ECLI:NL:GHARL:2024:857

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
200.321.433/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van drukker voor tekortkoming bij levering van printwerk voor tentoonstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Probo Sign B.V. en een opdrachtgever, aangeduid als [geïntimeerde]. De zaak betreft een mislukte fotoprint voor een tentoonstelling, waarbij Probo als drukker aansprakelijk werd gesteld voor de tekortkomingen in de geleverde print. De opdrachtgever had Probo opdracht gegeven voor het maken van een print op een posterwand voor een tentoonstelling, maar de geleverde print voldeed niet aan de verwachtingen. Na meerdere klachten en pogingen tot herstel, heeft de opdrachtgever schadevergoeding geëist. De kantonrechter had eerder een gedeeltelijke schadevergoeding toegewezen, maar Probo ging in hoger beroep om deze beslissing aan te vechten. Het hof oordeelde dat Probo tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst, maar dat de schadevergoeding lager moest zijn dan eerder toegewezen. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en stelde de schadevergoeding vast op € 903,65, te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.321.433/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 9448497
arrest van 6 februari 2024
in de zaak van
Probo Sign B.V.,
die is gevestigd in Dokkum,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde,
hierna:
Probo,
advocaat: mr. B. Korvemaker te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde] , h.o.d.n. [naam1],
die woont in [woonplaats1] ,
en bij de kantonrechter optrad als eiseres,
hierna:
[geïntimeerde] ,
advocaat: mr. J.B. Rijpkema te Groningen.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 7 maart 2023 heeft op 6 juni 2023 een mondelinge behandeling na aanbrengen bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna heeft Probo een memorie van grieven en [geïntimeerde] een memorie van antwoord genomen en partijen daarna ieder nog een akte. Vervolgens hebben zij het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen, waartoe [geïntimeerde] de stukken aan het hof heeft gegeven.

2.De kern van de zaak

2.1
[geïntimeerde] heeft Probo opdracht gegeven tot het maken van een print op een posterwand. Het gaat om een zogeheten "Airtex product" voor een gebogen wand met een lengte van 17,5 meter voor een tentoonstelling. Volgens [geïntimeerde] heeft Probo die opdracht niet goed uitgevoerd (heeft Probo wanprestatie gepleegd) en heeft zij daardoor schade geleden, die Probo zou moeten vergoeden. Dat heeft de volgende feitelijke achtergrond.
2.2
[geïntimeerde] heeft een advies- en ontwerpbureau op het gebied van museuminrichtingen, thematische tentoonstellingen en binnenhuisarchitectuur. Zij schakelt per tentoonstelling verschillende onderaannemers in voor de realisatie van het ontwerp, bijvoorbeeld voor de teksten, illustraties, prints en de op- en afbouw van de tentoonstelling.
2.3
Probo exploiteert een drukkerij, die full color printwerk van groot formaat, zoals
spandoeken, vlaggen, panelen, folie, papier, displays en frames produceert. Probo hanteert algemene voorwaarden van maart 2013, waarin in artikel 6 onder meer de aansprakelijkheid voor schade is beperkt en in artikel 7 de wijze van uitvoering van de opdracht is geregeld en artikel 14 betrekking heeft op het onderzoek bij aflevering en de wijze van handelen bij constatering van afwijkingen.
2.4
[geïntimeerde] heeft in de webshop van Probo op 4 juni 2020 met Probo een
bestelling geplaatst voor de levering van een “Airtex product" met een
totale oppervlakte van ongeveer 48 m2, bij een lengte van 17 meter, tegen betaling van
een bedrag van € 737,87 (hierna: de print). Voor de print heeft [geïntimeerde] een ontwerp aangeleverd dat door de heer [naam2] , werkzaam bij DigiTAAL Effectieve
Communicatie (hierna: [naam2] , respectievelijk Digitaal), was uitgewerkt tot een digitaal en
print gereed bestand. De print was bedoeld voor de tentoonstelling '`Fryske skatten yn it
grien". Op de print zijn afbeeldingen en teksten afgedrukt.
2.5
Op 29 juni 2020 constateerde [geïntimeerde] dat delen van de tekst op de geleverde print
niet leesbaar waren. [geïntimeerde] heeft daarover op 30 juni 2020 bij Probo geklaagd. Probo heeft
op 2 juli 2020 een nieuwe print aan [geïntimeerde] geleverd.
2.6
Op 8 juli 2020 heeft [geïntimeerde] de nieuwe print laten aanbrengen op de wand van de tentoonstelling bij haar opdrachtgever. Omdat [geïntimeerde] niet tevreden was over de geleverde herstelprint heeft zij opnieuw contact opgenomen met Probo. Op 2 november 2020 heeft de heer [naam3] , kleurexpert bij Probo (hierna: [naam3] ), de herstelprint op locatie bekeken.
2.7
Vervolgens heeft Probo een proefprint gemaakt en na goedkeuring door
[geïntimeerde] een definitieve print gemaakt. [geïntimeerde] heeft bij haar goedkeuring voor de derde
print verzocht om een tegemoetkoming in de door haar vanwege de twee eerdere prints
gemaakte kosten.
2.8
Op 13 november 2020 heeft Probo aan [geïntimeerde] onder meer het volgende meegedeeld:
“Goed om te horen dat de test is goedgekeurd en we de klacht gaan afronden!
Ik ga een herstel voor je inzetten en deze met [naam3] oppakken om dit juiste resultaat weer te behalen. Zou je mij willen laten weten waar de test heen gestuurd mag worden?
Normaliter vergoeden wij gevolgkosten niet, echter begrijp ik dat we hierin een uitzondering moeten maken. Zou je mij het overzicht willen sturen met de gemaakte kosten?
Dan ga ik dit overleggen."
2.9
[geïntimeerde] heeft op 13 november 2020 van het bedrijf TwoWrap een prijsopgave gekregen voor het herstellen van de airtexwand. De geschatte kosten bedroegen € 3.910,- ex btw.
2.1
Op 16 november 2020 heeft [geïntimeerde] aan Probo laten weten dat de derde print
niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet.
2.11
Op 2 december 2020 heeft Probo aan [geïntimeerde] het volgende - voor
zover van belang - meegedeeld:
“Hierbij de beloofde terugkoppeling.
Ik ben bang dat we een einde moeten knopen aan deze langlopende kleur klacht.
[naam3] en ik zijn tot de conclusie gekomen dat we het gewenste resultaat niet voor elkaar krijgen.
En dat de printers niet constant genoeg zijn voor deze order.
We hebben al zoveel pogingen, testen en orders geplaatst maar het lukt ons niet
Is de print die momenteel hangt in jullie ogen onbruikbaar of zouden je met een tegemoetkoming in de kosten deze print kunnen gebruiken?”
2.12
Op 7 december 2020 heeft [geïntimeerde] aan Probo een factuur voor € 10.280,02 gezonden ter zake van gevolgschade en vervangingskosten.
2.13
Op 18 december 2020 heeft Probo aan [geïntimeerde] een creditnota ten bedrage van
€ 737,87 gezonden.
2.14
Op 30 april 2021 heeft Digitaal aan [geïntimeerde] een factuur ten bedrage van € 2.194,52
gezonden voor door [naam2] verrichte werkzaamheden aangaande de tentoonstelling
Digitaal heeft de volgende werkzaamheden gedeclareerd: onderzoek ter
plaatse, diverse besprekingen, fotografie op locatie, nabewerking fotografie, juridische
bijstand, bestudering bestanden en gemaakte afspraken. Daarnaast heeft Digitaal reisuren en
reiskosten gedeclareerd.
2.15
In een door [geïntimeerde] overgelegd overzicht van 12 mei 2021 van haar gevolgschade
heeft zij uitgaande van een uurtarief van € 75,00 (exclusief btw), voor diverse door haar
uitgevoerde werkzaamheden een bedrag van € 2.904,00, en, uitgaande van een tarief van
€ 0,19 per kilometer en 1222,26 gereden kilometers, voor reiskosten een bedrag van
€ 232,23, dus in totaal € 3.136,23 als gevolgschade berekend.
2.16
Probo heeft geweigerd een schadevergoeding aan [geïntimeerde] te betalen.
2.17
[geïntimeerde] heeft daarop bij de kantonrechter gevorderd dat Probo wordt veroordeeld tot betaling van € 10.061,85 met wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
2.18
De kantonrechter heeft deze vorderingen gedeeltelijk toegewezen, namelijk tot een bedrag van € 5.323,33, te vermeerderen met wettelijke rente over € 4.725,75, en met veroordeling van Probo in de proces- en nakosten (€ 1.126,19 en € 124). Verder zijn de vorderingen afgewezen.
2.19
De bedoeling van het hoger beroep van Probo is dat de toegewezen vorderingen alsnog worden afgewezen. [geïntimeerde] heeft geen hoger beroep ingesteld voor zover het de afwijzing van haar vorderingen betreft, zodat die in dit hoger beroep geen rol spelen.

3.Het oordeel van het hof

Inleiding
3.1
Het hof zal oordelen de vorderingen van [geïntimeerde] tot een lager bedrag toewijsbaar zijn en dat het hoger beroep van Probo dus deels terecht is. Dat wordt hierna uitgelegd. De bezwaren (grieven) zullen daarbij thematisch, onder tussenkopjes, worden behandeld.
De algemene voorwaarden van Probo
3.2
Volgens Probo moeten de vorderingen van [geïntimeerde] stranden op de algemene voorwaarden van Probo, omdat artikel 14.2 daarvan aan de tekortkoming in de weg staat
(“De prestatie van de opdrachtnemer geldt tussen partijen steeds als deugdelijk en overeenkomstig de opdracht indien de opdrachtgever na aflevering het geleverde of een gedeelte van het geleverde in gebruik heeft genomen”) en artikel 6 aansprakelijkheid van Probo voor directe en indirecte schade als gevolg van een tekortkoming, zoals door [geïntimeerde] is, gevorderd, uitsluit (“Voor alle directe en indirecte schade van de opdrachtgever (…) is de aansprakelijkheid van de opdrachtnemer uitgesloten, tenzij kan worden aangetoond dat dit niet tijdig of niet volledig overeenkomstig de overeenkomst uitvoeren onder de desbetreffende omstandigheden bij normale vakkennis en met inachtneming van normale oplettendheid en bij normale bedrijfsvoering niet was voorgevallen”).
3.3
[geïntimeerde] heeft het beroep van Probo op de algemene voorwaarden bestreden. De kantonrechter heeft haar daarin gevolgd en geoordeeld dat de algemene voorwaarden niet toepasselijk zijn doordat Probo geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat ten tijde van het maken van een account in 2017 of het plaatsen van de bestelling in 2020 de algemene voorwaarden heeft geaccepteerd.
3.4
Probo wijst voor haar stelling dat algemene voorwaarden van toepassing zijn op een proefbestelling van een medewerker van haar, waaruit zou volgen dat bij afronden van de bestelling op een digitale knop moet worden gedrukt, waarmee de voorwaarden worden geaccepteerd en gedownload. [geïntimeerde] heeft daartegen in gebracht dat een namens haar uitgevoerde ‘nepbestelling’ er qua lay-out van de pagina’s die in beeld kwamen anders uitziet dan in de proefbestelling van Probo en dat de knop voor het aanvaarden van de voorwaarden niet in beeld is verschenen. De stellingen van Probo staan daarmee vooralsnog onvoldoende vast. Dat zou na bewijslevering anders kunnen worden; Probo heeft ook aangeboden dat bewijs te leveren. Uit wat hierna in 3.7 en 3.13 volgt zal echter blijken dat het bewijsaanbod niet terzake dienend (relevant) is voor de beslissing en om die reden niet wordt gehonoreerd: ook als er vanuit wordt gegaan dat die voorwaarden van toepassing zijn, strandt het beroep daarop.
[geïntimeerde] heeft aangetoond dat Probo is tekortgeschoten in de nakoming van de opdracht
3.5
Probo heeft aangevoerd dat zij niet is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst met [geïntimeerde] . Na de eerste print, die ook volgens Probo zelf niet voldeed, is een tweede print gemaakt die door [geïntimeerde] is gebruikt en niet is vervangen door de derde print, na een proefprint.
3.6
[geïntimeerde] moet stellen en, zonodig bewijzen, dat Probo is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst met [geïntimeerde] . Dat vloeit voort uit de hoofdregel van bewijsrecht [1] . Op die stelling baseert zij immers haar vorderingen. [geïntimeerde] dient daarbij feiten en omstandigheden te stellen waaruit volgt dat de door Probo verrichte prestatie achter is gebleven bij wat [geïntimeerde] op grond van de overeenkomst mocht verwachten.
3.7
[geïntimeerde] heeft gesteld dat niet alleen de eerste print niet goed was – dat heeft Probo erkend – maar ook de tweede print afweek van het digitaal aangeleverde ontwerp, omdat de kleuren in het op de print voorkomende bloemendessin steeds vager werden en dat sprake was van een sterke afzwakking van de dynamische range van het bloemdessin, en te veel magenta in de print was verdwenen. Deze feitelijke stellingen zijn door Probo niet gemotiveerd betwist, waarmee [geïntimeerde] voldoende heeft aangetoond dat sprake is van een tekortkoming. Zij mocht immers verwachten dat de print overeenkomstig het aangeleverde ontwerp was en dat was niet het geval. Dat daarvan geen sprake was vindt steun in het feit dat Probo na de klacht over de tweede print en na controle van de kleuren door haar medewerker [naam3] - de klacht heeft erkend - een proefprint voor een derde versie heeft gemaakt. Probo heeft zelf, na melding van de klacht over de tweede print aangedrongen op foto's en de klacht ter plaatse onderzocht en de op 13 november 2020 onder 2.8 gemelde mededeling gedaan. Daarop stuit haar beroep op artikel 14.2 van de algemene voorwaarden af (er bij wege van veronderstelling van uitgaande dat die van toepassing zouden zijn).
3.8
Het feit dat, anders dan Probo aanvankelijk dacht, de derde versie niet is gebruikt op de posterwand en de tweede print niet is vervangen (volgens [geïntimeerde] in verband met de kosten) maakt niet dat geen sprake is van een tekortkoming. De stelling van Probo dat zij heeft gewaarschuwd voor een te lage resolutie (70 dpi) van het aangeleverde bestand kan haar niet baten, omdat zij niet heeft toegelicht welk effect die resolutie heeft gehad op het printwerk en dat en zo ja waarom, die lage resolutie de oorzaak van het gebrek in de tweede print was. Probo heeft zelf, na melding van de klacht over de tweede print aangedrongen op foto's en de klacht ter plaatse onderzocht en de op 13 november 2020 onder 2.8 gemelde mededeling gedaan.
[geïntimeerde] heeft recht op schadevergoeding, maar voor een lager bedrag dan door de kantonrechter is toegewezen
3.9
In beginsel heeft [geïntimeerde] recht op schadevergoeding, omdat de wet dat bepaalt [2] .
Daarvoor geldt echter wel dat [geïntimeerde] feiten en omstandigheden moet stellen waaruit kan volgt dat zij als gevolg van de tekortkoming schade heeft geleden, doordat zij in haar vermogen is benadeeld.
3.1
De toegewezen schadevergoeding betreft twee posten, te weten tijd en reiskosten van [geïntimeerde] zelf en kosten die [naam2] aan [geïntimeerde] in rekening heeft gebracht. Tegen beide posten heeft Probo bezwaar gemaakt.
3.11
Probo heeft, naar [geïntimeerde] onweersproken heeft gesteld, de klacht van [geïntimeerde] over de tweede print niet zonder meer willen accepteren en aangedrongen op foto’s. Onder die omstandigheden acht het hof het redelijk dat [geïntimeerde] [naam2] als professional heeft ingeschakeld voor het maken van die foto’s. Die had immers ook de foto’s voor het aangeleverde bestand gemaakt. Niet al diens kosten kunnen echter aan Probo worden doorberekend. Dat zou niet redelijk zijn. Op basis van diens factuur van 30 april 2021 en het daarmee corresponderende overzicht van [geïntimeerde] van 12 mei 2021 begroot het hof die kosten op
€ 903,65(ex btw) voor de uren die zijn gemoeid geweest met het onderzoek ter plaatse, de besprekingen op 24 juli, 4 september en 2 november 2011 (volgens het overzicht van [geïntimeerde] zijn dat besprekingen geweest over de tweede print), de fotografie op locatie, de nabewerking fotografie ( de noodzaak daarvan in verband met de vereiste kwaliteit, belichting en apparatuur is aannemelijk gemaakt door [geïntimeerde] ) en de reiskosten. De uren na 2 november 2021 hebben volgens het overzicht van [geïntimeerde] betrekking op de derde print. [geïntimeerde] niet heeft onderbouwd op grond waarvan het redelijk is dat zij ook daarvoor [naam2] heeft ingeschakeld en dat het gaat om redelijke kosten die Probo, in verband met verdere vaststelling van aansprakelijkheid, moet vergoeden, ook nu de derde en door [geïntimeerde] goedgekeurde print niet is gebruikt.
3.12
[geïntimeerde] heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van eigen kosten op basis van haar ‘overzicht gevolgschade’ van 12 mei 2021. Zoals gezegd blijkt daaruit dat het in juli en september, tot en met 2 november 2020, gaat om uren van [geïntimeerde] vanaf het moment dat de tweede print is aangeleverd op de locatie en de beoordeling daarvan. Daarna gaat het om tijd die is besteed aan de derde print, die door haar is goedgekeurd maar niet is aangebracht. Dat [geïntimeerde] daadwerkelijk materieel vermogensnadeel heeft geleden - los van de kosten die [naam2] haar in rekening heeft gebracht - als gevolg van de tekortkoming van Probo heeft zij niet voldoende onderbouwd. Enkel tijdsbesteding is daarvoor in dit geval niet voldoende en zij heeft niet gesteld dat zij door de tijd die zij aan deze kwestie heeft besteed, inkomen is misgelopen of verlies heeft geleden doordat zij die uren niet elders tegen betaling heeft kunnen inzetten. De gevorderde reiskosten van en naar [woonplaats1] zijn op basis van het overzicht van [geïntimeerde] niet zonder meer aan een datum te koppelen en zijn onvoldoende onderbouwd om als schade van de tekortkoming van Probo te kunnen worden toegewezen.
3.13
In de erkenning van [naam3] namens Probo dat de kleuren van de tweede print niet goed waren en dat de derde print een beter resultaat gaf en de stellingen van [geïntimeerde] daarover ligt besloten dat aan de tenzij-bepaling van artikel 6.1 van de algemene voorwaarden is voldaan (ook hier: er van uitgaande dat die voorwaarden van toepassing zijn).
3.14
Per saldo heeft [geïntimeerde] dus recht op een schadevergoeding van € 903,65 (ex. btw), te vermeerderen met de als zodanig niet bestreden wettelijke rente met ingang van
17 december 2020. Dat is minder dan de kantonrechter heeft toegewezen, zodat diens vonnis zal worden vernietigd.
3.15
Er is sprake van een tekortkoming van Probo, maar een aanzienlijk lager bedrag dan gevorderd wordt toegewezen. Het hof zal gezien die uitkomst van de zaak de proceskosten zowel in de procedure bij de kantonrechter als in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, waarbij het hof ook betrekt dat Probo bij de mondelinge behandeling na aanbrengen slechts door haar advocaat was vertegenwoordigd.
3.16
De veroordeling in deze uitspraak kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).
3.17
Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 27 september 2022, en beslist:
veroordeelt Probo tot betaling aan [geïntimeerde] van € 903,65 ex. btw, te
vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van
17 december 2020 tot de dag van volledige betaling;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt, zowel van het hoger beroep als van de procedure bij de kantonrechter;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. Smit, J.H. Kuiper en I. Tubben, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2024.

Voetnoten

1.Artikel 150 Rv.
2.Artikel 6:74 BW