolge waarvan die [slachtoffer 3] is overleden;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door met een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 3]te schieten (en/of deze [slachtoffer 3] te raken), tengevolge waarvan die [slachtoffer 3]is overleden, welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal in vereniging van enig geldbedrag en/of poging diefstal in vereniging van een geldbedrag en/of doodslag in vereniging op [slachtoffer 1]en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2], en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 3]opzettelijk van het leven heeft beroofd, door met een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 3]te schieten (en/of deze [slachtoffer 3]te raken), tengevolge waarvan die [slachtoffer 3] is overleden;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (gelegen aan de straatnaam adres plaats delict) heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hetzij straffeloosheid te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) op/in de richting van die [slachtoffer 3]heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden, en aldus voor die [slachtoffer 3]een (zeer) dreigende situatie heeft/hebben gecreëerd, en/of (vervolgens) met een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 3] heeft/hebben geschoten (en/of deze [slachtoffer 3] heeft/hebben geraakt), welk feit de dood van die [slachtoffer 3] ten gevolge heeft gehad;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEEST SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (gelegen aan de straatnaam adres plaats delict) weg te nemen een hoeveelheid geld en/of een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke poging diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die (poging) diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hetzij straffeloosheid te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) op/in de richting van die [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden, en aldus voor die [slachtoffer 3] een (zeer) dreigende situatie heeft/hebben gecreëerd, en/of (vervolgens) met een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 3] heeft/hebben geschoten (en/of deze [slachtoffer 3] heeft/hebben geraakt),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, en welk feit de dood van die [slachtoffer 3]ten gevolge heeft gehad;
EN/OF
hij op of omstreeks 13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 4] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door met een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 4] te schieten (en/of deze [slachtoffer 4] te raken), tengevolge waarvan die [slachtoffer 4] is overleden;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 4] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door met een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 4] te schieten (en/of deze [slachtoffer 4]te raken), tengevolge waarvan die [slachtoffer 4] is overleden, welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal in vereniging van enig geldbedrag en/of poging diefstal in vereniging van een geldbedrag en/of doodslag in vereniging op [slachtoffer 1]en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2], en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 4] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door met een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 4] te schieten (en/of deze [slachtoffer 4] te raken), tengevolge waarvan die [slachtoffer 4] is overleden;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (gelegen aan de straatnaam adres plaats delict) heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hetzij straffeloosheid te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) op/in de richting van die [slachtoffer 4]heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden, en aldus voor die [slachtoffer 4] een (zeer) dreigende situatie heeft/hebben gecreëerd, en/of (vervolgens) met een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 4] heeft/hebben geschoten (en/of deze [slachtoffer 4]heeft/hebben geraakt), welk feit de dood van die [slachtoffer 4] ten gevolge heeft gehad;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEEST SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 november 2018 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (gelegen aan de straatnaam adres plaats delict) weg te nemen een hoeveelheid geld en/of een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke poging diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die (poging) diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hetzij straffeloosheid te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) op/in de richting van die [slachtoffer 4] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden, en aldus voor die [slachtoffer 4] een (zeer) dreigende situatie heeft/hebben gecreëerd, en/of (vervolgens) met een of meer vuurwapen(s) (van de categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie) meerdere malen, althans eenmaal, op/in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 4] heeft/hebben geschoten (en/of deze [slachtoffer 4] heeft/hebben geraakt), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, en welk feit de dood van die [slachtoffer 4] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 26 november 2018 te plaats, althans in de gemeente plaats, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver (merk Astra, type Cadix, kaliber .22), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
BIJLAGE II: bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het arrest en bevat de bewijsmiddelen.
Litouwen
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit – tenzij anders vermeld - telkens pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer ONRABI8OI3 (onderzoek Litouwen).Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 3 december 2023:
We gingen met zijn drieën naar de growshop toe. Mijn vader liep voorop. [slachtoffer 1] deed de deur open en groette ons. [slachtoffer 3] was er niet. Hij ging in ons bijzijn beeldbellen met [slachtoffer 3]. Mijn vader sprak met hem af om een uur later weer terug te komen naar de growshop.
Het klopt dat wij met zijn drieën daar waren de tweede keer.
Toen wij de tweede keer naar de growshop gingen, was [slachtoffer 1] eerst nog alleen. Hij liet ons binnen en zei: “Ze kunnen er elk moment zijn”. Toen kwam [slachtoffer 4] binnen en heel kort daarna [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ook.
U houdt mij voor dat er afdrukken van schoensporen zijn aangetroffen afkomstig van Nike-schoenen. Ik heb daar om de tafel heengelopen en heb een kabel losgetrokken.
[medeverdachte 2] was de bestuurder van onze auto.
Ik heb mij thuis, in de woning van mijn ouders, in opdracht van mijn vader omgekleed.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-O1, ordner 8, 438-443 met fotobladen 446-457:
Het kenteken [kenteken] werd op 21 oktober 2013 afgegeven voor een zwarte Volkswagen Golf diesel. Dit kenteken werd op 8 november 2018 te 14.01 uur ten name gesteld van [medeverdachte 3], geboren op [geboortedatum] 1961, wonende te adres woning verdachte/[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. [medeverdachte 3] is de vader van [medeverdachte 2] en Verdachte.
Dit kenteken werd op 13 november 2018 te 11.57 uur te adres woning verdachte/[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] plaats ten name gesteld van Verdachte. Verdachte, geboren op [geboortedatum] 1988, wonende adres woning verdachte / medeverdachte 1 plaats. Verdachte is een broer van [medeverdachte 2]. Naar aanleiding van bovenstaande bevindingen bekeek ik de veiliggestelde camerabeelden van perceel adres 2 te plaats. Voornoemde Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] is ook gezien op de camerabeelden van adres 3 te plaatsnaam. De locatie adres woning verdachte/[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] is een flat. Camera 2 geeft zicht op de parkeerplaats van verdachte [verdachte] ([parkeerplaats 1]). Tijdens het uitkijken van deze camerabeelden zag ik, dat de zwarte Volkswagen Golf die telkens op parkeerplaats [parkeerplaats 1]wordt geparkeerd, zeer sterk overeenkomt met de uiterlijke kenmerken van de zwarte Volkswagen Golf voorzien van het kenteken [kenteken], die op de camerabeelden van de adres 3te plaatsnaam is gezien. Ik heb de volgende overeenkomsten vastgesteld: Het betreft een vierdeurs hatchback model, merk Volkswagen Golf, kleur zwart. Dit voertuig heeft opvallende zwarte 5-dubbelspaak lichtmetalen velgen met chroom kleurige gepolijste accenten op de contouren van spaken en velgrand, met een rond embleem op de naaf. De achterruiten van deze Volkswagen Golf zijn donkerder getint dan de beide zijruiten aan de voorzijde en de voorruit zelf.
Op dinsdag 13 november 2018 om 12:56:55 uur (Atoomtijd: vanaf hier worden alleen de werkelijke tijden genoemd) lopen 3 mannen (zie foto 3) in de richting van de zwarte Volkswagen Golf die geparkeerd staat op [parkeerplaats 1]. De persoon met groen petje, donkerblauwe jas met capuchon, blauwe spijkerbroek en lichtbruine schoenen stapt aan de bestuurderszijde in de zwarte Volkswagen Golf. De andere twee personen blijven op ruime afstand van de auto wachten op de rijstrook voor in- en uitrijdend bezoek van deze parkeerplaats. Een van deze twee personen draagt een petje, heeft gezichtsbeharing (baard en snor), corpulent figuur en opvallend lichte (witte) schoenen. De andere persoon met donker bruine jas, zonder hoofd bedekking en gedeeltelijke haargroei, lijkt ouder te zijn en heeft een klein gedrongen postuur. Op het moment dat de toegangspoort opent loopt de oudere man naar buiten. Nadat de auto achterwaarts buiten de poort is gereden stappen beide mannen in de Volkswagen Golf. De oudere man neemt rechts achterin de auto plaats om 12:58:05 uur. De dikkere man met petje en lichte (witte) schoenen stapt in op de bijrijdersplaats. Op dinsdag 13november 2018 om 12:58:14 uur rijdt de Volkswagen Golf met daarin drie mannen weg. Signalementsomschrijving van deze 3 personen:
1. Oudere man: Heeft als enige geen hoofdbedekking. Donkere haargroei op achterhoofd kalende kruin met een brede strook haar dwars over het midden van de schedel. Geen baard bril of snor. Donker bruine jas tot over de heupen, daaronder een Lichtere kleur bruin kledingstuk, bruine pantalon, licht bruine/beige schoenen met bruine (spek)zool. Klein gedrongen postuur. Leeftijd 50-60 jaar. Aan de hand van OT foto’s heb ik deze persoon herkend als zijnde [medeverdachte 3] (het hof begrijpt: [medeverdachte 3]) [medeverdachte 3] geboren op geboortedatum te geboorteland.
2. Corpulente jongeman met zwart petje en klep naar voren gericht. Dik vol gezicht. Dun baardje met snor en donkere wenkbrauwen. Zwart leren jas tot over de heupen met zwarte bontkraag, Daaronder een donker vest. Blauwe spijkerbroek. Witte sportschoenen (gympen). Fors postuur en corpulent. Deze persoon is duidelijk de dikste van deze drie mannen en heeft opvallend dikke bovenbenen. Stapt in op bijrijdersplaats nadat zijn vader als eerste achterin is gaan zitten. Leeftijd 25-35 jaar. Aan de hand van OT foto’s heb ik deze persoon herkend als zijnde verdachte geboren op geboortedatum 1988 te geboorteland
3. Jongeman met groene pet met klep naar voren gericht. Donker blauwe parka met capuchon en kraag Blauwe spijkerbroek. Lichtbruine schoenen met zwarte accenten op de hiel. Slank normaal postuur. Hij lijkt de langste van deze drie personen te zijn. Hij neemt in de auto plaats en is de chauffeur. Leeftijd 25-35 jaar. Aan de hand van OT foto’s heb ik deze persoon herkend als zijnde [medeverdachte 2] geboren op geboortedatum 1986 te geboorteland.
Op dinsdag 13-11-2018 om 15:05:36 uur lopen twee mannen, die buiten de toegangspoort zijn uitgestapt en die ik herken als [medeverdachte 3] en Verdachte door de zich openende poort. het parkeerterrein aan de achterzijde van de flat aan de adres woning verdachte/[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op. [medeverdachte 3] en Verdachte lopen direct door in de richting van de flat, De zwarte Volkswagen Golf staat op de rijbaan buiten de poort te wachten tot dat deze ver genoeg geopend is voordat hij het parkeerterrein kan oprijden. Om 15:05:4 1 uur staat de Volkswagen Golf weer op de vaste [parkeerplaats 1]. [medeverdachte 3] draagt dezelfde kleding en dezelfde licht bruine/beige schoenen als waar hij mee weg ging. Verdachte draagt ook dezelfde kleding en dezelfde witte schoenen als waar hij mee weg ging. Zijn jas hangt open en daardoor krijg je zicht op een zwart vest met dikke ritssluiting dat hij daaronder draagt. Op zijn donkere pet met klep naar voren gericht is een klein licht embleem zichtbaar, iets boven de klep en zijn linkeroog. [medeverdachte 2] heeft tijd nodig om de auto te parkeren en heeft de jas half open, waardoor zijn lichtbruine onderkleding (trui o.i.d.) met witte print op de borst even kort zichtbaar is. Op het groene petje met klep naar voren gericht, is op het voorhoofd en op de klep een wit (licht) logo zichtbaar. Hij draagt dezelfde lichtbruine schoenen als waarmee hij vertrokken is. De zwarte Volkswagen Golf met uiterlijke kenmerken gelijk aan de zwarte Volkswagen Golf voorzien van het kenteken [kenteken] wordt weer op dezelfde parkeerplaats gestald. Volgens de plattegrond is dat [parkeerplaats 1]. Op dinsdag 13.11.2018 omstreeks 15:38:11 uur lopen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] met een petje achterste voren op zijn hoofd naar de Volkswagen Golf in [parkeerplaats 1]. [medeverdachte 3] draagt een zwart colbertjasje, hesje en zwarte pantalon met zwarte lage schoenen en een wit/lichtkleurig overhemd met stropdas. Hij draagt in zijn rechterhand een grote dikke weekendtas, kleur wit met dikke zwarte horizontale strepen en paarsrode handvaten. De horizontale strepen op de buitenkant lopen door over de achterkant. De tas lijkt gezien zijn lichaamshouding (tegenhangen naar links) zwaar te zijn. Aan de hand van OT foto’s heb ik de persoon met wit met rood petje herkend als zijnde [medeverdachte 2] geboren op geboortedag te geboorteland. Hij draagt een kort model donkerkleurig (bruin of zwart) glimmend jasje tot op de heupen. Daaronder een zwarte pantalon en donkere lage schoenen. Hij draagt in de rechterhand een grote witte (lichtkleurige) bigshopper met op de zichtkant een groot rood en meerkleurig hartmotief en een zwarte tas daarachter. Te zien is op de beelden hoe de persoon met petje de achterklep opent en hoe beide personen hun tassen in de kofferbak stoppen. De persoon met petje loopt naar de bestuurderskant, opent het portier en gaat daar om 15:38:30 uur (foto 17) gehurkt zitten. Het duurt 13 seconden voordat deze persoon weer om 15:38:43 uur (foto 18) overeind komt. [medeverdachte 3] blijft ondertussen bezig in de kofferruimte van de Volkswagen Golf en doet de achterklep weer dicht terwijl hij een donkere kledinghoes over zijn linker onderarm draagt. Hij maakt vervolgens het linker achterportier open en legt de kledinghoes op de achterbank. Hij opent nog enkele keren de achterklep en pakt daar iets uit. Uiteindelijk gaat de persoon met petje achter het stuur zitten, terwijl [medeverdachte 3] naar het hek loopt. De auto wordt achteruit gereden tot buiten de poort. Daar stapt [medeverdachte 3] rechts voorin op de bijrijdersplaats en vertrekken beide personen om 15:40:32 uur met deze auto.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-O1, ordner 8, 407—410:
Naar aanleiding van bovenstaande bevindingen bekeek ik de veiliggestelde camerabeelden van perceel adres 3 te plaatsnaam. Ik bekeek de beelden tussen 13.00 uur en 15.00 uur. Ik lette daarbij in het bijzonder op een zwarte Volkswagen Golf. De camera van adres 3 maakt continu opnamen van deze straat in de richting van de T-kruising met adres 5. De camera is bevestigd aan de gevel van perceel adres 3 en brengt de gehele breedte van de adres 3, inclusief de beide trottoirs en parkeervakken in beeld. Tijdens het uitkijken van de camerabeelden van de adres 3 te plaatsnaam zie ik verbalisant op 13 november 2018 om 13.18.48 uur een zwarte Volkswagen Golf in beeld die in de richting van de adres 5 rijdt. Op 13 november 2018 om 13.30.25 uur komt er een soortgelijke zwarte Volkswagen Golf in beeld die uit de richting van de T-kruising met de adres 5 komt rijden. Op 13 november 2018 om 14.17.12 uur komt er een soortgelijke zwarte Volkswagen Golf in beeld die in de richting van de T-kruising met de adres 5 rijdt, Op 13 november 2018 om 14.45.47 uur komt een soortgelijke zwarte Volkswagen Golf in beeld die uit de richting van de T-kruising met de adres 5 komt rijden. Wanneer het beeld wordt stil gezet is op foto 1 en foto 2 het kenteken [kenteken] te ontcijferen. Daarnaast heeft deze Volkswagen Golf de volgende kenmerken. Het betreft een vier deurs model met opvallende sportvelgen met dubbele spaken. De achterruiten van deze Volkswagen Golf lijken getint te zijn en het voertuig heeft aan de achterzijde een dakspoiler. Om deze kenmerken te kunnen onderscheiden heb ik de beelden veelvuldig op diverse momenten op pauze gezet en aan de hand van de stilstaande beelden deze constateringen gedaan. Ik vergeleek de hiervoor omschreven kenmerken van de VW Golf op de camerabeelden met de 3 hieronder staande foto opnamen die recentelijk tijdens observatie van de Volkswagen Golf voorzien van het kenteken [kenteken] zijn gemaakt. Daarbij viel mij op dat deze kenmerken sterk overeen komen zoals is te zien op de drie foto’s die tijdens de observatie van de Volkswagen Golf zijn gemaakt.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], respectievelijk het derde verhoor en het zesde verhoor, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 2, 112:
(opmerking griffier: V= vraag verbalisant, A= antwoord [medeverdachte 2])
V: In een eerder verhoor heb je verklaard over het overschrijven van een Volkswagen Golf op 13 november 2018, samen met je broer Verdachte. Wat is het kenteken van die auto? A: Iets met [deel kenteken] erin.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 11, 1732 — 1733, met fotoblad 1734:
Met behulp van de camerabeelden werd onder andere een onderzoek ingesteld naar de kenmerken van de door de verdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en Verdachte op 13 november 2018 kort voor en na het tijdstip plegen feit gedragen kleding. Uit dit onderzoek is onder andere naar voren gekomen wat voor kleding de verdachte [medeverdachte 2] droeg. Deze bevindingen werden vastgelegd in een proces-verbaal. De [medeverdachte 2] was gekleed in:
• een groene pet met gebogen klep. Midden aan de voorzijde zit een wit logo en op de klep zit een rond logo
• een donkerblauwe parkajas tot over de heupen met capuchon, donkere binnen voering en rood veterkoord op de linker bovenarm
• een lichtbruine/gele trui met ronde hals, lange mouwen en een witte (tekst)print op de borst;
• een donkerblauwe spijkerbroek met smalle pijpen en op kniehoogte opgenaaide zakken en
• lichtbruine halfhoge schoenen of enkellaarzen met zwarte accenten rond de bovenzijde van de hielronding. Op de buiten-hiel panden van de schoenen zit een klein rood vierkant embleem
• Verder draagt hij een geel-rood-wit-zwart tasje op zijn rechterbovenbeen
In de mobiele telefoon van [medeverdachte 2] werden foto’s (selfies) gezien, waarop hij ogenschijnlijk dezelfde of een soortgelijke groene pet, gele sweater, geel-rood-wit-zwart tasje en lichtbruine halfhoge schoenen draagt. Door mij werden de beelden van de adres 3 van 13 november 2018 nader bekeken. Te zien is dat als de Volkswagen Golf te 14.45.46 uur uit de richting van de adres 5 komt rijden een deel van de kleding van de bestuurder van deze Volkswagen Golf zichtbaar is. Te zien is dat de bestuurder een geel kledingstuk draagt met iets wits erin. Ook is te zien dat de bestuurder de autogordel draagt. Door de weerspiegeling in de voorruit en zijruiten van de Volkswagen Golf is van de overige inzittenden niets te zien.
6.
Het proces-verhaal van bevindingen uitkijken camerabeelden hal/entree adres 4, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 8, 491 — 492:
In dit proces-verbaal worden de bevindingen beschreven over de camerabeelden in de hal en entree van de flat adres 4 te adres woning verdachte/[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Op dinsdag 13 november 2018 om 17.12 uur loopt een man via de centrale hoofdingang naar buiten. Ik zag dat deze man gekleed is in een gele trainingsjas, een zwarte trainingsbroek en zwarte schoenen met drie witte schuine strepen, witte zool en wit logo op de hielen. Het trainingspak heeft zwart met witte merk emblemen van Adidas. Hij draagt een zwarte rugtas met brede schouderbanden en een groot wit logo op de achterkant. De man heeft een kaalgeschoren hoofd, de donkere haargroeilijn is zichtbaar. Hij heeft een volle baard en snor. Hij heeft een gezet postuur. Ik schat zijn leeftijd tussen 25 en 35 jaar. Aan de hand van tijdens observatie gemaakte foto’s herken ik de man op bovenstaande schermafdrukken als de verdachte, geboren op geboortedatum 1988.
7.
Het proces-verbaal van verhoor getuige getuige 1, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 14, 3238— 3240: (opmerking griffier: V= vraag verbalisant, A antwoord getuige)
V: Weet jij waar die kleding is gebleven? A: Dat weet ik niet. Ik herken de kleding op de foto als de kleding van Verdachte. Ik herinner me dat Verdachte die kleding droeg toen ik hem de 13e afzette bij zijn ouders.
A: Ik vroeg aan Verdachte of hij een nieuw trainingspak had gekregen.
A: Verdachte vertelde dat het een trainingspak van zijn vader was. Ik heb trouwens sinds de aanhouding van Verdachte een dagboekje bijgehouden. Daarin heb ik ook genoteerd, een aantal keren, dat ik een heel achterdochtig gevoel heb bij het feit dat Verdachte zijn kleding die hij de 13e droeg niet meer heeft. Die heb ik niet meer gezien. Hij kwam die dag in kleding van zijn vader terug bij mijn auto en dat was oudere kleding. Zelfs de schoenen die hij droeg waren oudere schoenen van zijn vader.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pagina ZD-01, ordner 9, 791-794:
Dit proces-verbaal beschrijft aanvullende bevindingen van het uitkijken van deze camerabeelden op dinsdag 13 november 2018 tussen 15:37:52 uur en dinsdag 13 november 2018 te 15:40:38 uur, als [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] na te zijn omgekleed, voor het laatst die dag met de zwarte Volkswagen Golf vertrekken. Om 15:38:28 uur opent [medeverdachte 2] met zijn linkerhand het linkervoorportier van de zwarte Volkswagen Golf. Om 15:38:29 uur is te zien dat [medeverdachte 2] direct gebukt gaat en om 15:38:30 uur buiten naast de auto gehurkt gaat zitten en met iets bezig is ter hoogte van de bestuurdersstoel. Het duurt tot 15:3 8:43 uur zijnde exact 13 seconden voordat [medeverdachte 2] weer overeind komt. [medeverdachte 3] is al die tijd bezig geweest in de kofferruimte en heeft hij een donkere kledinghoes over zijn linker onderarm hangen als hij de achterklep om 15:38:4 1 uur weer sluit. Hij maakt vervolgens om 15:38:44 uur het linker achterportier open. Tegelijkertijd komt [medeverdachte 2] iets overeind en duikt naar voren dieper de Volkswagen Golf in en verdwijnt geheel uit beeld om 15:38:45 uur. Totdat hij omstreeks 15:39:25 uur weer achterwaarts uit de auto kruipend weer in het camerabereik komt. [medeverdachte 3] heeft de donkere kledinghoes om 15:38:45 uur op de achterbank van de auto gelegd en is op die plek bij de auto nog even bezig. Om 15:38:53 uur loopt [medeverdachte 3] naar de achterzijde van de auto en doet daar de achterklep weer open om 15:38:55 uur. [medeverdachte 3] is vervolgens in de kofferruimte bezig, totdat hij om 15:39:04 uur de achterklep weer sluit. Hierna loopt [medeverdachte 3] terug naar het nog steeds openstaand linker achterportier. Hij heeft om 15:39:17 uur een donkere kledinghoes in zijn handen. [medeverdachte 3]loopt om 15:39:20 uur naar het eveneens nog steeds openstaand linkervoorportier en verdwijnt om 15:39:24 uur aan de linkerzijde buiten camerabereik. Om 15:39:25 uur valt ter hoogte van de bestuurdersstoel weer een gedeelte van de ontblote onderrug van [medeverdachte 2] te zien. En om 15:39:27 uur komt [medeverdachte 2], voorover gebukt aan bestuurderszijde half in de auto hangend, met een gedeeltelijk ontblote rug, uit de auto kruipen. Dit keer heeft het exact 40 seconden geduurd voordat [medeverdachte 2] weer uit de auto komt. Om 15:39:29 uur staan [medeverdachte 3]en [medeverdachte 2] beiden naast het bestuurdersportier van de Volkswagen Golf. Om 15:39:33 uur is op foto 79 en twee uitvergrotingen daarvan te zien, dat [medeverdachte 2] een lichtkleurig of wit Iangwerpig voorwerp aan de bovenzijde in zijn rechterhand vast houdt. Het bovenste gedeelte van dit voorwerp loopt vanaf het midden naar boven schuin of taps toe. Gelet op de vorm en grootte van het witte of lichtkleurige voorwerp lijkt deze het meest op een kunststof sprayfles of flacon, soortgelijk aan een universele ruitenontdooier of reiniger. Om 15:39:34 uur loopt [medeverdachte 2] daarmee naar het geopende linker achterportier. Om 15:39:35 uur sluit [medeverdachte 2] het linker achterportier van de auto. Het witte voorwerp is dan niet meer te zien. [medeverdachte 3]heeft om 15:39:33 uur wederom de achterklep van de Volkswagen Golf geopend. [medeverdachte 3]is vervolgens weer bezig bij de kofferbak en sluit om 15:39:39 uur de achterklep opnieuw. Om 15:39:43 uur loopt [medeverdachte 2] naar het linker voorportier en stapt vervolgens achter het stuur van de Volkswagen Golf en sluit het portier. [medeverdachte 3]loopt om 15:39:44 uur naar de rechter achterzijkant van de auto. Om 15:39:49 uur loopt [medeverdachte 3] weg bij de auto, schikt hij zijn stropdas en staat hij enige tijd stil bij de gesloten toegangspoort rechtsonder in beeld bereik van de camera. Om 15:40:04 uur wordt de Volkswagen Golf een klein stukje achteruit gereden. Om 15:40:05 uur schuift de toegangspoort een stukje open en vanaf dat moment is aan de buitenzijde van de toegangspoort [medeverdachte 3]weer te zien die naar links loopt en gaat staan wachten op de Volkswagen Golf. Om 15:40:18 uur wordt de toegangspoort opengeschoven en rijdt [medeverdachte 2] de Volkswagen Golf achterwaarts buiten het parkeerterrein, waar [medeverdachte 3] al die tijd staat te wachten. Om 15:40:31 uur kijkt [medeverdachte 3]nog een keer in de richting van de zwarte auto voordat hij aan de bijrijderskant in de zwarte Volkswagen Golf instapt. Nadat [medeverdachte 3]in de auto zit en het rechter voorportier is gesloten rijdt de zwarte Volkswagen Golf met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de auto weg. Hier eindigt om 15:40:38 uur de uitwerking van de camerabeelden van dinsdag 13 november 2018.
9.
Het rapport ‘Onderzoek naar het effect van het gebruik van [schoonmaakmiddel] op bloedsporen en DNA’ zoals opgesteld door het NFI d.d. 20 juli 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft verzocht om de volgende vraag te beantwoorden:
‘Wat zijn de gevolgen van het gebruik van [schoonmaakmiddel] voor de eventuele afbraak of aantasting van bloed(sporen) en DNA’.
Uit de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat na de beschreven manier van aanbrengen van bloedsporen en de beschreven manier van schoonmaken van de stukken automat met [schoonmaakmiddel] er geen bloed meer gedetecteerd kon worden en er geen bruikbare hoeveelheden DNA verkregen konden worden voor het bepalen van een DNA-profiel.
10.
Het rapport analyse telefoonnummers [slachtoffer 1]op 13 november 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 9, 731 - 732, 734:
Analyse van de historische gegevens van de telefoonnummers [telefoonnummer 1 slachtoffer 1] en [telefoonnummer 2 slachtoffer 1], in gebruik bij slachtoffer [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum]1975 te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op dinsdag 13 november 2018. Het telefoonnummer [telefoonnummer 2 slachtoffer 1] betreft een KPN abonnement, bij het Ciot op naam van [slachtoffer 1],, straatnaam adres plaats delict [postcode] [plaatsnaam. Dit telefoonnummer is de gehele periode dat er historische gegevens beschikbaar zijn gebruikt in een Apple iPhone 7, [IMEI nummer slachtoffer 1]. Deze Apple iPhone 7GSM is op de plaats delict aan de [adres plaats delict] in plaatsnaam bij slachtoffer [slachtoffer 1]aangetroffen. In de historische gegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 2 slachtoffer 1] is op dinsdag 13november 20 18 geen contact aanwezig met een telefoonnummer van slachtoffer [slachtoffer 2] [slachtoffer 2]. In de iPhone 7 van [slachtoffer 1]zijn op 13 november 201 8wel contacten aanwezig met telefoonnummer [telefoonnummer 1 slachtoffer 2]van [slachtoffer 2]. Dit zijn 2 FaceTime gesprekken om 13:25:37 en 14:16:04 uur. FaceTime gesprekken gaan via internet en zijn niet als FaceTime gesprek herkenbaar in de historische gegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 2 slachtoffer 1]. Om 13:25:14 uur is er in de historische gegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 2 slachtoffer 1] Data-4G (internet gebruik) aanwezig van 28800 seconden. De twee FaceTime gesprekken vallen in deze periode van internet gebruik. Vanaf 13:13 uur worden zendmasten gebruikt aan de [adres 6], Adres 7 en de [adres 8] te plaatsnaam. De zendmasten die vanaf 13: 13 uur gebruikt worden hebben een zendrichting richting de plaats delict aan de [adres plaats delict]in plaatsnaam.
11.
Het rapport analyse telefoonnummers slachtoffers [slachtoffer 2]en [slachtoffer 3]op 13 november 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 9, 771-776:
Analyse van de historische gegevens van de telefoonnummers [telefoonnummer 1 slachtoffer 2]en [telefoonnummer 2 slachtoffer 2], in gebruik bij [slachtoffer 3], geboren op geboortedatum te [geboorteplaats] ([geboorteland]) en het telefoonnummer [telefoonnummer 1 slachtoffer 3]in gebruik bij [slachtoffer 3] [SLACHTOFFER 3], geboren op [geboortedatum]1990 te [geboorteplaats], op dinsdag 13 november 2018.
Telefoonnummer [telefoonnummer 1 slachtoffer 2]betreft een KPN telefoonnummer bij het Ciot op naam van [slachtoffer 2]., Adres 9, [postcode] adres woning verdachte/[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Telefoonnummer [telefoonnummer 1 slachtoffer 2] is gebruikt in een Apple iPhone 7 met 1MEI nummer [IMEI nummer slachtoffer 2]. Deze iPhone is op de plaats delict aan de [adres plaats delict]in plaatsnaam bij slachtoffer [slachtoffer 2]aangetroffen.
Telefoonnummer [telefoonnummer 2 slachtoffer 2] betreft een Lebara prepaid telefoonnummer (KPN). Dit telefoonnummer is van 29-09-20 18 tot en met 13-11-20 18 gebruikt in een GSM merk Samsung GT- E1080 met [IMEI nummer slachtoffer 2]. In de historische gegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 2 slachtoffer 2] is op dinsdag 13 november 2018 drie keer een uitgaand gesprek aanwezig met het telefoonnummer [telefoonnummer 1 slachtoffer 1], in gebruik bij slachtoffer [slachtoffer 1] 1.
Telefoonnummer [telefoonnummer 1 slachtoffer 3]betreft een KPN telefoonnummer, bij het Ciot op naam van [slachtoffer 3], [adres 10], [postcode] [plaats]. Telefoonnummer [telefoonnummer 1 slachtoffer 3]is van 20-05-20 18 tot en met 13-11-2018 gebruikt in een Apple iPhone 7 met [IMEI nummer slachtoffer 3]. Deze iPhone is op de plaats delict aan de [adres plaats delict]in plaatsnaam bij slachtoffer [slachtoffer 3]aangetroffen.
De beide telefoonnummers van [slachtoffer 3] [slachtoffer 2]([telefoonnummer 1 slachtoffer 2]en[telefoonnummer 2 slachtoffer 2]) hebben op dinsdag 13 november 2018 gebruik gemaakt van zendmasten in diverse plaatsen.
14:32 uur, plaatsnaam
Het telefoonnummer van [slachtoffer 3] [slachtoffer 3]([telefoonnummer 1 slachtoffer 3]) heeft op dinsdag 13 november 2018 gebruik gemaakt van zendmasten in diverse plaatsen.
14:18 en 14:30 uur, plaatsnaam
De zendmast die het telefoonnummer van [slachtoffer 3]([telefoonnummer 1 slachtoffer 3]) om 14:30 uur gebruikt betreft KPN mast [nummer] aan de Adres 11 in plaatsnaam. Deze zendmast Ligt op ongeveer 1 kilometer afstand (hemelsbreed) van de plaats delict aan de [adres plaats delict]in plaatsnaam.
De zendmast die het telefoonnummer van [slachtoffer 2]([telefoonnummer 1 slachtoffer 2]1) om 14:32 uur gebruikt betreft KPN mast [nummer] aan de [adres 12] in plaatsnaam. Deze zendmast ligt op ongeveer 850 meter afstand (hemelsbreed) van de plaats delict aan de [adres plaats delict]in plaatsnaam.
Het telefoonnummer van [slachtoffer 3] is om 14:30 uur in de omgeving van de plaats delict aan de [adres plaats delict]in plaatsnaam. Het telefoonnummer van [slachtoffer 2]is om 14:32 uur in de omgeving van de plaats delict aan de [adres plaats delict]in plaatsnaam.
12.
Het proces-verbaal onderzoek locaties telefoon, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 11, 1805 - 1807:
Mij werd verzocht onderzoek te doen naar locatie-informatie in de hieronder omschreven telefoon op 13 november 2018. omschrijving goed: 18-1506-003 Apple iPhone 7 (A1778) 1MEI: [IMEI nummer slachtoffer 2] beslagcode: SARGA84. 1.001 Ik heb de locaties welke ik had aangetroffen ingeladen in de Politie Atlas. Hierop zag ik dat de locaties welke door het toestel op 13-11-20 18 om 14:15 uur waren vastgelegd in de buurt van de A35 ter hoogte van hectometerpaal [nummer] waren. Tevens zag ik dat de locaties welke door het toestel op 13-1 1-2018 om 14:32 uur waren vastgelegd lagen aan de [adres 13] te plaatsnaam.
13.
Het rapport ‘Digitaal onderzoek naar laatste bewegingen van vier mobiele telefoons naar aanleiding van een schietincident te plaatsnaam op 13 november 2018’ d.d. 14 december 2022, p. 9, 12-21:
Uit de analyse van de door de politie aangeleverde data en met de bijbehorende
documenten is vastgesteld dat IPHONE_[SLACHTOFFER 3]met het softwareprogramma
GrayKey2 en IPHONE_[SLACHTOFFER 1], IPHONE_[SLACHTOFFER 2]en SAMSUNG_[SLACHTOFFER $] met de apparatuur UFED Touch3 veiliggesteld zijn. Bij IPHONE [SLACHTOFFER 1]is een tweede extractie aangetroffen die op basis van de bestandsnamen volgens het NFI met het programma GrayKey vervaardigd is.
In het proces-verbaal Pv Onderzoek GSM [slachtoffer 3].pdf (nummer 1 in tabel 4) is vermeld dat de politie handmatig in de iPhone 7 van slachtoffer [slachtoffer 3]heeft gekeken. Er zijn foto’s van WhatsApp-berichten en de Gezondheids App gemaakt.
Uit analyse van de ontvangen processen-verbaal blijkt dat voor wat de iPhones
betreft (telefoons van slachtoffers [slachtoffer 3], [slachtoffer 1]en [slachtoffer 2]) het onderzoek van de politie zich voornamelijk gericht heeft op de periode dat er op 13-11-2018 voor het laatst stappen door de telefoons zijn geregistreerd.
Voor de telefoons van [slachtoffer 3]en [slachtoffer 1]zijn hiervoor foto’s van het
gebruikersscherm van de iPhone Gezondheids App gemaakt en aan het proces-
verbaal toegevoegd (zie nummers 1 en 2 uit tabel 4). De processen-verbaal
bevatten geen informatie waaruit blijkt dat er bestanden afkomstig van de telefoons
van [slachtoffer 3]en [slachtoffer 1]door de politie zijn onderzocht.
Voor de telefoon van [slachtoffer 2]is het bestand cache_encryptedC.db door de politie onderzocht (nummers 3 en 4 uit tabel 4). Hierbij is de periode gerapporteerd dat de laatste stappen zijn geregistreerd. Daarnaast is ook een tijdstip gerapporteerd
waarop de telefoon voor het laatst heeft bewogen, op basis van gegevens uit de
tabel NatalieHistory.
Voor de Samsung telefoon van slachtoffer [slachtoffer 4]heeft het politieonderzoek zich gericht op de laatste sporen van gebruik van de telefoon (nummer 6 uit tabel 4).
Resultaten
iPhone van slachtoffer [slachtoffer 3]
In IPHONE_[SLACHTOFFER 3]zijn de bestanden healthdb_secure.sqlite en
cache_encryptedc.db niet aangetroffen. Hierdoor kan geen verder onderzoek
uitgevoerd worden.
iPhone van slachtoffer [slachtoffer 1]
Het bestand healthdb secure.sqlite afkomstig uit de in de map r2de uitlezing ivm
inciomplete healthdb’ van IPHONE_[SLACHTOFFER 1]aangeleverde kopie van de telefoon is onderzocht. Tabel 5 bevat de in dit bestand aangetroffen sporen van beweging in TE_ONDERZOEKEN_PERIODE.
iPhone van slachtoffer [slachtoffer 2]
Bij onderzoek van het bestand healthdb_secure.sqlite afkomstig uit de map
‘FileSystem jOS Full File System Apple iPhone 7 (A1778) 2019_04_08 (001)’ van
IPHONES[SLACHTOFFER2] zijn geen sporen in TEONDERZOEKEN_PERIODE aangetroffen.
Samsung van slachtoffer [slachtoffer 4]
Sporen van gebruikershandelingen
Binnen SAMSUNG_[SLACHTOFFER4] zijn de volgende bestanden gevonden waar sporen in aanwezig zijn die te relateren zijn aan de laatste gebruikershandelingen binnen TE_ONDERZOEKEN_PERIODE:
Interpretatie
iPhone van slachtoffer [slachtoffer 1]
De sporen in de bestanden healthdb_secure.sqlite en cache_encryptedC.db passen
bij het scenario dat de telefoon op 13-11-2018 voor het laatst in de periode
14:39:00
-
14:39:13 bewogen heeft ten gevolge van een loopbeweging.
De kleinere afwijkingen van het basisniveau in de tabel NatalieHistory wijzen erop
dat met de telefoon kleine bewegingen zijn uitgevoerd in de periode 14:36:25
14:43:36. Het NFI kan niet vaststellen welk type beweging dit betreft.
-
iPhone van slachtoffer [slachtoffer 2]
De sporen in het bestand cache_encryptedC.db past bij het scenario dat de telefoon
op 13-11-2018 voor het laatst in de periode 14:42:25 - 14:42:35 bewogen heeft.
De kleinere afwijkingen van het basisniveau in de tabel NatalieHistory wijzen erop
dat met de telefoon kleine bewegingen zijn uitgevoerd in de periode 14:41:09
14:42:48. Het NFI kan niet vaststellen welk type beweging dit betreft.
Samsung van slachtoffer [slachtoffer 4]
Bewegingssporen
Er zijn tijdens de uitgevoerde experimenten geen bestanden gevonden waarin
sporen van beweging van de telefoon worden opgeslagen. Hierdoor is er geen
uitspraak te doen over de laatste beweging van het toestel. In het vervolg van het
onderzoek is gezocht naar sporen van laatste gebruik van de telefoon. Het is
mogelijk dat deze telefoon nog heeft bewogen na een laatste gebruikershandeling.
Calculator
De aangetroffen sporen in SAMSUNG_[SLACHTOFFER 4] wijzen erop dat dat de calculator applicatie op 13-11-2018 om 14:30:41 uur voor de laatste keer is opgestart. De sporen wijzen er verder op dat de calculator applicatie op 13-11-2018 om 14:32:08 uur voor de laatste keer inactief is geworden.
WhatsApp logbestanden
De aangetroffen sporen in het WhatsApp log bestand wijzen erop dat het And roid
besturingssysteem van SAMSUNG_[SLACHTOFFER 4] voor het laatst een gebruiker heeft gedetecteerd om 14:30:39 uur. Kort daarvoor, om 14:30:38 is de telefoon actief geworden. De detectie van een gebruiker gebeurt doordat het besturingssysteem constateert dat er een gebruikershandeling heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld door het ontgrendelen (unlocken) van de telefoon. Of er nog andere mechanismen zijn waardoor het besturingssysteem een gebruiker detecteert is niet onderzocht.
Om 14:32:46 wordt een logregel aangemaakt in het WhatsApp logbestand die erop
wijst dat de telefoon in een niet-actieve toestand komt. De eerstvolgende logregel
die erop wijst dat de telefoon in een actieve toestand komt is aangemaakt om 16:52:51 uur. Het ontbreken van logregels tussen 14:32:46 en 16:52:51 uur wijst
erop dat er in die periode geen gebruikersactiviteit heeft plaatsgevonden met de
telefoon waar SAMSUNG_[SLACHTOFFER 4] een kopie van is.
Conclusie
Kan uit de data worden afgeleid op welk tijdstip elk van de telefoons voor het
laatst heeft bewogen (niet zijnde door het oppakken/veiligstellen door politie)
Telefoon slachtoffer [slachtoffer 1]
Ja. De sporen in de bestanden cache_encryptedC.db passen bij het scenario dat de
telefoon van [slachtoffer 1]op 13 november 2018 voor het laatst heeft bewogen tussen 14:36:25 en 14:43:36 (zie hoofdstuk 4.2.2).
Telefoon slachtoffer [slachtoffer 2]
Ja. De sporen in de bestanden cache_encryptedC.db passen bij het scenario dat de
telefoon van [slachtoffer 2]op 13 november 2018 voor het laatst heeft bewogen tussen 14:41:09 en 14:42:48 (zie hoofdstuk 4.2.2).
Telefoon [slachtoffer 4]
Ja. De combinatie van de aangetroffen sporen passen bij het scenario dat de laatste
gebruikersactiviteit op de te onderzoeken telefoon op 13 november 2018 heeft
plaatsgevonden tussen 14:30:38 en 14:32:46 (zie hoofdstuk 4.2.2).
14.
Het proces-verbaal onderzoek in Iphone 7 van [slachtoffer 3], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 8, 363 — 364:
Door de teamleiding is mij verzocht een eerste onderzoek te doen en hiervoor handmatig in de IPhone 7 van slachtoffer [slachtoffer 3]te kijken. Door mij, verbalisant, zijn onderstaande bevindingen gedaan: Telefoonnummer: [telefoonnummer 1 slachtoffer 3]Laatste contacten op 13-11-20 18: 14.30 uur: uitgaand gesprek van 10 sec met ‘Mama’ [telefoonnummer moeder slachtoffer 3].
Tevens zag ik dat de Apple gezondheid-app op 13 november 2018 “stappen” had geregistreerd. Ik zag hierbij dat de laatste, als stappen aangemerkte bewegingen waren geregistreerd van 13-11-2018 te 14:32:41 tot 13-11-2018 te 14:36:36 uur. Ik zag hierbij dat binnen dit tijdsbestek 56 stappen waren geregistreerd. Er waren geen stappen geregistreerd op 13-11-2018 tussen 14.36 en 20.24 uur.
15.
Het proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 8, 469, 472, 474— 475:
In het kader van het onderzoek werden in perceel [adres plaats delict]plaatsnaam mobiele telefoons aangetroffen waaronder een IPhone 7, telefoon van slachtoffer [benadeelde partij 6], gebruik gemaakt hebbende van het telefoonnummer [telefoonnummer 2 slachtoffer 1].
16.
Proces-verbaal korte tijdlijn, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 11, 1866:
14:23 uur ingevuld tijdstip (aankomst [slachtoffer 4]op PD)
Gezien SMS bericht van 14:05 uur (Ben er met 15 min) via een zendmast ongeveer 18 a 24 minuten verwijderd van PD, kan [slachtoffer 4]vanaf ongeveer 14:23 uur op de PD aangekomen zijn.
17.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, 2909
V: Heb jij die Serviërs (
het hof begrijpt [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]) wel eens gezien?
A: Ja, 1 keer. Ze hadden een gesprek aan de [adres plaats delict]met [slachtoffer 2] en zijn zwager. Daar was de Servische vader en zijn zoon. Die mooie jongen, niet die dikke. Ze schreeuwden tegen elkaar. Dat was ongeveer een maand voor de moord, ergens tussen 13.00 en 16.00 uur. Ongeveer 4 a 6 weken zeg maar ervoor. Op het einde zei die vader “Hou je bek dicht” en toen gingen ze weg. Dat gesprek vond plaats in het kantoortje, daar waar de tafel staat. Ik hoorde [slachtoffer 2] nog iets zeggen van “niet zo’n grote mond op mijn grondgebied” en de zoon schreeuwde: “Heb een beetje respect voor mijn vader” . Even later gingen ze weg.
V: Wie waren daar nog meer bij?
A: Deze vier personen en even later kwam ik.
18.
Een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 17, 5151:
Datum en tijd: 13 november 2018 te 17.50 uur
Omstandigheden: In een bedrijfspand aan de adres in
plaatsnaam werden 4 dode mannen aangetroffen, die door een
misdrijf om het leven waren gekomen. Op de vloer lag een afgebroken voedingskabel op de grond. Op die kabel zitten mogelijk bruikbare relevante sporen.
Goednummer: PL0700-2018513476-1868440
SIN: AAKQ0872NL
Object: Kabel
Kleur: Zwart
19.
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door dr. A.J. Kal, van 3 april 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 19, 6034 en 6035:
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht (zie ook het kader ‘Bewijskracht van het resultaat van vergelijkend DNA-onderzoek’) van de overeenkomsten tussen het DNA- profiel van Verdachte WAAAO8I9NL en DNA-mengprofiel AAKQO872NL#0l zijn de volgende aannames gedaan: bemonstering AAKQO872NL#0I bevat DNA van drie personen; de onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van verdachte Verdachte en twee willekeurige onbekende personen.
Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van drie willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AAKQO872NL#01 is ongeveer zes duizend keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
20.
Aanvullend proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ([adres plaats delict]plaatsnaam) opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1]op 24 augustus 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraagstellingen:
1. Zijn de stukken kabel nog beschikbaar voor onderzoek?
2. Heeft u daadwerkelijk vastgesteld dat de inbeslaggenomen voedingskabel behoord heeft tot het uiteinde achter de Sharp-televisie vandaag komt?
3. 3.a. Is er onderzoek gedaan naar de vraag of het stuk kabel dat achter de Sharp-televisie vandaan komt, verbonden is geweest met het camerasysteem uit de meterkast?
3.c. betrof dit een kabel die de verbinding vormde tussen het camerasysteem en camera 6?
Reactie op de vragen:
Antwoord op onderzoeksvraag 1:
Uit de politieregistratiesystemen begrijp ik dat ik zowel de voedingskabel (SIN AAKQ972NL) aangetroffen op de grond voor de banier en de voedingskabel (SIN AAKU5265NL) aangetroffen achter de tv nog beschikbaar zijn voor onderzoek en opgeslagen liggen bij het sporenbeheer van de Forensische Opsporing in Elst.
Antwoord op onderzoeksvraag 2:
Ik kan me herinneren dat het stuk kabel op de vloer voorzien was van een apparatensnoer van het type C7. Het betrof een standaard 230 V apparatensnoer waarmee elektrische apparatuur gevoed wordt met 230 V vanuit de wand. Het deel op de vloer herkende ik als het deel dat in het apparaat gestoken kan worden. Ik herinner mij dat ik achter de televisie heb gekeken en daar het ontbrekende deel zag hangen in de wandcontactdoos, aan een zogenaamde EURO-stekker. Dit betekende namelijk dat het open hangende uiteinde, terwijl verbonden met het voedingsnet, voorzien was van 230 V en dus een gevaar vormde voor het aanwezige politiepersoneel. Ik kan me niet meer herinneren hoe dit gevaar opgelost is.
Vanwege het ontbreken van andere (afgebroken) stukken (vergelijkbare) snoer(en) in de ruimte heb ik, ook na overleg ten tijde van het forensisch onderzoek ter plaatse met [naam 1], aangenomen dat dit vermoedelijk één stuk geweest was. De televisie was namelijk niet voorzien van stroom en stond dus uit. Ook hing de televisie scheef aan de muur. Specifiek onderzoek of de 2 delen van voedingskabel ooit een deel hebben gevormd is niet uitgevoerd
Antwoord op onderzoeksvraag 3.a.:
Ja, er is onderzoek gedaan. Het stuk kabel achter de televisie, niet zijnde de voedingskabel, betreft een video-kabel waardoor vermoedelijk op de televisie een gekopieerd beeld gezien kon worden van het bewakingssysteem (en van het beeldscherm uit de meterkast). Deze video—kabel betreft vermoedelijk een HDMI-kabel.
Antwoord op onderzoeksvraag3.c.:
Nee, dit betrof de videokabel zoals hierboven beschreven.
21.
Rapport NFI ‘Een soucheonderzoek aan kabels naar aanleiding van een geweldsincident in plaatsnaam op 13 november 2018’, d.d. 28 april 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Conclusie
Vraag A
De scheidingskenmerken van de kabels [AAKQO872NL en AAKU5265NL] passen bij breken door een trekkracht. Het wordt uitgesloten dat deze kabels zijn doorgeknipt of doorgesneden.
Vraag B
Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten en de gestelde hypothesen:
Hypothese H1: het uiteinde van het stuk voedingskabel dat op de grond is aangetroffen heeft oorspronkelijk één geheel gevormd met het aangetroffen uiteinde van de kabel achter/onder de Sharp-televisie.
Hypothese H2: het uiteinde van het stuk voedingskabel dat op de grond is aangetroffen heeft oorspronkelijk één geheel gevormd met het uiteinde van een willekeurig andere gescheiden voedingskabel dan de kabel achter/onder de Sharp-televisie. wordt het volgende geconcludeerd:
De bevindingen van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker als het uiteinde van het stuk voedingskabel [AAKU5265NLJ dat op de grond is aangetroffen één geheel heeft gevormd met het aangetroffen uiteinde van de kabel [AAKQO872NL] achter/onder de Sharp-televisie dan wanneer het uiteinde van het stuk voedingskabel dat op de grond is aangetroffen oorspronkelijk één geheel heeft gevormd met het uiteinde vaneen willekeurig andere gescheiden voedingskabel dan de kabel achter/onder de Sharp-televisie.
22.
Het proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 8, 227:
Op dinsdag 13 november 2018 omstreeks 15.05 uur bevond ik, verbalisant [verbalisant 2], mij samen met collega [verbalisant 3], op het hoofdbureau te plaatsnaam. Op genoemde dag en tijdstip kreeg ik samen met collega [verbalisant 3] het verzoek om te gaan naar de adres te plaatsnaam. Daar zou een man zijn aangetroffen in een plas bloed.
23.
Het proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 8, 373 —375:
Op 22 november 2018 viel mij bij een internetonderzoek een foto op het Instagramaccount genaamd [medeverdachte 2] op. De foto is op 13 november 2018 geplaatst.
Deze foto is, door diegene die de foto gepost heeft, voorzien van de volgende hashtags: #timberland
Ik zie dat hij schoenen draagt die overeenkomen met de gebruikte hashtagnaam Timberland. Op internet zie ik via een search op Google afbeeldingen die overeenkomen met de schoenen op de bovenstaande foto en van het merk Timberland zijn. Op een van die afbeeldingen wordt tevens een afbeelding van het bijbehorende profiel getoond
Vervolgens heb ik onderzocht op welk tijdstip deze foto op het account [medeverdachte 2] gepost is. Hiertoe heb ik via twee manieren dit tijdstip bepaald. Allereerst heb ik in de broncode van de instagrampost gezocht naar de timestamp en de gevonden code via unixtimestamp.com geverifieerd. Hierbij zag ik het volgende resultaat: 11:21 am (UTC) Tot slot de bevindingen over het Instagramaccount t.a.v. de accounthouder: Dit account heeft als profielnaam [accountnaam Instagram medeverdachte 2]. De getoonde foto’s zijn grotendeels selfies Dit account heeft veel overeenkomstige foto’s met het Facebookaccount [medeverdachte 2]. Op basis van deze bevindingen en fotovergelijking is mogelijk als accounthouder van dit Instagram aan te duiden: [medeverdachte 2], geb. [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] [geboorteland].
24.
Het proces-verbaal van bevindingen, tactisch onderzoek mobiele telefoon, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 9, 606— 607:
Tijdens sporenonderzoek werd op de plaats delict onder andere onderstaand schoenspoor veiliggesteld.
Op 26 november 2018 werd onder leiding van de rechter-commissaris een doorzoeking ter inbeslagneming uitgevoerd in de woning van verdachte, perceel [adres woning verdachte] te Plaats. Daarbij werd onder andere de mobiele telefoon, merk Samsung type A5, van Verdachte inbeslaggenomen.
Ik onderzocht de aangeleverde data uit de Samsung A5 en ik zag een video-opname met nummer VID-20180714-WA0005.mp4, datemodifïed: 14-07-2018 22:52:31. Op deze video-opname zag ik dat iemand door een hal van een woning naar een deur loopt. In de hal staat een schoenenrek. De persoon filmt de schoenen die aan het rek hangen. Op maandag 26 november 2018 maakte ik deel uit van de zoekploeg tijdens de doorzoeking van de woning van Verdachte. Ik zag dat in de woning naast de voordeur een kapstok hing met daarnaast een draaibaar schoenenrek. Ik herkende het schoenenrek op de video-opname als het schoenenrek uit de woning van Verdachte. Ik zag op de video-opname verschillende schoenen. Ik zag een paar witte schoenen, waarvan het profiel van de zolen zichtbaar is. Ik maakte onderstaande printscreen van deze schoenen.
Tevens zag ik in deze telefoon onderstaande foto, waarop een persoon met soortgelijke witte sportschoenen staat afgebeeld. Ik herkende de persoon op deze foto als Verdachte.
Internetonderzoek Op internet werd op de site [naam website] foto’s van een sportschoen gezien, waarvan de kenmerken overeenkomen met de kenmerken van de schoenen die Verdachte op de foto draagt
De kenmerken van de witte schoenen op het schoenenrek komen ogenschijnlijk overeen met de kenmerken van de schoenen die Verdachte op de foto droeg. De kenmerken van deze schoenen komen overeen met de kenmerken van de Nike Air Force 1 low wit. Het profiel van de zool van deze schoen komt ogenschijnlijk overeen met het profiel van het schoenspoor op de plaats delict.
25.
Het proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 11, 1739, 1745 1746:
In proces-verbaal 743 werd een onderzoek gedaan naar de datagegevens uit de telefoon met beslagnummer KT 1.02.02.001, Digi-registratienummer 18-1506-051. Het betreft een Gsm van het merk Samsung SM-A500FU, voorzien van Imeinr [IMEI nummer verdachte]. Deze GSM werd onder de verdachte geboren op [geboortedatum] 1988 in beslaggenomen.
In de data wordt tevens in mapje Timeline’, twee dezelfde images aangetroffen op 13-1 1 2018 met tijdstip 11:58:42 uur en 11:58:43 uur. Op deze images staat een formulier afgedeeld met daarop de tekst: Gegevens tenaamstelling nieuwe eigenaar Verdachte. kenteken [kenteken], merk/type: Volkswagen Golf datum 13-1 1-201 8, 11:57 uur. Tevens is er op deze foto een hand te zien en tweetal witte schoenen.
Via de metadata van deze eerder genoemde image komt naar voren dat deze image op 13-1 1 2018 om 11:58:42 uur is gemaakt met camera Samsung SM-A500FU. Aangezien deze image afkomstig is uit de data van telefoontoestel Samsung, model SM-A500FU, is het zeer aannemelijk dat deze foto gemaakt is met deze telefoon.
In proces-verbaal 1417 worden kenmerken van de schoenen van Verdachte, geboren op 09-05- 1988 beschreven, die hij op de foto droeg, afkomstig uit de data voorzien van beslagnummer KT 1 .02.02.001 en Digi-registratienummer 1 8-1506-051. De kenmerken van deze schoenen komen overeen met de kenmerken van schoenen van het merk Nike Air Force I Low wit.
26.
Het proces-verbaal van bevindingen, onderzoek kleding, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 9, 550, 552 en fotobladen 553 — 561:
In de mobiele telefoon van [medeverdachte 2] werden foto’s (selfies) gezien (zie foto 3 en 4),waarop hij ogenschijnlijk (..)lichtbruine halfhoge schoenen draagt (zie foto 12 t/m 15). Dit type en model schoenen zijn volgens de site voorzien van rubberen antislip buitenzolen met een grof 2l-delig blokprofiel vanaf de neus van de voet tot aan het geleng en vandaar weer een 13-delig blokprofïel tot aan de hak. In het midden van de voetzool zijn 7 kruizen of sterren gesitueerd en onder de hak twee kruizen of sterren (zie foto 22).
Het profiel van de Timberland schoenen van [medeverdachte 2], komt ogenschijnlijk overeen met de op de plaats delict aangetroffen schoensporen (het grove 21-delige blokprofiel onder de neus van de voet, het 13- blokprofiel onder de hak én hetzelfde aantal kruizen of sterren in het midden van de zolen, twee sterren onder de hak en zeven sterren onder de bal van de voet). (zie foto 23 en 24)
27.
Het proces-verbaal van bevindingen stelselmatige informatie-inwinning, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 7, 64:
Ze (het hof leest: [medeverdachte 4]) zei dat [medeverdachte 2] enige tijdgeleden aan haar vroeg of ze ergens op wilde passen. Ze dacht dat het op een hond was dus zei dat ze dit kon doen. Toen [medeverdachte 2] kwam zag ze dat [medeverdachte 2] vier grote boodschappentassen bij haar bracht. Ik hoorde dat [medeverdachte 4] de tassen zelf boodschappentassen noemde. Ik vroeg haar wat er in de tassen zat. Ze zei dat ze zag dat er kleding in de tassen zat. Ze had de tassen in een koffer gedaan met wieltjes. Die dag kwam [medeverdachte 2] de koffer met daarin de tassen weer halen, hij liet ze in de koffer zitten en reed ermee weg.
[medeverdachte 2] had [medeverdachte 4] gevraagd of zij wist waar hij die dingen kon krijgen. Haar vragend of ze met die dingen vuurwapens bedoelde knikte zij. Van [medeverdachte 6]was algemeen bekend dat hij over die dingen kon beschikken. [medeverdachte 4] is met [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 6]gereden. De vader van [medeverdachte 6] was ook in de woning.
28.
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek naar de gedragen kleding, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 9, 892 — 897:
In de badkamer van de [adres woning verdachte] werd het rood-geel-witte tasje van het merk M&M’s aangetroffen.
Niet aangetroffen kleding van [verdachte]
De volgende goederen werden niet aangetroffen:
-de groene pet met wit logo
-de lichtbruine/gele trui met ronde hals met witte print
-de donkerblauwe spijkerbroek met smalle pijpen
-de donkerblauwe parkajas tot over de heupen met capuchon.
Van [medeverdachte 3]werd bij de doorzoeking geen kleding aangetroffen die hij ook droeg op bovengenoemde foto van 13 november 2018.
= In de zwarte personenauto van het merk Volkswagen Golf, type Volkswagen Golf en voorzien van het kenteken [kenteken] werd een zwart petje aangetroffen, gelijkend op de baseballpet die Verdachte draagt.
Niet aangetroffen kleding van Verdachte
De volgende goederen werden niet aangetroffen:
-een zwarte gladde jas met platte kraag tot over de heupen,
-een zwarte vest met capuchon
-een donkerblauwe spijkerbroek
-witte lage sportschoenen
29.
Het proces-verbaal bevindingen opmeten voeten [medeverdachte 2] Verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 11, 1851:
Op maandag 7 oktober 2019 werden de voeten opgemeten van de verdachte [medeverdachte 2] Verdachte in de Pl te [plaats]. Het meetsysteem gaf aan dat de linkervoet net iets groter dan schoenmaat 40 is en rechtervoet net iets kleiner dan schoenmaat 40 is.
30.
Lijst van inbeslaggenomen goederen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 16, 4340, 4341, 4346:
31.
Het proces-verbaal biologisch vooronderzoek, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 19, 5716:
In verband met een doodslag/moord te plaatsnaam tussen 13 november 2018 te 15:04 uur en 13 november 2018 te 15:48 uur werd op verzoek van de Eenheid Oost-Nederland tussen 19 december 2018 te 13:00 uur en 19 december 201 8 te 13:49 uur door mij, als forensisch onderzoeker, een forensisch onderzoek verricht naar biologische sporen aan onderstaande sporendrager.
Object: tas (toilet)
Merk: M&M
SIN: AAFC4O92NL
Relatie met SIN: AAJT782ONL
Registratienummer: IT1.06.02.001
Ik heb de bodem van de binnenzijde van het tasje bemonsterd met behulp van een stub (uit een schiethandenset)- op de mogelijke aanwezigheid van schotresten. Ik heb het spoor veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAJT782ONL en verzegeld.
32.
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door ing. S.B.C.G. Chang, van 18 juli 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 19, 6074, 6079:
In de onderzoeksaanvraag 045 van 3 mei 2019 staat met betrekking tot het stuk van overtuiging [AAJT782ONL] de volgende vraagstelling vermeld: “Zijn er op de bemonsteringen van het stuk van overtuiging schotresten aanwezig?”
Bovenstaande vraagstelling wordt beantwoord aan de hand van een set hypothesen:
Hypothese 1: Op de bemonstering van een tasje zijn schotresten aanwezig. Hypothese 2: Op de bemonstering van een tasje zijn géén schotresten aanwezig.
De bevindingen van het onderzoek naar de aanwezigheid van schotresten op de stub [AAJT7820NL waarmee de binnenzijde van een tasje is bemonsterd, zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Waarbij:
Hypothese 1: Op de bemonstering van een tasje zijn schotresten aanwezig. Hypothese 2: Op de bemonstering van een tasje zijn géén schotresten aanwezig.
33.
Het rapport ‘tweede aanvullend schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in plaatsnaam op 13 november 2018’ opgemaakt door het NFI op 28 februari 2013:
Voor het beantwoorden van de vraagstellingen zijn de volgende hypothesen
beschouwd:
Hypothese A1: Op de bemonsteringen van de pet zijn schotresten aanwezig.
Hypothese A2: Op de bemonsteringen van de pet zijn géén schotresten aanwezig.
De bevindingen van het onderzoek naar de aanwezigheid van schotresten op de
stubs [AAIP0184NL en AAJT7909NL] waarmee de boven- en onderkant van de klep van de pet door de forensische opsporing is bemonsterd, zijn zeer veel
waarschijnlijker wanneer hypothese A1 waar is, dan wanneer hypothese A2 waar is.
De bevindingen van het onderzoek naar de aanwezigheid van schotresten op de op
het NFI uitgevoerde bemonsteringen aan de pet [AAMC7661NL] zijn zeer veel
waarschijnlijker wanneer hypothese A1 waar is, dan wanneer hypothese A2 waar is.
34.
Het proces-verbaal Analyse contacten tussen [medeverdachte 4], [medeverdachte 5], [medeverdachte 6]en leden van de familie Verdachte, ZD-01, p. 0581, 0586, 0593, 0595
Dit rapport geeft een overzicht van de contacten tussen:
• [medeverdachte 4], geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats]
• [medeverdachte 5], geboren op [geboortedatum] 1947 te [geboorteplaats]
• [medeverdachte 6], geboren op [geboortedatum] 1986
• [medeverdachte 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ([geboorteland])
• [vriendin medeverdachte 2], geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats]
• [medeverdachte 3], geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats] ([geboorteland])
Eerdere reis naar plaatsnaam 2 en [plaatsnaam] 13/14 november 2018
Uit de historische gegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 2] (op naam van [medeverdachte 2], plaats is gebleken dat de gebruiker van dit telefoonnummer op dinsdag 13 november 2018 na 15:22 uur een reis vanuit Hengelo, via Enter, Rijssen, Markelo, Loenen, plaatsnaam 2, Sprundel naar uiteindelijk [plaatsnaam] (om 21:37 uur) gemaakt heeft.
Deze reis staat verwoord in de Analyse historische gegevens telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 2] op dinsdag 13 november 2018 (rapportnummer 20181120.1054).
In Analyse historische gegevens telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 2] met betrekking tot Hotel plaatsnaam 3 (rapportnummer 20181121.1132) staat verwoord dat gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 2] in de nacht van dinsdag 13 november op woensdag 14 november 2018 mogelijk verbleven heeft in Hotel plaatsnaam 3 aan de [adres] in plaatsnaam 3. Uit informatie opgevraagd bij Hotel plaatsnaam 3 ([naam]) is gebleken dat in genoemd hotel in de nacht van 13 op 14 november 2018 twee kamers geboekt zijn door [medeverdachte 2], die als adres opgaf verdachte/[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3 en als telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 2]. Dit telefoonnummer is
het telefoonnummer op naam van [medeverdachte 2], adres woning verdachte/[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] Plaats. Het bleek om een overnachting te gaan van een oudere man en een jongere man met zijn vriendin.
Het telefoonnummer [telefoonnummer vriendin medeverdachte 2], op naam van [vriendin medeverdachte 2], [adres], [plaats] maakt van dinsdag 13-11-2018, 19:56 uur tot en met woensdag 14-11-2018, 17:02 uur gebruik van Tele2 zendmasten in plaatsnaam 2, plaatsnaam, plaatsnaam en plaatsnaam 3. Van 13-11-2018, 23:31 uur tot en met 14-11-2018, 10:02 uur zijn het zendmasten aan de [adres] in plaatsnaam 3, zendmasten ongeveer 600 meter (hemelsbreed) verwijderd van Hotel plaatsnaam 3 aan de [adres], in plaatsnaam 3. Vermoedelijk hebben [medeverdachte 2], zijn vader [medeverdachte 3] en [vriendin medeverdachte 2], de vriendin van [medeverdachte 2] in genoemd hotel verbleven.
In de op dit moment beschikbare historische gegevens van de telefoonnummers van [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], Verdachte en familieleden c.q. vriendinnen van hen zijn voor dinsdag 13-11-2018 geen mastlocaties in plaatsnaam 2, [plaatsnaam] en [plaatsnaam] aanwezig.
De reis op dinsdag 13-11-2018 begint omstreeks 16:51 uur vanuit omgeving Rijssen (zendmast Rijssen). Eerder op deze dag heeft [medeverdachte 2] om 15:13 uur een WhatsApp gesprek van 129 seconden gehad met [medeverdachte 4] (Verdachte was de initiatiefnemer). Hierna volgen tot 20:02 uur nog 10 WhatsApp en Facebook Messenger gesprekken tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] variërend van 0 seconden tot 104 seconden. De reis eindigt op woensdag 14-11-2018 omstreeks 19:28 uur in Hengelo.
Gezien de door de telefoonnummers van [medeverdachte 2] en vriendin medeverdachte 2 gebruikte zendmasten en de informatie opgevraagd bij Hotel plaatsnaam 3 (naam), is deze reis zeer waarschijnlijk gemaakt
door [medeverdachte 2], zijn vader [medeverdachte 3] en [vriendin medeverdachte 2], de vriendin van [medeverdachte 2]. Gezien de door de telefoonnummers van [medeverdachte 2] en [vriendin medeverdachte 2] gebruikte zendmasten zijn er tijdens deze reis mogelijk bezoeken gebracht aan achtereenvolgens:
• de woning van [medeverdachte 4] in plaatsnaam 2 (13-11-2018, omstreeks 19:42 tot en met 20:17 uur)
• de woning van [persoon 1] in plaats (13-11-2018, omstreeks 20:56 uur)
• de woning van [medeverdachte 6] of [medeverdachte 5]in [plaatsnaam] (13-11 -2018, omstreeks 21:37 tot en met 22:06 uur)
• de woning van [medeverdachte 4] in plaatsnaam 2 (13-11-2018, omstreeks 22:06 tot en met 22.18 uur)
• de woning van [medeverdachte 4] in plaatsnaam 2 (14-11-2018, omstreeks 13:02 uur)
• de woning van [medeverdachte 6] of [medeverdachte 5]in [plaatsnaam] (14-11-2018, omstreeks 15:21 tot en met 15:54 uur)
Op 13-11 -2018, 21:35 uur, is er een gesprek van 15 seconden van het telefoonnummer van [medeverdachte 4] naar een telefoonnummer van [medeverdachte 5]. Zendmast waarvan telefoonnummer van [medeverdachte 4] gebruikt maakt is in plaats. Zendmast waarvan telefoonnummer van [medeverdachte 5]gebruik maakt is in plaats (nabij [plaatsnaam]) Dit is 2 minuten voordat het telefoonnummer van [medeverdachte 2] gebruik maakt van een zendmast in [plaatsnaam]. plaats ligt vlak bij [plaatsnaam] en tussen plaatsnaam 2 en [plaatsnaam] in.
Het telefoonnummer van [medeverdachte 4] maakt vanaf 22:31 uur weer gebruik van zendmasten in plaatsnaam 2. Mogelijk is [medeverdachte 4] of haar telefoon meegereisd van plaatsnaam 2 naar [plaatsnaam] en weer terug naar plaatsnaam 2.
Op 14-11-2018 om 15:05 en 15:19 uur zijn er gesprekken van een telefoonnummers van [medeverdachte 5]naar het telefoonnummer van [medeverdachte 4]. Het telefoonnummer van [medeverdachte 4] maakt gebruikt van zendmasten in achtereenvolgens plaats en plaats (tussen plaatsnaam 2 en [plaatsnaam], plaats ligt vlak bij [plaatsnaam]). Het telefoonnummer van [medeverdachte 5]maakt gebruik van respectievelijk zendmasten in plaats en [plaatsnaam].
Op 14-11-2018, om 16:37 uur is er een gesprek van 154 seconden van telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 5] ([medeverdachte 5]) naar telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 4]([medeverdachte 4]).
Het telefoonnummer van [medeverdachte 4] gebruikt een zendmast in plaatsnaam 2. Het telefoonnummer van [medeverdachte 5]gebruik een zendmast in [plaatsnaam].
Mogelijk is [medeverdachte 4] of haar telefoon meegereisd van plaatsnaam 2 naar [plaatsnaam] en weer terug gebracht naar plaatsnaam 2 door [medeverdachte 2].
Gezien de in dit rapport genoemde mogelijke en vermoedelijke bezoeken aan de woningen van [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6]en [persoon 1], zijn er waarschijnlijk op dinsdag 13, woensdag 14, zaterdag 17, zondag 18 november 2018 ontmoetingen geweest tussen [medeverdachte 2] met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] met [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 5]. Op dinsdag 13 en woensdag 14 november 2018 waren [medeverdachte 3] en [vriendin medeverdachte 2]hierbij aanwezig. Bij de reis op zaterdag 17 en zondag 18 november 2018 was [medeverdachte 3] hierbij aanwezig.
Bij de reis op zondag 18 november 2018 was [vriendin medeverdachte 2] erbij aanwezig.
Op maandag 26 november 2018 is door medewerkers van het observatieteam het contact tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] gezien en is ook het contact tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6]gezien.
35.
Proces-verbaal van bevindingen Informatie Hotel [naam] te plaatsnaam 3, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pagina ZD01, p. 0479:
Omdat er geen beeldmateriaal bewaard is gebleven heb ik gevraagd naar de naam van de dienstdoende receptionist in de nacht van 13 op 14 november 2018.
Deze receptionist bleek te zijn genaamd [naam receptionist].
Vervolgens heb ik geprobeerd om met [naam receptionist] voornoemd in contact te komen. Uiteindelijk lukte dat op donderdag 22 november 2018 om 17.56 uur.
Nadat ik hem had uitgelegd waarover ik hem wilde horen, zijn personalia had geverifieerd en dat dit gesprek door mij zou worden opgenomen verklaarde hij mij kort weergegeven het volgende:
Volgens [naam receptionist]was hier niet veel over te vertellen, behalve dat hij de borg, (100 Euro) voor een badjas mocht houden die [naam receptionist]op verzoek aan de jongere man had gegeven omdat zijn vriendin in badjas op de foto wilde voor Instagram.
Overigens heeft [naam receptionist]het geld niet gehouden maar afgestort bij het hotel. Tevens viel het hem op dat de oudere man cash betaalde. Deze had een pak geld bij zich en het was hem bijgebleven dat de oudere man eerst de suite had maar dat de jongere man met z'n vriendin met de oudere man wilde ruilen en dat het koppeltje dus nu de suite kreeg. De mensen waren aardig en het viel hem op dat ze goed Nederlands spraken ondanks het feit dat [naam receptionist] dacht dat ze Roemeense of Balkan achtige trekjes hadden.
[naam receptionist] verklaarde dat hij deze mensen wel van foto’s zou herkennen en gaf de volgende signalementen:
1) -Oudere nette man, leeftijd rond de 60 jaar, lang postuur, kwam fit over, zwart haar, bruine wenkbrauwen, lange zwarte zakelijke maffia-achtige jas, geen hoofddeksel of bril.
2) -Jongeman, geschatte leeftijd 26 a 28 jaar, lengte 1.75, kort zwart haar, fel blauwe ogen,
sprak goed, correct Nederlands, had vermoedelijk een kleine tas of rugtas bij zich.
3) -Meisje, zwart haar, skinny type, in het zwart gekleed, zei niet zoveel.
De jongeman vertelde aan [naam receptionist] dat de oudere man zijn vader was.
36.
Proces-verbaal inzake tapgesprek 18 november 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pagina PD-04, 024-225
Zoals hierboven al beschreven is zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en de vriendin van [medeverdachte 2], in de tijdspanne na het schietincident op 13 november 2018 afgereisd naar Noord-Brabant. Op 18 november 2018 bevindt [medeverdachte 2] zich opnieuw in Brabant (zendmast Gilze). Hij voert dan een gesprek dat over wapens lijkt te gaan.
TA040. sessie 427
Op 18 november 2018 te 20.53 uur belt de gebruiker van [telefoonnummer medeverdachte 2] ([nummer 1]) met [telefoonnummer medeverdachte 3] ([nummer 2]). [nummer 1] is in gebruik bij [medeverdachte 2]. [nummer 2] is tijdens dit gesprek mogelijk in gebruik van [medeverdachte 3]. [nummer 1] rijdt (motorgeluid is hoorbaar) op dat moment onder het bereik van een zendmast in plaats. Dit gesprek lijkt over de aanschaf van twee nieuwe wapens gaat. Uit het gesprek kan worden afgeleid dat er met het vorige wapen iets mis is gegaan. Er wordt verhullend taalgebruik gebezigd (laat hem gerust twee banden regelen), echter [nummer 1] verspreekt zich kennelijk en zegt: verkeerde kogel in, waarna hij vloekt en verder gaat over een pitje dat binnenin vast is komen te zitten. Verder zegt [nummer 1] dat de tas aan hem is teruggegeven. Het is niet goed om die van ons daar te houden, die van ons bevinden zich daarop.
Het gesprek laat zich zo interpreteren als heeft [nummer 1] iets opgehaald en er mogelijk wordt gesproken over vingerafdrukken of DNA-sporen daarop.
(zie ook hieronder het letterlijke gesprek sessie 427)
Op 18-11-2018 te 20.53.12 uur vond een afgeluisterd telefoongesprek plaats tussen [telefoonnummer medeverdachte 2] t.n.v. medeverdachte 2, en telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 3] t.n.v. medeverdachte 3. Volgens de mastgegevens straalde het bellende telefoontoestel [nummer 1] een mast aan op de locatie [locatie] te plaats.
Samenvatting:
Vertaald op 22-11-2018
T: 282
[opmerking tolk: In het gesprek wordt er zeer snel gesproken. Daarom heb ik het opgenomen gesprek gesplitst afgeluisterd en bij de uitwerking heb ik de beide zijden van het gesprek gebruikt.]
NNM[nummer 1] BUM NNM[nummer 2]
Op de achtergrond hoort men het motorgeluid van een rijdende auto.
Daarna wordt er pas opgenomen.
Letterlijke vertaling:
NNM[nummer 1] = NM1 NNM[nummer 2] = NM2
NM2: Ja!
NM1. Hey, KISCHA [fon] is hier! [kischa betekent in de eerste plaats regen, maar het kan ook een
bijnaam zijn],
NM2: Vertel!
NM1: E... alles is in orde.
NM2: Uitstekend!
NM1: Die ... 500... die we hebben gekregen...
NM2: Mhm...
NM1: Dat heb ik geregeld. Deze heeft DENTSJO [fon] uit SID [fon: Schied - plaats in Servië]
gekregen. Ik heb nu tegen hem gezegd MAANDAG
NM2: Mhm...
NM1: Zijn er twee nieuwe nodig...
NM2: Mhm...
NM1: ... één voor jou en één voor mij...hij moet twee nieuwe aanschaffen... begrijp je?
NM2: Mhm...
NM1: Hij moet twee nieuwe voor me aanschaffen. Snap je?
NM2: Mhm...
NM1: En als dat afgehandeld wordt, dan zou je hem op zijn plaats kunnen krijgen. Ik heb gezegd: "Nu mag er niets misgaan [letterlijk in het SK: nema jebavanje,= geen neuk partijen]1 ]
NM2: Oké!
NM1: Geen fouten meer! Nu moet jij je fouten verbeteren. Nu zal je alles regelen, wat ik van je heb gevraagd. Alles op je eigen rekening"... Via die ene die dat gewoonlijk regelt...niet deze maandag, maar volgende maandag... maar misschien kan het ook wel eerder...
NM2: Mhm...
NM1: Hij is door die ene man, met wie hij contact heeft gehad verneukt... Hij had het namelijk moeten brengen.
NM2: Aha... goed...
NM1: En zijn vader heb ik ontmoet.
NM2: Aha...
NM1 :De vader zei ook: "Mijn zoon moet zijn woord houden. Woord is woord!" Begrijp je? En vader heeft ook gezegd deze is goed ... voor hem, je weet wel? en hij zei: "Nee... je bent wat mij betreft een goede jongen! Ik zal dit voor je bekijken! Jij bent dit... Snap je?
NM2: Laat hem gerust twee banden regelen.... voor auto... tegen die prijs...
NM1: Aaaaa... luister... datgene is niet verkocht, hij is aan de kant gezet en schoongemaakt... [n.t.v.]...verkeerde kogel in...in... [onderbreekt zichzelf en vloekt] Verdomme! [jebem ti zivot = ik verneuk het leven!]! Pitje! [= semenka: betekent pitje of zaadje] Binnen in! Binnen en dan is ie vast komen te zitten. Misschien is dat het...
NM2: Ja, ja, ja.
NM1: De tas heeft hij aan mij terug gegeven. Het is niet goed om ... die van ons .... daar te houden...
die van ons, bevinden zich daarop...
NM2: Niet nu! als je komt, bespreken we dat wel. Kom! Wanneer kom je thuis?
NM1: Ik ben nu onderweg naar huis toe.
NM2:: Ben je samen [in het Nederlands] of ben je met SOTKU [fon: schotka = onbestaand woord]
NM1: Met SOTKU!
NM2: Kom hier naartoe.
NM1: Ja, ja, ja.
NM2: Goed. Kom.
(TA040, sessie 427)
37.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 6], voor zover inhoudende , zakelijk weergegeven, pagina PD-04, 109: (opmerking griffier, A = antwoord Verdachte en V = vraag verbalisant):
A: We hebben het boven in het café over vuurwapens gehad. [medeverdachte 2] heeft mij 2 vuurwapens aangeboden en mij gevraagd of ik die kwijt kon.
V: Hoe heb je hen leren kennen.
A: Ik heb ze leren kennen via [medeverdachte 4]. [medeverdachte 4] kwam met [medeverdachte 2] en zijn vader. Ik ben naar boven gegaan met [medeverdachte 2] en zijn vader. Ze boden de vuurwapens aan en vroegen of ik interesse had. Het waren twee pistolen. [medeverdachte 2] liet mij een foto van de vuurwapens op zijn telefoon zien. Het waren een zilveren en een zwart pistool. Gewoon twee pistolen meer kan ik eigenlijk niet over vertellen. Ongeveer zoiets als jullie in je zak hebben, geen revolver. Die ene leek op een Walther die andere weet ik niet. Ze vroegen of ik de wapens kwijt kon. Ik heb gezegd dat ik wel even zou kijken. Er zijn geen bedragen genoemd. [medeverdachte 2] voerde het woord
38.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pagina PD-05, 108:
Ik weet twee dingen. Een (1) wat ik op de oprit heb gehoord en een keer heeft [medeverdachte 6] mij iets verteld. Toen ze de eerste keer geweest waren heb ik ze niet gezien maar [medeverdachte 6] heeft mij iets verteld dat er Serviërs waren geweest met [medeverdachte 4]. De Serviërs waren vrienden van [medeverdachte 4]. [medeverdachte 6] mocht twee dinky’s verkopen. Daar bedoelde hij wapens mee. Hij mocht die verkopen voor die Serviërs. Ik vroeg aan [medeverdachte 6] of ik ze mocht zien maar [medeverdachte 6] vertelde mij dat hij ze al niet meer thuis had. [medeverdachte 6] vertelde ook dat er een (1) niet goed was en daar was dat gebakkelei op de oprit over. Je weet nu wel, ik ben gek op wapens. Ik weet ook de kalibers niet. Ik weet niet of het pistolen of revolvers waren. Ik denk dat ze de wapens hebben gebracht toen de Serviërs voor de eerste keer met [medeverdachte 4] bij ons waren. Ik denk niet dat [medeverdachte 6] hen ook nieuwe wapens heeft geleverd. Ik denk dat [medeverdachte 6] niet weet waar hij die wapens moet halen. Die 500 slaat op 500 euro. Dat was mogelijk het bedrag dat [medeverdachte 6] ervoor moest betalen maar omdat er een (1) niet goed was, werd er dus gekibbeld over het geld. [medeverdachte 6] vertelde mij dat als hij de wapens verkocht had, hij dan een centje had verdiend.
39.
Het rapport analyse telefoonnummers verdachten, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 8, 496, 498:
Van de historische gegevens van telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 2] op dinsdag 13 november 2018, in gebruik bij [medeverdachte 2], is al een analyse rapport gemaakt (rapportnummer 20181120.1054). In genoemd rapport staat al verwoord dat telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 2] van 13:03:58 uur tot en met 15:22:13zendmasten gebruikt aan het [locatie] te plaats.
Telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 2]
Het telefoonnummer betreft vermoedelijk een oud telefoonnummer van verdachte [medeverdachte 2]. Dit telefoonnummer wordt in de in beslag genomen iPhone van [medeverdachte 2] gebruikt voor WhatsApp. Er zijn historische gegevens beschikbaar tot en met 22-09-2018, op dinsdag 13 november 2018 zijn er dus geen registraties in de historische gegevens van dit telefoonnummer aanwezig.
Telefoonnummer [telefoonnummer]
Het telefoonnummer [telefoonnummer] staat bij het Ciot op naam van Verdachte, Adres 4, [postcode] plaats. Er zijn historische gegevens beschikbaar tot en met 28-08-2018, op dinsdag 13 november 2018 zijn er dus geen registraties in de historische gegevens van dit telefoonnummer aanwezig.
Telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 3]
Het telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 3] staat bij het Ciot op naam van [medeverdachte 2]., Adres 4, [postcode] plaats. Het telefoonnummer wordt vermoedelijk gebruikt door [medeverdachte 3]. Er zijn historische gegevens beschikbaar van 16-07-2018 tot en met 18-11-2018. Op dinsdag 13 november 2018 zijner echter geen registraties in de historische gegevens van dit telefoonnummer aanwezig.
Van de 5 genoemde telefoonnummers zijn alleen van de telefoonnummers [telefoonnummer medeverdachte 2] ([medeverdachte 2]) en [telefoonnummer verdachte](Verdachte) historische gegevens beschikbaar op dinsdag 13 november 2018. Beide telefoonnummers gebruiken op dinsdag 13 november 2018 geen zendmasten in plaatsnaam. Rond het tijdstip van het delict, kort na 14:36 uur zijn in de historische gegevens van beide telefoonnummers zendmasten in plaats aanwezig. De woning van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]Verdachte aan de adres woning verdachte/[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ligt in de zendrichting / zendbereik van genoemde zendmasten.
40.
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door dr. H.H. de Boer, arts en patholoog, van 4 december 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 19, 5904, 5906 en 5913:
Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum] 1990, is het navolgende gebleken:
Rechts zijwaarts in de behaarde hoofdhuid, juist achter het rechteroor (letsel B). Rechts zijwaarts in het behaarde hoofdhuid, iets achter letsel B (letsel F). Op de linkerwang (letsel A). Op het hoofd werden letsels A, B en F vastgesteld, die waren gerelateerd aan drie projectiel(del)en in het hoofd. Deze drie letsels zijn bij leven ontstaan door de inwerking van uitwendig mechanisch perforerend geweld (ballistisch trauma, c.q. schotletsel) en vormden drie inschoten.
Schotkanalen: In relatie tot B was er een naar links, buikwaarts en minimaal voetwaarts gericht wondkanaal.
In relatie tot F was er een voorwaarts, iets hoofdwaarts en iets naar links verlopend wondkanaal.
In relatie tot A was er een naar rechts en hoofdwaarts gericht wondkanaal.
Het overlijden van [slachtoffer 3], 27 jaren oud geworden, wordt verklaard door twee inschoten van het hoofd, ieder op zich of in combinatie. Voorts was er nog een inschot van het hoofd dat een bijdrage kan hebben geleverd aan (de snelheid van) het overlijden.
41.
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door dr. H.H. de Boer, arts en patholoog, van 4 december 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 19, 5823-5859:
Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 1984, is het navolgende gebleken:
Links achter het oor, in het behaarde hoofd, op circa 172 cm van de
voetzoolrand, was er een min of meer ronde huidperforatie met een diameter
van circa 0,7 cm, met omgevende bloeduitstorting (letsel A, zie tevens de
fotografische documentatie en bijlage 2). In relatie met dit letsel was er een naar rechts, buikwaarts en minimaal hoofdwaarts gericht wondkanaal met onder andere perforatie van de schedel en delen van de hersenen (de linkerslaapkwab, delen van de dieper gelegen hersenkernen (basale kernen) en de rechterslaapkwab). Het wondkanaal eindigde in een grijsmetalen projectiel(deel) 1, waarbij een breuk van de schedel rechts zijwaarts (impressiefractuur)
Links op het behaarde hoofd, circa 3 cm boven het linkeroor en circa 176 cm
van de voetzoolrand, was er een min of meer ovale huidperforatie van circa
0,5 x 0,6 cm, met omgevende bloeduitstorting (letsel B).
Rechts bovenop het behaarde hoofd, op circa 183 cm van de voetzoolrand en
circa 5 cm van het midden was er een onregelmatige huidperforatie van circa
1,0 x 1,2 cm (letsel C).
Vanaf B naar C was er een hoofdwaarts, naar rechts en minimaal rugwaarts
verlopend wondkanaal met onder andere perforatie van de schedel en delen van
de hersenen (via de slaapkwab en voorhoofdkwab links naar de voorhoofdskwab
rechts).
Huidletsels A en B waren min of meer rond. Huidletsel C was onregelmatig. De
perforaties van de schedel bij letsels A en B hadden buitenwaarts een kleinere
diameter dan binnenwaarts. De schedelperforatie bij C had binnenwaarts een
kleinere diameter dan buitenwaarts, tevens was er bij dit letsel versleping van
botdelen en hersenweefsel buitenwaarts.
Aan het hoofd werden letsels A, B en C vastgesteld (sub 4 en 5). Deze drie letsels
zijn bij leven ontstaan door de inwerking van uitwendig mechanisch perforerend
geweld (ballistisch trauma, c.q. schotletsel), en passen bij één inschot (A) en één
doorschot (B-C) van het hoofd. In relatie met deze schotletsels was er ernstig letsel
aan de hersenen (sub 4 en 5), hetgeen heeft geleid tot acute functiestoornissen van
de hersenen, met acute verstoring van belangrijke lichaamsprocessen en de dood
tot gevolg.
Het schotkanaal bij letsel A eindigde in een projectieldeel, derhalve staat de richting
van dit schotkanaal vast. De richting van het schotkanaal tussen letsels B en C is
gebaseerd op de kenmerken sub 6. Het aantreffen van deze bevindingen is zeer veel
waarschijnlijker1 onder de hypothese dat letsel B inschotletsel is en letsel C
uitschotletsel is, dan omgekeerd.
Het overlijden van [slachtoffer 2], 34 jaren oud geworden, wordt verklaard door
schotletsels aan het hoofd.
42.
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door dr. H.H. de Boer, arts en patholoog, van 4 december 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 19, 5858-5859:
Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer 1] geboren op [geboortedatum] 1975, is het navolgende gebleken:
Links achter op het hoofd, in de behaarde hoofdhuid, op circa 162 cm van de
voetzoolrand, was er een min of meer ronde huidperforatie met een diameter
van circa 0,7 cm, met omgevende bloeduitstorting (letsel A). Onderhuids werden hier twee projectiel(del)en aangetroffen (veiliggesteld onder 1). Bij dit letsel was er een naar rechts, hoofdwaarts en iets buikwaarts gericht wondkanaal met perforatie
van meerdere hersendelen (o.a. de slaapkwab links, centrale hersendelen en de
wandbeenkwab rechts). Aan het einde van het wondkanaal werden projectiel(del)en 2 en 3 aangetroffen.
Rechts zijwaarts in de behaarde hoofdhuid, juist achter het rechteroor en op
circa 160 cm van de voetzoolrand, was er een min of meer ronde huidperforatie
met een diameter van circa 0,8 cm, met omgevende bloeduitstorting (letsel B).
Bij dit letsel was er een naar links, voetwaarts en buikwaarts gericht wondkanaal
met onder andere verbrijzeling van het rechterrotsbeen en meerdere
projectiel(del)en in het rotsbeen en in de kleine hersenen rechts (4, 5 en 6).
Midden in de hals, op circa 147 cm van de voetzoolrand, was er een min of meer
ronde huidperforatie met een diameter van circa 0,6 cm (letsel C), met rondom
een rode rand van maximaal circa 0,4 cm. Bij dit letsel was er een rugwaarts en
hoofdwaarts verlopend wondkanaal, met onder andere perforatie van de
luchtpijp en de slokdarm, en beschadiging van de voorzijde van een halswervel.
In de keelholte werd projectiel(deel) 7 aangetroffen.
Op het hoofd en in de hals werden letsels A, B en C vastgesteld. Deze drie letsels
zijn bij leven ontstaan door de inwerking van uitwendig mechanisch perforerend
geweld (ballistisch trauma, c.q. schotletsel), en vormen drie inschoten.
Bij schotletsels A en B was er ernstig letsel aan de grote en kleine hersenen (sub 4
en 5), hetgeen heeft geleid tot acute hersenfunctiestoornissen, met acute verstoring
van belangrijke lichaamsprocessen en de dood tot gevolg. Beide letsels kunnen
(ieder op zich of in combinatie) het overlijden verklaren.
Bij letsel C waren geen vitale organen of grote bloedvaten geraakt (sub 6). Dit letsel
kan derhalve op zich het overlijden niet verklaren. Wel kan dit letsel een bijdrage
hebben geleverd aan (de snelheid van) het overlijden.
Het overlijden van [slachtoffer 1], 43 jaren oud geworden, wordt verklaard door twee schotletsels aan het hoofd.
43.
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door dr. H.H. de Boer, arts en patholoog, van 4 december 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 19, 5943-5945 en 5951:
Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer 4](mogelijk), geboren op [geboortedatum] 1956, is het navolgende gebleken:
Op de linkerwang (letsel A). Links op het hoofd, circa 2,5 cm voor het linkeroor (letsel B). Op het hoofd werden letsels A en B vastgesteld, met daaraan gerelateerd twee projectielen in het hoofd. Deze twee letsels zijn bij leven ontstaan door de inwerking van uitwendig mechanisch perforerend geweld (ballistisch trauma, c.q. schotletsel), en vormden twee inschoten.
Schotkanalen:
In relatie tot letsel A: een naar rugwaarts, hoofdwaarts en iets naar rechts gericht wondkanaal.
In relatie tot letsel B: een naar rechts en iets hoofdwaarts verlopend wondkanaal.
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer 4], 62 jaren oud geworden, werden twee inschoten van het hoofd vastgesteld, die ieder op zich of in combinatie het overlijden verklaren.
44.
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door ing. P.J.M. Pauw-Vugts, van 14juni 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 19, 5993, 5994, 6002, 6006 en 6007:
Mogelijk gebruikte vuurwapens
Kaliber 7.65mm Browning
De vorm en de ligging van de systeemsporen in de huizen vertonen sterke gelijkenis met die van een semi-automatisch werkend pistool van het merk Crvena Zastava, model M70.
Kaliber 22 Long (Rifle)
De vorm en de ligging van de systeemsporen in de huizen vertonen sterke gelijkenis met die van een semi-automatisch werkend pistool of geweer.
Vraag 5 Zijn de verschoten munitiedelen afkomstig uit één of meerdere vuurwapen(s)?
De munitiedelen zijn afkomstig uit (minimaal) 2 vuurwapens.
Hulzen kaliber 7.65mm Browning
Het vergelijkend onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd dat de huizen zijn verschoten met één vuurwapen. De sterkte van deze aanwijzingen wordt hieronder verder toegelicht. Voor de verschillende huizenparen die te combineren zijn binnen de vier huizen [AAKT447ONL, AAME9533NL,-36NL en-37NLj, kaliber 7,65mm Browning, zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De huizen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen. Hypothese 2: De huizen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Hulzen kaliber .22 Long (Rifle)
Het vergelijkend onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd dat de huizen zijn verschoten met één vuurwapen. De sterkte van deze aanwijzingen wordt hieronder verder toegelicht. Voor de verschillende huizenparen die te combineren zijn binnen de zeven huizen [AAKS8755NL, AAME9532NL,-9534NL,-9535NL,-9538NL,-954 1NL en-9644NL], kaliber .22 (Long) Rifle, zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 5: De huizen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen. Hypothese 6: De huizen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
De resultaten van het vergelijkend huisonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 5 waar is, dan wanneer hypothese 6 waar is.
45.
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door ing. S.B.C.G. Chang, van 10 mei 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 19, 6053 en 6054:
Slachtoffer [slachtoffer 2](sectienummer 2018-198)
De bevindingen van het onderzoek aan letsel A zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand tussen 25 en 100 centimeter is, dan wanneer de schootsafstand kleiner dan 25 centimeter of groter dan 100 centimeter is. De bevindingen van het onderzoek aan letsel B zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand groter is dan 25 centimeter, dan wanneer de schootsafstand kleiner is dan 25 centimeter.
Slachtoffer [slachtoffer 1](sectienummer 2018-199)
De bevindingen van het onderzoek aan letsels A en B zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand groter is dan 25 centimeter, dan wanneer de schootsafstand kleiner is dan 25 centimeter. De bevindingen van het onderzoek aan letsel C zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand kleiner is dan 10centimeter, dan wanneer de schootsafstand groter is dan 10 centimeter.
Slachtoffer [slachtoffer 3](sectienummer 2018-200)
De bevindingen van het onderzoek aan letsel A zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand tussen 25 en 75 centimeter is, dan wanneer de schootsafstand kleiner dan 25 centimeter of groter dan 75 centimeter is. De bevindingen van het onderzoek aan letsel B zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand tussen 25 en 100 centimeter is, dan wanneer de schootsafstand kleiner dan 25 centimeter of groter dan 100 centimeter is. De bevindingen van het onderzoek aan letsel F zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand groter is dan 25 centimeter, dan wanneer de schootsafstand kleiner is dan 25 centimeter.
Slachtoffer [slachtoffer 4](sectienummer 2018-201)
De bevindingen van het onderzoek aan letsel A zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand tussen 25 en 75 centimeter is, dan wanneer de schootsafstand kleiner dan 25 centimeter of groter dan 75 centimeter is. De bevindingen van het onderzoek aan letsel B zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand tussen 2,5 en 100 centimeter is, dan wanneer de schootsafstand kleiner dan 2,5 centimeter of groter dan 100 centimeter is.
46.
Het proces-verbaal (samenvattend) sporenonderzoek, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 18, 5231, 5232.
Perceel adres te plaatsnaam betrof een bedrijfspand waarin een growshop gevestigd was.
In de winkelruimte werden in totaal drie hulzen aangetroffen en voorzien van SIN’s AAME954INL, AAME9538NL en SIN AAKT447ONL.
Afgelezen bodemstempels en kalibers:
Huls v.v. sporenbord 1: kaliber .22 “Super X”
Huls v.v. sporenbord 2: kaliber .22 “R”
Huls v.v. sporenbord 19: kaliber 7.65 “GECO 7.65 Browning”
In de kantoorruimte werden in totaal drie hulzen aangetroffen. Eén huls werd bij de ingang aangetroffen. Deze huls lag direct links naast de ingang van het pand, op de vloer van de kantoorruimte. Deze huls werd voorzien van SIN SIN-NUMMER. De andere twee hulzen werden voorzien van STNAAME9534NL en voorzien van SIN AAME9532NL.
Afgelezen bodemstempels en kalibers:
Huls v.v. sporenbord 3: kaliber 7.65 “GECO 7.65 Browning”
Huls v.v. sporenbord 4: kaliber .22 “R”
Huls v.v. sporenbord 5: kaliber .22 “R”
In de opslagruimte werden in totaal drie hulzen aangetroffen en voorzien van SIN SIN-NUMMER, SIN AAME9535NL en SIN AAME9533NL.
Afgelezen bodemstempels en kalibers:
Huls v.v. sporenbord 6: kaliber 7.65 “GECO 7.65 Browning”
Huls v.v. sporenbord 7: kaliber .22 “R”
Huls v.v. sporenbord 8: kaliber 7.65 “GECO 7.65 Browning”
Op de zolderverdieping werd in totaal één huls aangetroffen en voorzien van SEN AAME9644NL. Afgelezen bodemstempel en kaliber:
Huls v.v. sporenbord 21: kaliber .22 “Super X”.
47.
Het deskundigenverslag van The Maastricht Forensic Institute, opgemaakt door dr. F.J. Herbergs, van 3 december 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 19, 6100, 6101:
Een afgeleid DNA-mengprofiel afkomstig van de bemonstering van de huis SIN-NUMMER#01 iso p 16 november 2018 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van [medeverdachte 2], geboren op 25 september 1986 (RAAS592ONL)
4.1
Statistische onderbouwing
Om een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van celmateriaal van slachtoffer [slachtoffer 1]en [medeverdachte 2] in de bemonstering van huis SIN-NUMMER#01 is de likelihood ratio (LR) methode toegepast.
Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen:
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer 1]en [medeverdachte 2].
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer 1]en een onbekende, niet verwante persoon. De resultaten van het onderzoek zijn meer dan een miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
48.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 18, 5494:
Bevindingen
Op de vloer in het winkelgedeelte achter de toonbank, op de vloer van het kantoor en op de trap in het kantoor naar de ‘zolder’ werden door mij, verbalisant [verbalisant 4], na bewerking met hICV, meerdere (fragmenten) bloedafdruksporen en schoenafdruksporen gezet met/in bloed aangetroffen.
Door mij, verbalisant [verbalisant 4], zijn op genoemde locatie op de vloeren meerdere als zodanig herkenbare met in bloed gezette (schoen)afdruksporen aangetroffen. Er zijn door mij, verbalisant [verbalisant 4], tenminste drie (3) verschillende schoenzoolprofielen aangetroffen.
49.
Het proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 18, 5649, 5653 met fotobladen 5657, 5658, 5662, 5663, 5666 5678, 5682 5690, 5692, 5693, 5695 5697:
De schoensporen: [9] A-foto 2277; (10) B-foto 2280; (13) E-foto 2284; [22] N-foto 2301; [24) P-foto 2305; [28] T-foto 2317 T-l; (29) U-foto 2319 U-l; (30) V-foto232l; [31] W-foto 2323 W-l en [36] AA-2-foto 2331, tonen een profiel, voor zover zichtbaar, bestaande uit rechte lijnen en gebogen lijnen (cirkeldelen).
Het profiel vertoont overeenkomst met het profiel in de zolen van schoenen van onder andere het merk Nike.
Foto 3 op blad 8 toont schoenafdrukspoor [28) op ware grootte.
Foto 4 op blad 9 toont een voorbeeld van het profiel van de zool van de schoenen van het merk Nike.
De schoensporen: [14] F-foto 2285 F-2; [15) G-foto 2287; [16] H-foto 2288; [17) 1-foto 2292; (18) J-foto 2293; [19) K-foto 2296; (20] L-foto 2299; (21) M-foto 2300; (32] X-foto 2324 X-1 [33) Y-foto2327 Y-1; [34) Z-foto2330; (35) 1-foto 2326; [36) AA-l-foto2331; [38) AC-foto 2334; [39] AD-foto 2336; [41] AF-foto 2348; (42) AG-foto 2343 en [43] AH foto 2344, tonen een profiel, voor zover zichtbaar, bestaande uit tapse blokken en kruisjes.
Het profiel vertoont overeenkomst met het profiel in de zolen van schoenen van onder andere het merk Timberland. De afmeting van het meest volledig gezette schoenspoor 1161 H-foto 2288, bedraagt voor zover meetbaar ongeveer 27 centimeter wat overeenkomt met een schoenmaat van ongeveer 40.
Foto 5 op blad 10 toont schoenafdrukspoor [16] op ware grootte.
Foto 6 op blad 11 toont een voorbeeld van het profiel van de zool van de schoenen van het merk Timberland.
50.
Het proces-verbaal sporenonderzoek, voor zover inhoudende, zakelijke weergegeven, op pagina ZD-01, 5306:
Bij het ontkleden van slachtoffer A ([slachtoffer 2]) zagen wij dat de binnenzijde van zijn jas/colbert was bebloed. Wij achten het onwaarschijnlijk dat dit bloed door
het slachtoffer zelf is gedoneerd; Zijn handen bevatte geen sporen van bloed en het
bloed afkomstig van zijn verwondingen zijn niet in die richting gelopen. Het is
aannemelijk dat iemand met bebloede handen of met een bebloed voorwerp aan de zijde van of in zijn binnenzak heeft gezeten.
51.
Het rapport ‘onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van de stoffelijke overschotten van [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], [slachtoffer 3]en [slachtoffer 4]in plaatsnaam op 13 november 2018’ opgemaakt door het NFI op 12 december 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bemonstering AAKT4464NL#10 betreft een bloedspoor dat is aangetroffen aan de
buitenzijde van de binnenzak van de jas.
In Tabel 5 staat vermeld van wie het DNA op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek afkomstig kan zijn. Wordt een persoon - van wie het DNA-profiel is vergeleken – niet vermeld, dan is er geen aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van DNA van deze persoon in die bemonstering.
52.
Het overzicht aantreffen slachtoffers, huizen en projectielen op de plaats delict, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 19, 6139.
53.
Het aanvullend proces-verbaal, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 19, 5703:
54.
Het proces-verbaal sporenonderzoek, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 19, 5726, 5728, 5731 en 5732 betrof:
Merk: Volkswagen Golf
Type: Volkswagen Golf
Kleur: Zwart
Kenteken: KENTEKEN
Wij stelden een onderzoek in aan de personenauto.
Onderstaand spoor werd getest met de tetrabasetest die een positieve reactie gaf. Hierna werd dat spoor op 27 november 2018 voor een spoed DNA-onderzoek veiliggesteld.
Dit betrof het spoor: Achterzijde passagiersstoel links onderin op opbergvak SINAAKT4899NL
Conclusie luminolonderzoek:
De aan de binnenzijde van de personenauto aangetroffen bloedsporen concentreren zich voornamelijk rechtsvoor en rechtsachter. Rechtsvoor concentreerden de bloedsporen zich voornamelijk op de binnenzijde van het rechter voorportier, de rugleuning van de passagiersstoel en de vloermat. Dit zou kunnen passen in het beeld van overdracht van bloed via bebloede kleding en/of handen en/of schoenen al dan niet tijdens het zitten op de passagiersstoel of het in-of uitstappen. Rechtsachter concentreerden de bloedsporen zich voornamelijk op de vloer, laag op- en onder de achterzijde van de passagiersstoel, de vloermat en op het middengedeelte van de zitting van de achterbank. Dit zou kunnen passen in het beeld van overdracht van bloed via bebloede kleding en/of handen en/of schoenen al dan niet tijdens het zitten op de achterbank of het in-of uitstappen.
Overig onderzoek:
Door mij werd de zwarte boodschappen trolley uit de kofferbak gehaald. Ik zag dat er een huls in het grote vak van de boodschappentrolley lag. Deze huls werd door mij veiliggesteld (SINAAKS8755NL). Wij zagen dat het een zilverkleurige huls betrof, .22LR met op de hulsbodem een ingeslagen teken met daarin de letter: R”.
55.
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door dr. Ing. M. van Gent, van 20 juli 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bemonstering AAKT4899NL#01 (een stuk textiel met bloed, achterzijde passagiersstoel links onderin op opbergvak) is onderworpen aan een aanvullend onderzoek.
Ten aanzien van verdachte [medeverdachte 3]
DNA-mengprofiel AAKT4899NL#01 is ongeveer 650 miljoen keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [medeverdachte 3] en drie willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van vier willekeurige onbekende personen.
56.
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door dr. A.J. Kal, van 28 januari 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina ZD-01, ordner 19, 5985:
Bemonstering AAKT4899NL#0l
Het DNA-profiel, van de verdachte [medeverdachte 3] WAAA2O44NL matcht met het DNA-mengprofiel van bemonstering AAKT4899NL#01 (een stuk textiel met bloed). Dit betekent dat [medeverdachte 3] een van de personen kan zijn van wie DNA aanwezig is in deze bemonstering, naast DNA van slachtoffer [slachtoffer 1]en minimaal één onbekende persoon.
Feit 2
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 september 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
Het proces-verbaal kennisgeving inbeslagneming, pagina ZD-03, ordner 21, 285;
Het proces-verbaal onderzoek wapen, pagina ZD-03, ordner 21, 292.