ECLI:NL:GHARL:2024:889

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
22/822 t/m 22/824
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belastbaar inkomen uit werk en woning voor de jaren 2015, 2016 en 2017

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 april 2022. De zaak betreft de belastingaanslagen voor de jaren 2015, 2016 en 2017, waarbij de hoogte van het belastbare inkomen uit werk en woning aan de orde is. Het Hof verwijst naar zijn tussenuitspraak van 26 september 2023, waarin het onderzoek was heropend en belanghebbende de gelegenheid kreeg om nadere informatie te verstrekken. Na de indiening van deze informatie en de reactie van de Inspecteur, hebben partijen aangegeven dat het Hof uitspraak kan doen zonder nadere mondelinge behandeling.

Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende en haar fiscale partner gezamenlijk hebben gekozen om de belastbare inkomsten uit eigen woning in de jaren 2015, 2016 en 2017 volledig aan belanghebbende toe te rekenen. De partijen zijn het erover eens geworden dat het belastbare inkomen uit werk en woning voor belanghebbende als volgt moet worden vastgesteld: € 94.792 voor 2015, € 54.059 voor 2016 en € 68.313 voor 2017. Het Hof heeft deze bedragen overgenomen in zijn beslissing.

De uitspraak van het Hof verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en de uitspraken van de Inspecteur, en vermindert de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2015, 2016 en 2017. Tevens is de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, die in totaal zijn vastgesteld op € 4.247,50. Het Hof heeft ook bepaald dat de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende moet vergoeden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummers BK-ARN 22/822, 22/823 en 22/824
uitspraakdatum: 6 februari 2024
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 15 april 2022, nummers AWB 21/4156, 21/4159 en 21/4160, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Rotterdam(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Voor het ontstaan en de loop van het geding tot de mondelinge behandeling van de zaak door het Hof op 16 augustus 2023 verwijst het Hof naar zijn tussenuitspraak van 26 september 2023 in dit geding, nummers 22/822, 22/823 en 22/824, ECLI:NL:GHARL:2023:8247 (hierna: de tussenuitspraak).
1.2.
In de tussenuitspraak heeft het Hof het onderzoek heropend en belanghebbende in de gelegenheid gesteld nadere informatie te verstrekken. Belanghebbende heeft nadere informatie verstrekt. De Inspecteur heeft daarop gereageerd. Belanghebbende heeft vervolgens gereageerd op de reactie van de Inspecteur.
1.3.
Bij brief van 17 november 2023 heeft het Hof partijen gevraagd of zij behoefte hebben aan een nadere mondelinge behandeling. Partijen hebben het Hof bericht dat het Hof uitspraak kan doen zonder nadere mondelinge behandeling.
1.4.
Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten en bepaald dat uitspraak zal worden gedaan.

2.Vaststaande feiten en geschil

Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van het geschil verwijst het Hof naar de tussenuitspraak.

3.Beoordeling van het geschil

3.1.
De heropening van het onderzoek was uitsluitend gericht op het voor de jaren 2015, 2016 en 2017 berekenen van de hoogte van de belastbare inkomsten uit eigen woning, de herrekening van de belastbare winst uit onderneming en het daaruit voorvloeiende belastbare inkomen uit werk en woning (box 1).
3.2.
Het Hof begrijpt uit de nadere informatie dat belanghebbende en haar fiscale partner met toepassing van artikel 2.17 van de Wet IB 2001 gezamenlijk hebben gekozen om de belastbare inkomsten uit eigen woning in de jaren 2015, 2016 en 2017 en de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen in de jaren 2015 en 2016 volledig aan belanghebbende toe te rekenen.
3.3.
Partijen hebben overeenstemming bereikt dat het belastbare inkomen uit werk en woning (box 1) van belanghebbende voor het jaar 2015 moet worden vastgesteld op € 94.792, voor het jaar 2016 op € 54.059 en voor het jaar 2017 op € 68.313.
3.4.
Het Hof zal partijen hierin volgen en dienovereenkomstig beslissen.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

4.Griffierecht en proceskosten

4.1.
Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, dient de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht te vergoeden.
4.2.
Het Hof ziet aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende voor de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken. Het Hof merkt de onderhavige zaken (zaaknummers BK-ARN 22/822, 22/823 en 22/824) voor alle fases aan als samenhangende zaken in de zin van artikel 3, lid 2, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Dit betekent dat deze zaken voor de toepassing van artikel 2, lid 1, onderdeel a, van het Bpb als één zaak worden beschouwd. Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Bpb vast op € 310 voor de kosten in de bezwaarfase (1 punt (bezwaarschrift) x wegingsfactor 1 x € 310), € 1.750 voor de kosten in eerste aanleg (2 punten (beroepschrift en bijwonen zitting) x wegingsfactor 1 x € 875) en € 2.187,50 voor de kosten in hoger beroep (2,5 punten (hogerberoepschrift, bijwonen zitting en schriftelijke inlichtingen) x wegingsfactor 1 x € 875), ofwel in totaal op € 4.247,50.

5.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond,
– vernietigt de uitspraken van de Inspecteur,
– vermindert de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 94.792 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 428,
– vermindert de aanslag IB/PVV voor het jaar 2016 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54.059 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 609,
– vermindert de aanslag IB/PVV voor het jaar 2017 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.313,
– vermindert de beschikkingen belastingrente voor de jaren 2015, 2016 en 2017 dienovereenkomstig,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 4.247,50, en
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 49 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 136 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Breij, voorzitter, mr. A.E. Keulemans en mr. A.I. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van dr. J.W.J. de Kort als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2024.
De griffier, De voorzitter,
(J.W.J. de Kort) (M.M. Breij)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 8 februari 2024.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.