ECLI:NL:GHARL:2024:7775

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
200.342.902
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging afwijzing verzoek tot stiefouderadoptie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek tot stiefouderadoptie. De stiefvader, bijgestaan door zijn advocaat mr. K. Broere, had samen met de moeder een verzoek ingediend om de minderjarige, geboren in 2009, te adopteren. De moeder heeft het eenhoofdig gezag over de minderjarige, die bij haar en de stiefvader woont. De vader van de minderjarige was in hoger beroep niet verschenen en had geen verweer gevoerd tegen de afwijzing van het adoptieverzoek door de rechtbank Gelderland op 27 maart 2024.

Het hof heeft in zijn overwegingen de voorwaarden voor stiefouderadoptie, zoals vastgelegd in de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek, uitvoerig besproken. Het hof concludeert dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor stiefouderadoptie, met name omdat de vader het verzoek tot adoptie heeft tegengesproken. Het hof heeft vastgesteld dat de vader in eerste aanleg zijn wens heeft uitgesproken om deel uit te maken van het leven van de minderjarige, wat betekent dat er nog steeds een juridische band bestaat. De stiefvader's verzoek om de afwijzing van de adoptie te vernietigen is dan ook afgewezen.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van de juridische en emotionele banden tussen de minderjarige en haar vader, en dat de wens van de minderjarige om geadopteerd te worden door de stiefvader niet voldoende is om de tegenspraak van de vader te negeren. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de kosten van het geding in hoger beroep gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.342.902
(zaaknummer rechtbank Gelderland 421227)
beschikking van 17 december 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de stiefvader,
advocaat: mr. K. Broere.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader,
in hoger beroep niet verschenen,
en
[de moeder],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. K. Broere.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 27 maart 2024, uitgesproken onder zaaknummer 421227, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 26 juni 2024;
- het bericht van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) van 5 juli 2024 met bijlage.
2.2
De minderjarige [de minderjarige] heeft op 18 november 2024 buiten aanwezigheid van de stiefvader en de andere belanghebbenden met een raadsheer van het hof gesproken.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 22 november 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de stiefvader en de moeder, bijgestaan door hun advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad.
Hoewel behoorlijk opgeroepen was de vader niet aanwezig. De vader heeft in hoger beroep geen verweer gevoerd.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2009. De moeder is belast met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] .
3.2
[de minderjarige] woont bij de moeder en de stiefvader.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de stiefvader en de moeder tot adoptie van [de minderjarige] door de stiefvader afgewezen. Hiernaast is bepaald dat de moeder en de stiefvader voortaan gezamenlijk belast zijn met het gezag over [de minderjarige] en dat de geslachtsnaam van [de minderjarige] wordt gewijzigd van “ [achternaam vader] ” in “ [achternaam verzoeker] ”.
4.2
De stiefvader is het niet eens met de afwijzing van de stiefouderadoptie en is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking voor zover het die afwijzing betreft.
De stiefvader verzoekt het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de afwijzing van het verzoek tot stiefouderadoptie te vernietigen en dat verzoek alsnog toe te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Vooropgesteld wordt dat bij adoptie juridisch ouderschap wordt gecreëerd en dat alle
juridische banden met de oorspronkelijke ouder worden verbroken. Dit maakt dat adoptie
met veel waarborgen is omgeven. Het verzoek tot adoptie moet worden getoetst aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2
Op grond van artikel 1:227 lid 2 BW kan een verzoek tot stiefouderadoptie enkel worden ingediend door een stiefouder die de drie jaren onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek met de andere ouder heeft samengeleefd. Op grond van artikel 1:227 lid 3 BW kan het verzoek tot adoptie alleen worden toegewezen indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien dat het kind niets meer van zijn ouder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft en dat aan de voorwaarden genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.
5.3
Het eerste lid van artikel 1:228, sub d, BW bepaalt dat een voorwaarde voor adoptie is dat geen van de ouders het verzoek tegenspreekt. Het tweede lid van dat artikel bepaalt dat aan tegenspraak van in dit geval de vader voorbij kan worden gegaan indien:
a. de minderjarige en de vader niet of nauwelijks in gezinsverband hebben samengeleefd, of
b. de vader het gezag over de minderjarige heeft misbruikt of de verzorging en opvoeding
van de minderjarige op grove wijze heeft verwaarloosd, of
c. de vader onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen tegen de minderjarige van een
van de misdrijven, omschreven in de titels XIII tot en met XV en XVIII tot en met XX van
het tweede boek van het Wetboek van Strafrecht.
nader onderzoek
5.4
Tijdens de mondelinge behandeling is de mogelijkheid van een nader raadsonderzoek naar de wens van [de minderjarige] en de tegenspraak van de vader ter sprake gekomen. Het hof acht zich op grond van de stukken en de mondelinge behandeling echter voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een nader onderzoek te gelasten. In dat kader benadrukt het hof dat de raad in eerste aanleg al onderzoek heeft gedaan naar de vraag of het in het belang van [de minderjarige] is dat zij met geslachtsnaamwijzing wordt geadopteerd door haar stiefvader. In dat onderzoek is de situatie van [de minderjarige] en de mogelijke gevolgen voor haar van stiefouderadoptie, net als de gevolgen voor haar van geslachtsnaamswijziging en gezamenlijk gezag goed onderzocht. Die gevolgen zijn door de raad goed tegen elkaar afgewogen en de raad is tot een gedegen advies gekomen.
inhoudelijke beoordeling
5.5
Net als de rechtbank en op dezelfde gronden, die het hof na eigen onderzoek overneemt, is het hof van oordeel dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor stiefouderadoptie. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen en voegt aan de overwegingen van de rechtbank het volgende toe.
5.6
Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat [de minderjarige] niets meer van haar vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, zodat het verzoek van de stiefvader tot adoptie van [de minderjarige] reeds om die reden moet worden afgewezen. De vader heeft in eerste aanleg duidelijk de wens uitgesproken deel uit te maken van het leven van [de minderjarige] . Dat de vader in de maanden na de bestreden beschikking, zoals door de stiefvader en de moeder gesteld, niets van zich heeft laten horen en niet in hoger beroep is gegaan tegen de afwijzing van zijn verzoek tot contactherstel met [de minderjarige] maakt dat niet anders. Dat geldt ook voor het feit dat [de minderjarige] de wens om te worden geadopteerd op dit moment consistent uit. Deze omstandigheden brengen immers niet met zich dat [de minderjarige] ook in de toekomst niets meer van de vader te verwachten heeft.
5.7
Daar komt bij dat de vader het verzoek tot adoptie in eerste aanleg heeft tegengesproken. Uit het feit dat de vader in hoger beroep geen verweerschrift heeft ingediend en tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep niet aanwezig was, kan, anders dan door de stiefvader aangevoerd, niet worden geconcludeerd dat de vader het verzoek niet langer tegenspreekt.
Naar het oordeel van het hof is, anders dan de stiefvader stelt, ook geen sprake van een situatie zoals bepaald in artikel 1:228 lid 2 a en/of b BW op grond waarvan aan de tegenspraak van de vader voorbij kan worden gegaan. Dat [de minderjarige] en de vader al jaren niet meer in gezinsverband met elkaar hebben geleefd is in dat kader onvoldoende en dat de vader de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] op grove wijze heeft verwaarloosd is naar het oordeel van het hof niet gebleken. Zoals ook uit het raadsrapport naar voren komt hebben de moeder, de vader, de stiefvader, maar ook [de minderjarige] , in dat kader een andere lezing over wat er in het verleden is gebeurd, waarom het contact tussen de vader en [de minderjarige] door de jaren heen niet van de grond is gekomen en de rol van de moeder, de vader en de stiefvader daarin.
informatieverstrekking
5.8
In aanvulling op het voorgaande merkt het hof het volgende op. Tijdens de mondelinge behandeling is gesproken over de aan de moeder in de beschikking van de rechtbank van 21 maart 2018 opgelegde informatieverplichting. In dat kader heeft de moeder laten weten dat zij die verplichting inmiddels al enkele jaren niet meer nakomt omdat de vader, hoewel hij bij diezelfde beschikking daartoe is verplicht, ook geen kaartjes stuurt aan [de minderjarige] . Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling benadrukt dat de verplichting van de moeder om de informatieregeling na te komen niet afhankelijk is van de vraag of de vader kaartjes stuurt aan [de minderjarige] . Het hof vindt het belangrijk dat de vader op de hoogte blijft van het leven en de ontwikkelingen van [de minderjarige] . Als de vader, bijvoorbeeld door het sturen van kaartjes, in de toekomst van zich laat horen is het van belang dat hij weet wat er in het leven van [de minderjarige] speelt zodat hij zo goed mogelijk bij haar kan aansluiten. Het hof benadrukt daarom dat de moeder gehouden is om de in de beschikking van de rechtbank van 21 maart 2018 opgelegde informatieverplichting na te komen.
de wens van het kind
5.9
Aangezien het oordeel van het hof een ander is dan (ook) [de minderjarige] wenst, overweegt het hof nog het volgende. Voor kinderen die, zoals [de minderjarige] , vanaf jonge leeftijd nauwelijks contact hebben met een ouder omdat zij wonen en (dus) worden opgevoed door de andere ouder (en een nieuwe partner van die ouder), is het lastig om zich een eigen beeld te vormen van de ouder waar zij niet bij wonen. Die kinderen zijn immers afhankelijk van de informatie die de ouder (en de nieuwe partner) waar zij wonen over de andere ouder geeft en hun inkleuring van die informatie. Dat geldt te meer als ouders niet in staat zijn tot voor hun kind betekenisvolle communicatie over wie de andere ouder is en wat die voor het kind kan en wil betekenen. Dat die kinderen, nu hun andere ouder op afstand staat, ook voor hun veiligheid en verzorging in hoge mate afhankelijk zijn van de ouder (en de nieuwe partner) waar zij bij wonen, maakt het voor die kinderen bovendien lastig om een van de mening van die ouder (en partner) afwijkende koers te varen: het uiten van een andere mening kan voor die kinderen al snel voelen als disloyaliteit jegens de volwassenen waar zij wonen. In de onderhavige zaak hebben de moeder en de stiefvader ook op de zitting in hoger beroep de zeer sterke wens geuit om echt als ‘één gezin’ verder te gaan, waardoor er voor de vader weinig ruimte overblijft om een rol in het leven van [de minderjarige] te spelen. Zij lijken daarbij uit het oog te verliezen dat zij al jaren als één gezin leven en dat [de minderjarige] al jaren van dat gezin deel uitmaakt. Voor [de minderjarige] wordt het dan erg ingewikkeld om, zou zij daar behoefte aan hebben, zich een eigen mening over haar vader te vormen. De wens van [de minderjarige] heeft het hof in dat licht meegewogen in de beslissing.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 27 maart 2024, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, J.U.M. van der Werff en A.L.H. Ernes, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 17 december 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.