ECLI:NL:GHARL:2024:8010

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
P24/222
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing tot verlenging van de terbeschikkingstelling en herbeoordeling van de maatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 25 juni 2024, waarbij de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met twee jaar werd verlengd. Het hof vernietigt deze beslissing, omdat de rechtbank in strijd met een eerder arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 17 mei 2022 heeft geoordeeld dat er sprake was van een geweldsmisdrijf, terwijl het hof in dat arrest expliciet had geoordeeld dat dit niet het geval was. De rechtbank had niet de bevoegdheid om het oordeel van de opleggingsrechter te wijzigen.

Het hof heeft de terbeschikkingstelling opnieuw beoordeeld en komt tot de conclusie dat de terbeschikkingstelling met twee jaar moet worden verlengd. De terbeschikkinggestelde, die lijdt aan schizofrenie en een licht verstandelijke beperking, heeft een hoog recidivegevaar. Het hof oordeelt dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de maatregel eist. De terbeschikkingstelling is ingegaan op 21 mei 2022, en gezien de ernst van het indexdelict en de voortgang van de behandeling is de verlenging met twee jaar proportioneel. De beslissing van de rechtbank kan daarom niet in stand blijven en wordt vernietigd.

Uitspraak

TBS P24/222

Beslissing van 24 december 2024

De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van

[terbeschikkinggestelde] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1988,
verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum [kliniek] (de kliniek),
verder te noemen: de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 25 juni 2024. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van 26 juni 2024 waarbij de terbeschikkinggestelde beroep heeft ingesteld;
- het appelschriftuur, gedateerd 8 juli 2024;
- de aanvullende informatie van de kliniek van 27 november 2024, met als bijlage de wettelijke aantekeningen over de periode van 9 december 2023 tot en met 24 oktober 2024.
Het hof heeft ter zitting van 12 december 2024 gehoord de advocaat-generaal,
mr. R.J.A. Segerink, en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman,
mr. Z. El Wali, waarnemend voor mr. W. van Vliet, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht.

Overwegingen

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkinggestelde heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het indexdelict een misdrijf betrof dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (verder verkort te noemen: geweldsmisdrijf). In het arrest waarbij de maatregel is opgelegd heeft het gerechtshof expliciet geoordeeld dat daarvan geen sprake is. De rechtbank was niet bevoegd dit oordeel van de opleggingsrechter te wijzigen. Daarnaast betwist de terbeschikkinggestelde ook inhoudelijk het oordeel dat het indexdelict een geweldsmisdrijf betrof. Uit de beslissing van de rechtbank zou volgen dat de maatregel (alsnog) niet in duur gemaximeerd zou zijn. Dat komt in strijd met artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Tot slot heeft de terbeschikkinggestelde verzocht de terbeschikkingstelling niet, dan wel met slechts één jaar in plaats van twee jaren te verlengen, zodat de maatregel proportioneel blijft.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de rechtbank moet worden vernietigd. Bij het arrest waarbij de terbeschikkingstelling is opgelegd is uitdrukkelijk geoordeeld dat geen sprake was van een geweldsmisdrijf. Dat oordeel kan niet door de verlengingsrechter worden gewijzigd.
Wel is aan de voorwaarden voor verlenging van de terbeschikkingstelling voldaan. Er is sprake van een stoornis en het risico op recidive zonder maatregel wordt ingeschat als hoog. De terbeschikkinggestelde staat nog aan het begin van zijn behandeling. Daarom dient de terbeschikkingstelling met twee jaren te worden verlengd.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof kan zich niet verenigen met de gronden die tot de beslissing van de rechtbank hebben geleid. Daarin ziet het hof aanleiding die beslissing te vernietigen en opnieuw recht te doen. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Vaststelling van een geweldsmisdrijf
De rechtbank heeft in haar beslissing, in afwijking van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 17 mei 2022 waarbij de terbeschikkingstelling is opgelegd, geoordeeld dat sprake was van een geweldsmisdrijf en dat daarmee de maatregel ongemaximeerd is. Het stond de rechtbank echter niet vrij het oordeel van het gerechtshof te wijzigen.
Het hof stelt daartoe voorop dat volgens jurisprudentie van de Hoge Raad - onder andere ook het door de rechtbank aangehaalde arrest van 25 mei 2021 (ECLI:NL:HR:2021:760) - als uitgangpunt heeft te gelden dat het de opleggingsrechter is die oordeelt of de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een geweldsmisdrijf (vgl. HR 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8434). Dit oordeel dient te zijn gebaseerd op de “aard van het feit”.
Wordt de terbeschikkingstelling met verpleging opgelegd naar aanleiding van een geweldsmisdrijf, dan is de in artikel 38e lid 1 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde beperking van de totale duur van de maatregel tot vier jaar niet van toepassing en kan de rechter die oordeelt over de verlenging van de maatregel de duur daarvan zonder beperking verlengen met telkens één of twee jaar. Het is dus de rechter die oordeelt over de verlenging van de maatregel (hierna ook: de verlengingsrechter) die de totale duur van de terbeschikkingstelling bepaalt.
Deze taakverdeling tussen de opleggingsrechter en de verlengingsrechter houdt hiermee verband dat het enerzijds mede vanuit de rechtspositie van de terbeschikkinggestelde bezien gewenst is dat bij de oplegging van de terbeschikkingstelling voorzienbaar is of deze wel of niet in duur gemaximeerd is, terwijl anderzijds in het algemeen de verlengingsrechter beter in staat is dan de opleggingsrechter om te beoordelen hoe lang ‑ mede gelet op de resultaten van de na de oplegging van die maatregel ingezette (psychiatrische) behandeling van de betrokkene en het daarmee samenhangende recidiverisico - de terbeschikkingstelling met verpleging moet voortduren.
In deze zaak heeft het gerechtshof in Amsterdam bij arrest van 17 mei 2022 de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd naar aanleiding van een veroordeling voor (onder andere) het opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was en terwijl het misdrijf was begaan met een terroristisch oogmerk. Daarbij heeft dat gerechtshof het volgende overwogen:
Nu het hof de maatregel oplegt ter zake van een misdrijf dat niet is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen is de duur van de maatregel gemaximeerd tot vier jaren.Het gerechtshof heeft dan ook expliciet en niet voor nadere interpretatie vatbaar als opleggingsrechter geoordeeld dat geen sprake was van een geweldsmisdrijf.
Gelet op het voorgaande stond het de rechtbank niet vrij haar eigen oordeel in de plaats te stellen van dat van de opleggingsrechter. De beslissing van de rechtbank kan daarom niet in stand blijven en zal worden vernietigd.
Verlenging van de maatregel
Het hof zal komen tot verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaren en overweegt daartoe als volgt.
Indexdelict
Zoals hiervoor overwogen heeft het gerechtshof in Amsterdam bij arrest van 17 mei 2022 de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd naar aanleiding van een veroordeling voor (onder andere) het opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was en terwijl het misdrijf was begaan met een terroristisch oogmerk. Daaruit volgt volgens dat hof dat geen sprake was van een geweldsmisdrijf, waardoor de terbeschikkingstelling in duur is gemaximeerd tot vier jaren.
Stoornis en recidivegevaar
Volgens de aanvullende informatie van de kliniek van 27 november 2024is er bij de terbeschikkinggestelde sprake is van schizofrenie, een licht verstandelijke beperking en een stoornis in cannabisgebruik.
Het risico op recidive door de terbeschikkinggestelde in geval van beëindiging van de maatregel wordt ingeschat als hoog. In geval van voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging van overheidswege wordt het recidiverisico ingeschat als matig tot hoog. De terbeschikkinggestelde heeft zeer beperkt probleembesef, -inzicht en tevens notie van het tbs-systeem. Wanneer hij zal verblijven in een situatie zonder toezicht en begeleiding zal hij waarschijnlijk stoppen met zijn medicatie, drugs gaan gebruiken, toenemend psychotisch worden en daarmee terugvallen in delictgedrag.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de maatregel eist.
Duur van de verlenging
Het hof heeft als uitgangspunt dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar. Uit de stukken in het dossier, waaronder de in hoger beroep overgelegde informatie, blijkt dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde nog de nodige tijd in beslag zal nemen. Er zijn nog geen verlofmogelijkheden en de uitstroommogelijkheden en het daarbij behorende traject zijn nog onduidelijk. Het hof komt dan ook tot verlenging van de maatregel met twee jaren.
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 21 mei 2022. Gelet op dit beperkte tijdsverloop in relatie tot de ernst van het indexdelict is het hof, anders dan de raadsman, van oordeel dat van disproportionaliteit in het onderhavige geval geen sprake is.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Amsterdam van 25 juni 2024 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde, [terbeschikkinggestelde] .

Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.

Aldus gedaan door
mr. M. Keppels, voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. W.A. Holland, raadsheren,
en drs. R.A. Graaff en dr. K.J. de Wijs-Heijlaerts, raden,
in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier,
en op 24 december 2024 in het openbaar uitgesproken.
Mr. Prakke-Nieuwenhuizen en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.