ECLI:NL:GHARL:2024:930

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
200.334.066
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling in het belang van de kinderen na beëindiging gezag ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], na een eerdere beschikking van de kinderrechter. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van 18 augustus 2023, waarin de omgangsregeling was vastgesteld. De moeder verzocht het hof om de beschikking te vernietigen en een nieuwe regeling te treffen die haar meer omgang met de kinderen zou geven.

Het hof heeft vastgesteld dat de omgangsregeling die door de kinderrechter was bepaald, in het belang van de kinderen is. De kinderen hebben een complexe achtergrond, waarbij het gezag van de ouders is beëindigd en de GI (Stichting William Schrikker) de voogdij heeft. De huidige regeling houdt in dat de kinderen eenmaal per maand omgang hebben met afwisselend de moeder of de vader, wat hen meer rust en stabiliteit biedt. Het hof heeft de mening van de kinderen in overweging genomen, maar ook de zorgen van de GI en de moeder over de emotionele belasting van de kinderen.

Het hof concludeert dat de voorgestelde wijziging van de moeder, die meer omgangsmomenten zou inhouden, niet in het belang van de kinderen is. De kinderen ervaren stress en spanning rondom de omgangsmomenten, en het hof vindt het belangrijk dat zij de ruimte hebben om hun eigen leven op te bouwen. De huidige regeling wordt daarom bekrachtigd, en het verzoek van de moeder wordt afgewezen. De beslissing is genomen met inachtneming van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.334.066
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 554182 en 554196
beschikking van 8 februari 2024
in de zaak van
[verzoekster],
die woont in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. H.S. Franken,
de gecertificeerde instelling Stichting William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
die is gevestigd in Amsterdam,
belanghebbende in hoger beroep,
hierna: de GI,
[de vader],
die woont in [woonplaats2] ,
belanghebbende in hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. V.C. Th. Van ’t Westende Meeder,
[de pleegouders] ,
die wonen in [woonplaats3] ,
belanghebbenden in hoger beroep,
hierna: de pleegouders van [de minderjarige1] ,
[de gezinshuisouders] ,
die wonen in [woonplaats4] ,
belanghebbenden in hoger beroep,
hierna: de gezinshuisouders van [de minderjarige2] .

1.Samenvatting van de beslissing

De kinderrechter heeft de omgangsregeling gewijzigd. Het hof vindt dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De kern van de zaak

2.1
De vader en de moeder hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van:
- [de jong-meerderjarige] , die is geboren [in] 2004;
  • [de minderjarige1] , die is geboren [in] 2009;
  • [de minderjarige2] , die is geboren [in] 2011.
2.2
Het gezag van de ouders over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is beëindigd. De GI is de voogd van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
2.3
[de minderjarige2] woont in een gezinshuis en [de minderjarige1] woont in een pleeggezin.
2.4
De GI heeft de kinderrechter verzocht om de omgangsregeling voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en de ouders te wijzigen. In de beschikking van 18 augustus 2023 heeft de kinderrechter, uitvoerbaar bij voorraad, de volgende omgangsregeling bepaald:
  • [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben eenmaal per maand van 15.00 uur tot 18.00 uur omgang met afwisselend de moeder of de vader, op een in overleg met de ouders te bepalen datum;
  • [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben daarnaast een extra omgangsmoment van 15.00 uur tot 18.00 uur, op een in overleg met de ouders te bepalen datum, namelijk:
o In de zomervakantie:
[de minderjarige1] met de moeder;
[de minderjarige2] met de vader;
o In de kerstvakantie:
[de minderjarige1] met de vader;
[de minderjarige2] met de moeder.
Het meer of anders verzochte heeft de rechtbank afgewezen.
2.5
De moeder is het niet eens met de beschikking van 18 augustus 2023 en komt in hoger beroep. De moeder verzoekt het hof om de beschikking te vernietigen en te bepalen dat de moeder een keer per maand omgang heeft met de kinderen op woensdagmiddag van 15.00 uur tot 18.00 uur en een bezoek van drie uur in de zomervakantie en een bezoek van drie uur in de kerstvakantie.
2.6
De GI voert verweer in hoger beroep.
2.7
Het hof heeft de volgende stukken:
  • het beroepschrift met bijlagen, binnengekomen op 3 november 2023;
  • het verweerschrift van de GI;
  • een journaalbericht van de moeder van 3 januari 2024 met bijlage.
2.8
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn uitgenodigd om met één van de raadsheren over de zaak te komen praten. Zij hebben ervoor gekozen om dat niet te doen. [de minderjarige1] heeft het hof een e-mail gestuurd, waarin hij zijn mening over de zaak geeft.
2.9
De zitting bij het hof was op 11 januari 2024. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat;
  • twee vertegenwoordigers van de GI;
  • een vertegenwoordiger van de raad.
2.1
De vader heeft het hof op 8 januari 2024 via zijn advocaat laten weten dat hij en zijn advocaat niet bij de mondelinge behandeling aanwezig zullen zijn en dat hij geen inbreng wenst te geven.

3.Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet?
3.1
De GI kan de rechter verzoeken om de omgangsregeling te wijzigen, als de omstandigheden zijn gewijzigd. [1] De rechter kijkt dan naar alle omstandigheden van het geval en neemt een beslissing die hij in het belang van het kind wenselijk vindt.
Wat vindt het hof?
3.2
Het hof vindt dat de omstandigheden gewijzigd zijn, omdat alle partijen het erover eens zijn dat de vorige omgangsregeling niet in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] was. Volgens de vorige omgangsregeling zagen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] de ouders één keer per maand op dezelfde dag. De kinderen gingen eerst voor 1,5 uur naar de ene ouder en daarna nog één uur naar de andere ouder. De GI en de moeder zijn het erover eens dat die omgangsregeling te onrustig en belastend was voor de kinderen. Omdat de omstandigheden zijn gewijzigd, kan het hof de omgangsregeling wijzigen.
3.3
Het hof vindt dat de omgangsregeling die de kinderrechter heeft bepaald, het meest in het belang van de kinderen is.
3.4
De GI heeft verteld dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] de huidige omgangsregeling fijn vinden. Zij vinden het goed om de ene maand omgang te hebben met de moeder en de andere maand met de vader. [de minderjarige1] heeft dat ook geschreven in zijn e-mail aan het hof. Hij vindt het fijn dat de omgangsmomenten langer duren en hij hoeft niet vaker een omgangsmomenten met de ouders. De moeder heeft verteld dat zij betwijfelt of dit echt de mening van [de minderjarige1] is. Het hof ziet echter geen reden om aan de e-mail van [de minderjarige1] te twijfelen. De moeder heeft bij journaalbericht van 3 januari 2024 een briefje overgelegd dat [de minderjarige2] uit eigen beweging geschreven zou hebben tijdens een (kerst)bezoek aan de moeder, waarin zij aangeeft dat zij vaker bij de moeder wil zijn. De inhoud van dat briefje geeft het hof geen aanleiding voor een ander oordeel dan hiervoor onder 3.3 is weergegeven. De mening van [de minderjarige2] is moeilijk vast te stellen. Zij heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om met een raadsheer van het hof over de zaak te praten en geeft in het pleeggezin en bij de GI iets anders aan dan bij de moeder. Het hof maakt zijn eigen afweging.
Het hof betreurt het dat de moeder [de minderjarige2] in een moeilijke positie heeft gebracht door de pleegouders en/of de GI na het bezoek niet op de hoogte brengen van het briefje van [de minderjarige2] .
3.5
De moeder heeft verteld dat ze blij is dat de bezoekmomenten met de kinderen nu drie uur duren, in plaats van één of anderhalf uur. Daardoor is er nu meer tijd om iets te ondernemen of samen te eten. De moeder wil de kinderen daarnaast ook vaker zien, namelijk één keer per maand.
3.6
Het hof heeft er begrip voor dat de moeder [de minderjarige1] en [de minderjarige2] liever vaker wil zien, maar vindt het niet in het belang van de kinderen om het aantal omgangsmomenten uit te breiden. Het hof stelt vast dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] veel hebben meegemaakt toen zij nog bij de ouders woonden. Zij zijn hierdoor getraumatiseerd. [de minderjarige1] krijgt inmiddels traumabehandeling, maar [de minderjarige2] nog niet. De GI heeft verteld dat allebei de kinderen stress- en spanningsklachten ervaren rondom de omgangsmomenten met de moeder. [de minderjarige1] heeft daar ook de dagen na de omgang nog last van.
3.7
Het hof stelt vast dat alle partijen vinden dat het te onrustig is voor de kinderen om allebei de ouders op dezelfde dag te zien. Iedereen is het er dus over eens dat de omgangsmomenten met de ouders op aparte dagen moeten zijn. De moeder wil de kinderen één keer per maand zien. Voor de kinderen zou dat betekenen, wanneer de om- en -om regeling wordt gehandhaafd, dat zij twee keer per maand een omgangsmoment hebben: de ene keer met de moeder en de andere keer met de vader. Het hof vindt dat te veel voor de kinderen, zeker omdat zij rond elk omgangsmoment stress en spanning ervaren. Bovendien komen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op een leeftijd dat zij meer een eigen leven gaan opbouwen. De GI schrijft in het verweerschrift dat de kinderen het druk hebben met school, sociale contacten en sporten. Het hof vindt de huidige omgangsregeling daarom het beste passen bij de wensen, mogelijkheden en levensfase van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
3.7
Het hof wijst het verzoek van de moeder af en bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Nederland van 18 augustus 2023;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, J.U.M. van der Werff en L. Hamer, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2024.

Voetnoten

1.Artikel 1:377a en artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) en HR 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:943.