Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak, conclusie en indeling van dit arrest
4.Het oordeel van het hof
slecht verpachterschap” van Flevohoeve.
Grotendeels, een bijna volledige bezetting. Gemakshalve zeg ik: ja dat klopt.” Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [geïntimeerde] naast de slechte staat van de stallen gewezen op de gebrekkige capaciteit van de melkput in de arenastal, die niet beschadigd was, als reden voor de afbouw van het melkvee. Dat betreft echter geen gebrek. Het hof kan aan de hand van de stellingen van Flevohoeve dan ook niet vaststellen dat gebreken aan het dak tot een vermindering van de veestapel hebben geleid.
belemmeringen door gebreken aan het pachtobject waardoor de bedrijfsvoering niet volgens de plannen kon worden uitgevoerd. In 2018 heeft dat er toe geleid dat stapsgewijs de gehele veestapel is afgevoerd. (. . .)” Daarbij is Flynth ervan uitgegaan dat in de hypothetische situatie, waarin SWR niet zou zijn tekortgeschoten, Flevohoeve een winst zou hebben gerealiseerd gelijk aan een door Flynth berekende benchmark aan de hand van cijfers uit een database van Flynth, met bepaalde aanpassingen. SWR heeft het rapport van Flynth betwist.
In 2018 werd duidelijk dat wij buiten de boot vielen als het ging om fosfaatrechten. Toen is dus ook besloten om de koeien te ruimen”. Ook volgens de opstelling van Flynth zou de melkveehouderij in 2018 en 2020 vooral door de fosfaatrechten een negatief resultaat hebben laten zien, in 2019 een marginaal positief resultaat (€ 26.309) en alleen in 2017, 2021 en 2022 een rendement van meer dan € 100.000. In het licht van de kosten van de huur of koop van fosfaatrechten ligt het voor de hand dat Flevohoeve haar plan om 500 koeien te houden heeft heroverwogen. Mede in het licht daarvan heeft Flevohoeve onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat de vastgestelde gebreken tot een volledige afbouw van de veestapel hebben geleid. De opmerking dat Flevohoeve nooit 450 koeien gekocht zou hebben als zij zich over de fosfaatrechten zorgen maakte leidt niet tot een andere conclusie, omdat mede in het licht van de geciteerde uitlating van [geïntimeerde] bij de mondelinge behandeling bij dit hof, niet voldoende is uitgelegd dat Flevohoeve bij aankoop van deze koeien in 2016 al wist dat haar kosten voor fosfaatrechten zo hoog zouden zijn. Voor zover Flevohoeve betoogt dat zij door de gebreken geen vee kon houden en daarom haar schade beperkt heeft door geen fosfaatrechten te huren of te kopen, sluit dat ook niet aan bij de genoemde verklaring van [geïntimeerde] en bij de beperkte gebreken die het hof heeft vastgesteld. Flevohoeve heeft daarom haar stelling dat de gebreken de oorzaak waren van de volledige afbouw van haar veestapel onvoldoende toegelicht en onderbouwd. Aan bewijslevering komt het hof dan ook niet toe.
de schade wegens het niet overdragen van de betalingsrechten in deze procedure begroot moet worden”. Zij heeft op hoe deze schade begroot moet worden ook inhoudelijk verweer gevoerd. Flevohoeve wijst er in haar grief ook op dat zij nadeel ondervindt van de toewijzing van de vorderingen van SWR met wettelijke handelsrente, terwijl Flevohoeve geen schadevergoeding krijgt met wettelijke rente. In het licht daarvan moet deze grief van Flevohoeve dus zo uitgelegd worden dat wél is opgekomen tegen het niet vaststellen van de schade geleden door het niet leveren van betalingsrechten.
U vraagt of SWR erop kan rekenen dat de verschuldigde pacht zal worden betaald, als na de toetsing door de grondkamer vaststaat welk bedrag moet worden betaald. Er wordt voor gereserveerd in de jaarstukken. Er is daadwerkelijk geld beschikbaar om te betalen als dat de uitkomst is van de procedure.” Daarmee staat vast dat [geïntimeerde] bewerkstelligd heeft dat SWR niet betaald is. Vaststaat ook dat Flevohoeve geen middelen meer heeft om een eventuele vordering van SWR te voldoen. [geïntimeerde] erkent ook dat Flevohoeve nu niet in staat is de vordering van SWR te betalen (memorie van antwoord 2.14).