In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de waardevaststelling van een onroerende zaak, een twee-onder-een-kapwoning, door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 574.000 per waardepeildatum 1 januari 2019. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar heeft de beschikking en de aanslag gehandhaafd. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde.
Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof. Tijdens de zitting op 9 januari 2024 heeft de heffingsambtenaar aangegeven zich te kunnen verenigen met de door belanghebbende voorgestane waarde van € 526.000, zoals blijkt uit het ingebrachte taxatierapport. Het Hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 526.000, waarmee de aanslag dienovereenkomstig is verminderd. Tevens is de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, die in totaal op € 4.255,26 zijn vastgesteld, inclusief griffierechten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden naar de betrokken partijen.