In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 april 2022. De zaak betreft de belastingaanslagen voor de jaren 2015, 2016 en 2017, waarbij de hoogte van het belastbare inkomen uit werk en woning aan de orde is. Het Hof verwijst naar zijn tussenuitspraak van 26 september 2023, waarin het onderzoek was heropend en belanghebbende de gelegenheid kreeg om nadere informatie te verstrekken. Na de indiening van deze informatie en de reactie van de Inspecteur, hebben partijen aangegeven dat het Hof uitspraak kan doen zonder nadere mondelinge behandeling.
Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende en haar fiscale partner gezamenlijk hebben gekozen om de belastbare inkomsten uit eigen woning in de jaren 2015, 2016 en 2017 volledig aan belanghebbende toe te rekenen. De partijen zijn het erover eens geworden dat het belastbare inkomen uit werk en woning voor belanghebbende als volgt moet worden vastgesteld: € 94.792 voor 2015, € 54.059 voor 2016 en € 68.313 voor 2017. Het Hof heeft deze bedragen overgenomen in zijn beslissing.
De uitspraak van het Hof verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en de uitspraken van de Inspecteur, en vermindert de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2015, 2016 en 2017. Tevens is de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, die in totaal zijn vastgesteld op € 4.247,50. Het Hof heeft ook bepaald dat de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende moet vergoeden.