In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 april 2022. De zaak betreft de vaststelling van het belastbaar inkomen uit werk en woning voor het jaar 2016. Het Hof verwijst naar zijn tussenuitspraak van 26 september 2023, waarin het onderzoek was heropend en belanghebbende de gelegenheid kreeg om nadere informatie te verstrekken. Na ontvangst van deze informatie heeft het Hof besloten om zonder nadere mondelinge behandeling uitspraak te doen.
De partijen hebben overeenstemming bereikt over de hoogte van het belastbare inkomen uit werk en woning voor de jaren 2015, 2016 en 2017. Voor het jaar 2016 is het belastbare inkomen vastgesteld op € 29.242. Het Hof stelt vast dat de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor 2016 was gebaseerd op een belastbaar inkomen van € 23.226. Het Hof is echter niet bevoegd om de aanslag te verhogen, omdat de belastingrechter daartoe niet in staat is.
Uiteindelijk oordeelt het Hof dat het hoger beroep ongegrond is en ziet het geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.