ECLI:NL:GHARL:2024:7710

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
21-001457-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake aanvullend onderzoek naar moedermelk van verdachte in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 december 2024 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1986, is in hoger beroep gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. Het hof heeft besloten dat er aanvullend onderzoek moet worden gedaan naar de moedermelk van de verdachte, waarbij nieuw psychologisch en psychiatrisch onderzoek noodzakelijk is. Dit besluit volgt op een regiezitting waar de verdediging en de advocaat-generaal hun onderzoekswensen hebben gepresenteerd. Het hof heeft de verdediging in de gelegenheid gesteld om een deskundige aan te wijzen die een tegenonderzoek kan uitvoeren naar de samenstelling van de inbeslaggenomen moedermelk aan de hand van ruwe data. De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen het verzoek om metadata te verstrekken, maar het hof heeft dit verzoek toegewezen, met de voorwaarde dat de deskundige onafhankelijk en onbevooroordeeld te werk gaat. Daarnaast heeft het hof de deskundige [naam 4] gevraagd om zijn deskundigheid schriftelijk toe te lichten. Het hof heeft ook een aantal aanvullende vragen geformuleerd voor de deskundigen, waaronder vragen over de aanwezigheid van loperamide in de moedermelk en de invloed van ziekenhuisverrijking op de nutriëntwaardes. Het hof heeft besloten om een nieuw Pro Justitia-rapport op te laten stellen door andere deskundigen dan eerder betrokken zijn geweest. De zaak wordt hervat op een nog nader te bepalen datum.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001457-24
Uitspraak d.d.: 13 december 2024
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 19 maart 2024 met parketnummer 16-019290-21 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende te [adres] .
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 november 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft van de zijde van de verdediging kennisgenomen van de onderzoekswensen vermeld in de appelschriftuur van 16 april 2024.
Op 26 november 2024 heeft het hof de verdediging en de advocaat-generaal ter bespreking op de regiezitting een memo opgesteld door het hof met in concept aanvullende vragen voor de deskundigen toegestuurd.
Van de zijde van het openbaar ministerie heeft het hof op 26 november 2024 een reactie op de onderzoekswensen van de verdediging, de voorgestelde conceptvragen voor de deskundigen van het hof, en een onderzoekswens van de advocaat-generaal ontvangen.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van de nadere toelichting op de eerder gedane onderzoekswensen vermeld in de bijgesloten brief bij het e-mailbericht van mr. J. Boksem van 27 november 2024. In deze bijgesloten brief heeft de raadsman tevens gereageerd op het standpunt van het openbaar ministerie en de memo met in concept aanvullende vragen van het hof.
Tot slot heeft het hof kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. J. Boksem, op de regiezitting van 29 november 2024 naar voren is gebracht. Het hof heeft ook kennisgenomen van wat er door de advocaat-generaal, mr. G Nijpels, op deze zitting naar voren is gebracht.
Onderzoekswensen verdediging
A. Ruwe data en analyse statisticus
Op de terechtzitting van 29 november heeft mr. J. Boksem – conform de eerder schriftelijk ingediende onderzoekswensen en gewijzigd en aangevuld ter terechtzitting – het hof verzocht te beslissen dat de verdediging in de gelegenheid moet worden het gesteld het ruwe onderzoeksmateriaal van deskundige [naam 3] met betrekking tot de inbeslaggenomen moedermelk te laten analyseren door een statisticus om vervolgens de deskundigen [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] te vragen hun deskundige commentaar te geven op die analyse.
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting primair verzet tegen het verzoek met betrekking tot het verstrekken van de metadata. Subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het hof een statisticus via het kabinet raadsheer-commissaris moet laten benoemen nadat de verdediging en het openbaar ministerie zich over de persoon en de te beantwoorden vragen hebben kunnen uitlaten.
Oordeel van het hof
Het hof stelt voorop dat vanwege de aard van de toxicologische gegevens die volgen uit de metadata er geen aanleiding bestaat om deze ruwe data te laten analyseren door een statisticus. Gelet op de complexiteit en de omvang van het onderzoek, ziet het hof echter wel aanleiding om de verdediging op dit punt tegemoet te komen. Het hof wijst het verzoek in die zin toe dat één nog niet eerder betrokken deskundige wordt benoemd die vanuit specifieke expertise een tegenonderzoek doet naar de samenstelling van de inbeslaggenomen moedermelk aan de hand van de ruwe data. Met een tegenonderzoek bedoelt het hof een onafhankelijk en onbevooroordeeld onderzoek dat opnieuw wordt uitgevoerd door de deskundige, waarbij het niet gewenst is dat de onderzoeksrapportages en conclusies van eerdere onderzoeken worden meegezonden. Deze metadata dienen rechtstreeks aan de deskundige te worden aangeleverd.
Aanwezigheid van aspartaam in het sample van 19 juni 2020
De raadsman heeft verzocht om deskundige [naam 3] de opdracht te geven om het sample moedermelk van 19 juni 2020 te onderzoeken op de aanwezigheid van aspartaam, omdat de afwezigheid van deze stof een zeer sterke aanwijzing kan opleveren dat het gekolfde moedermelksample niet na het kolven is gemanipuleerd.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting te kennen gegeven geen bezwaar te hebben indien het desbetreffende sample niet eerder is onderzocht.
Oordeel van het hof
Het hof wijst het verzoek toe.
Deskundigheid van deskundige [naam 4]
De raadsman heeft verzocht om de deskundigheid van [naam 4] te laten vaststellen, omdat de verdediging de deskundigheid en onafhankelijkheid van deze deskundige betwist.
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de onafhankelijkheid en deskundigheid van [naam 4] niet ter discussie staan voor het openbaar ministerie, maar het de verdediging vrij staat om de deskundige nader te bevragen op dit punt.
Oordeel van het hof
Het hof wijst het verzoek van de verdediging toe in die zin dat [naam 4] door de raadsheer-commissaris zal worden gevraagd om zijn deskundigheid schriftelijk toe te lichten.
Het hof merkt naar aanleiding van een opmerking daarover van de verdediging voor de goede orde nog op dat het enkele feit dat [naam 4] ook als deskundige betrokken is geweest bij onderzoek in de zaak betreffende [slachtoffer 1] , nog niet betekent dat hij als deskundige daardoor ‘besmet’ zou zijn geraakt, in de zin dat hij als vooringenomen of als niet meer als onafhankelijk zou moeten worden beschouwd. [1]
Onderzoekswens openbaar ministerie
Toegang elektronisch patiëntendossier
De advocaat-generaal heeft het hof verzocht om een deskundige(n) met specifieke expertise (kinderarts met praktijkervaring, tevens forensisch arts, al dan niet in samenwerking met maag- darm- leverarts) inzage te geven in het elektronisch patiëntendossier van [slachtoffer 1] zodat vergelijkend onderzoek gedaan kan worden aan de hand van alle medische stukken, de dagboeken van verdachte en de verslagen van de thuisverpleging.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat nader onderzoek met betrekking tot de zaak van [slachtoffer 1] niet noodzakelijk is en het karakter van een fishing expedition lijkt te hebben. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat het verzoek kan worden toegewezen, maar de benoemde deskundige op geen enkele wijze (direct of indirect) betrokken moet zijn geweest bij de zaken van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Oordeel van het hof
Het hof wijst het verzoek af. Hierbij is van belang dat deskundige [naam 5] in zijn rapport van 18 oktober 2022 heeft opgemerkt dat het niet mogelijk is gebleken om aan de hand van de medische dossiers aan te geven bij wie of in wiens aanwezigheid complicaties zijn opgetreden. [naam 5] merkt hierover namelijk het volgende op: ‘
Het is niet mogelijk om uit de beschikbare gestelde medische dossiers te achterhalen in wiens aanwezigheid de complicaties optraden. Reguliere medische dossiervorming is hiervoor niet geschikt, en is hiervoor niet bedoeld.
Veel complicaties, waaronder infecties, treden niet op op het moment van mogelijk niet adequate verzorging. Tegen de tijd dat de infecties worden geconstateerd, zal wellicht te bepalen zijn wie in de voorafgaande periode verzorgingstaken heeft uitgevoerd, naar zal niet te bepalen zijn op welke dag en welk tijdstip (en dus in wiens aanwezigheid) de infectie kan zijn opgetreden. Voor problemen bij lijnen (infecties, losraken) geldt dit ook: Er kan tijd verstrijken voor problemen opgemerkt worden. In die tijd kunnen meerdere personen (verpleging, artsen, ouders) handelingen bij het kind uitgevoerd hebben.
Nu het openbaar ministerie voornoemd standpunt van [naam 5] niet gemotiveerd heeft bestreden, ziet het hof geen noodzaak om een of meerdere deskundige(n) te benoemen en die toegang te verlenen tot het medisch dossier van [slachtoffer 1] middels het elektronisch patiëntendossier voor vergelijkend onderzoek.
Aanvullende vragen van het hof

E. Ten aanzien van [naam 3]

1. In de tas van verdachte zijn loperamide strips en capsules aangetroffen. Bekend is dat in loperamide capsules hulpstoffen aanwezig zijn. Tijdens de zitting van 23 januari 2024 is deskundige [naam 3] gevraagd waarom er niet is getest op hulpstoffen die aanwezig zijn in capsules. Zijn reactie hierop was als volg: “We hebben daar niet naar gezocht omdat, bijvoorbeeld lactose, ook van nature voorkomt. Ik kan dan het onderscheid niet meer maken tussen van natuurlijk voorkomende stoffen en hulpstoffen. Er zijn geen stoffen die wij kunnen onderzoeken die niet van nature voorkomen in de capsule aanwezig.”

Bij het hof bestaan nog de volgende vragen:

De hulpstoffen in een loperamide capsule zijn (aldus de CBG website): chinolinegeel (e 104); gelatine (e 441); ijzeroxide geel (e 172); ijzeroxide zwart (e 172); indigokarmijn (e 132) lactose 1-water; magnesiumstearaat (e 470b); maïszetmeel; talk (e 553b) en titaandioxide (e 171). Van de genoemde stoffen komen Lactose 1-water en Gelatine (E 441) van nature in het menselijk lichaam voor. De andere stoffen, zoals kleurstoffen en additieven (bijvoorbeeld chinolinegeel en ijzeroxide geel), komen niet van nature in het menselijk lichaam voor. Maïszetmeel, magnesiumstearaat, talk en titaandioxide zijn ook niet natuurlijke componenten van het menselijk lichaam.
a) De vraag zou kunnen zijn of (nogmaals) onderzoek kan worden verricht op de aanwezigheid van genoemde (niet van nature in het menselijk lichaam voorkomende) hulpstoffen in de GC-MS en HPLC-DAD analyse data. Indien dit niet mogelijk is verzoeken wij een nadere uitleg waarom de mogelijke aanwezigheid van deze hulpstoffen niet uitgelezen kan worden uit de data.
b) Daarnaast vraagt het hof zich af in hoeverre er een afwijkend beeld kan worden verwacht in de GC-MS en HPLC-DAD data van de onderzochte moedermelk, (bij zowel de lichaamseigen als niet lichaamseigen stoffen die aanwezig zijn in loperamidecapsules), wanneer bijvoorbeeld 400 stuks 2mg loperamidecapsules zijn ingenomen, zoals verklaard door verdachte versus wanneer loperamide (uit een capsule) van buitenaf is toegevoegd.
c)Indien dit aanvullende onderzoek mogelijk is, in hoeverre kan deze informatie inzicht geven in de vraag of loperamide door de moeder is ingenomen, of op een later moment is toegevoegd aan de moedermelk? Of, dat van beide sprake is geweest, zowel innamen door moeder, als toevoeging van buiten af?
2. In dopingtesten kan isotopenanalyse worden gebruikt om te bepalen of een stof van natuurlijke oorsprong is (zoals endogeen (lichaamseigen) geproduceerde testosteron) of dat deze synthetisch is geproduceerd (zoals synthetisch testosteron), dat vaak een afwijkend isotopisch profiel heeft. Zou isotopenanalyse (waarbij gekeken wordt naar de verhouding stabiele isotopen) gebruikt kunnen worden om te onderzoeken of de loperamide (hulpstoffen) in de moedermelk via het lichaam zijn doorgegeven (afkomstig van inname) of dat het kunstmatig (achteraf) is toegevoegd?
3. Er zit een discrepantie tussen de [overheidsinstantie] toxicologie en [overheidsinstantie] NHBS rapportages. Het aantal ml aanwezig in de moedermelk zakjes verschilt voor o.a. AANZ4854NL, AANZ4871NL, AANO6409NL, AANO6410NL, AANZ5945NL. Daarnaast valt op dat de tijdsaanduiding bij SIN AANO6409NL verschilt (14:00 in toxicologie rapportage, en 19:00 in NHBS rapportage). Aan het [overheidsinstantie] zou de vraag kunnen worden gesteld waar deze verschillen vandaan komen.

F. Ten aanzien [naam 4]

1. Heeft u moedermelk in de moedermelkbank van vrouwen waarvan bekend is dat zij loperamide gebruiken? Zo ja, zouden deze samples onderzocht kunnen worden op de loperamide / desmethylloperamide verhouding?

2. Hoe sterk neemt de productie van moedermelk gemiddeld af bij vrouwen die stoppen / afbouwen met kolven? In hoeverre is het bijna volledig gestopt zijn van de productie tijdens het kolven op 19 juni (7 ml gekolfd) in lijn met de hoeveelheid afgekolfde melk in de dagen daarvoor (o.a. 16 juni ten minste 50 ml, 15 juni 85 ml, en de dagen daarvoor)?

G. Ten aanzien van [naam 3] , [naam 1] , [naam 2]

1. De aangetroffen hoeveelheid loperamide in de moedermelk is (sterk) variërend over de samples. In hoeverre zijn deze variaties biologisch verklaarbaar bij inname gezien de halfwaardetijd van loperamide in het lichaam? Bijvoorbeeld, de loperamide concentratie in het moedermelk sample van 16 juni is een stuk lager dan de gemeten loperamide concentratie in moedermelk van de dagen er voor en de dag er na, of, bijvoorbeeld de variatie in de samples van 6 juni, waarbij een loperamide concentratie is gemeten van 0,002 en 1,5 mg/l op één dag. En, in hoeverre zijn deze sterke (en in relatief korte periode op elkaar volgende) loperamide variaties verklaarbaar door acute loperamide intolerantie en of een andere biologische / medische verklaring

2. Op 19 juni 2020 is op het TMFI 7ml door verdachte moedermelk gekolfd. De voedingswaarden van deze moedermelk vallen binnen de normaalwaarden van de macronutriënten. Daarbij is ca 220 mg/l loperamide in de bemonstering aangetroffen. Hoe staat deze zeer hoge loperamide concentratie (en ‘normale’ macronutriënten) in verhouding met de eerder veronderstelde invloed van loperamide op de macronutriënten?
3. Als actieve coeliakie gepaard gaat met hevige ontstekingsprocessen dan zou er ook in de lever een downregulering van CYP3A4 hebben kunnen plaatsvinden. Is er tussentijds bloed van verdachte afgenomen wat onderzocht is/ kan worden op ontstekingswaarden? Zou deze informatie nuttig kunnen zijn voor de deskundigen?

H. Ten aanzien van de advocaat-generaal

1.
De data op de 13 potjes is onbekend, is er een mogelijkheid deze data nog te achterhalen? Mogelijk uit de ziekenhuisgegevens?
2.
Het ziekenhuis verrijkte de moedermelk. In hoeverre kan dit van invloed zijn geweest op de wisselende nutriënt waardes? Blijkt uit het medische dossier informatie over welke samples welke verrijking hebben gekregen en is terug te rekenen in hoeverre dit van invloed is geweest op de nutriënt waardes in de samples?
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vooraf toegezonden (concept)vragen van het hof aan het adres van de deskundigen [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] relevante vragen zijn. Voorts heeft de verdediging geen bezwaar tegen de algemene vragen voor [naam 4] , maar verzet zich wel tegen de specifieke vraag aan deze deskundige naar de afname van de melkproductie van verdachte.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat alle door het hof geformuleerde vragen aan de deskundigen en opdrachten voor het openbaar ministerie relevant zijn. Het hof zal overeenkomstig beslissen.
Het hof stelt voor de stukken in handen van na te noemen gedelegeerd raadsheer commissaris te stellen, gezien de complexiteit van de zaak. Advocaat-generaal en raadsman stemmen hiermee in.
Oordeel van het hof
Het hof bepaalt dat voorgenoemde vragen voorgelegd dienen te worden aan de deskundigen [naam 3] , [naam 4] , [naam 1] en [naam 2] .
I. Ambtshalve laten opmaken pro-Justitia rapportage
Het hof – gehoord de verdediging en advocaat-generaal – ziet aanleiding een nieuw Pro Justitia-rapport te laten opstellen door een andere psycholoog en psychiater van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: NIFP) dan die eerder over verdachte rapporteerden. De deskundigen wordt verzocht om bij hun oordeel het volledig patiëntendossier te betrekken van de opname van verdachte op de [naam afdeling] van het [ziekenhuis 1] . Verdachte heeft aangegeven dat zij aan een nieuwe PJ-rapportage mee zal werken en het [ziekenhuis 1] toestemming te geven kennis te nemen van het volledige dossier van haar opname op de [naam afdeling] -afdeling.
Naar aanleiding van de discussie hierover ter zitting merkt het hof nog op dat het de vraagstelling aan de deskundigen zo ‘open’ mogelijk te houden, om de deskundigen niet al op een bepaald spoor te zetten. Of de deskundigen het mogelijk of raadzaam achten al dan niet in hun advies onderscheid te maken in scenario’s (wel of niet uitgaan van een mogelijke veroordeling) laat het hof over aan hun professionele inschatting.
J. Verzoek open verwijzing kabinet RHC
De raadsman en de advocaat-generaal hebben verzocht om een open verwijzing naar het kabinet van de raadsheer-commissaris in dit hof.
Oordeel van het hof
Naar het oordeel van het hof is er geen aanleiding voor een open verwijzing naar het kabinet van de raadsheer-commissaris. De forensisch deskundigen zal wel worden verzocht om alle opmerkingen te maken die voor een goed begrip van hun advies nuttig kunnen zijn.
Tevens zal de forensisch deskundigen worden gevraagd of er recent wetenschappelijk onderzoek bekend is over loperamide en moedermelk.

BESLISSING

Het hof:
Heropent het onderzoek.
Wijst toe de door de verdediging gedane verzoeken zoals hiervoor omschreven en met inachtneming van de door het hof daarbij gestelde voorwaarden.
Stelt de stukken in handen van de (gedelegeerd) raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof, teneinde:
- één deskundige te benoemen die een tegenonderzoek kan doen naar de samenstelling van de inbeslaggenomen moedermelk aan de hand van de ruwe data (onderzoek A.);
- het laten uitvoeren van nader onderzoek door drs. [naam 3] met betrekking tot het onderzoeken van het sample moedermelk van 19 juni 2020 op de aanwezigheid van aspartaam (onderzoek B.);
- de deskundige [naam 4] te bevragen over zijn deskundigheid (onderzoek C.);
- de onderzoeksvragen E. tot en met G. voor te leggen aan respectievelijk:
Drs. [naam 3] (apotheker Toxicoloog bij het [overheidsinstantie] );
Prof. dr. [naam 4] (kinderarts en hoofd [ziekenhuis 2] );
Prof. dr. [naam 1] (klinisch farmacoloog en toxicoloog [ziekenhuis 3] );
Prof. [naam 2] (farmacoloog [universiteit] );
De deskundigen wordt verzocht om alle opmerkingen te maken die voor een goed begrip van hun advies nuttig kunnen zijn.
Tevens wordt hen verzocht om aan te geven of er recent relevant wetenschappelijk onderzoek bekend is over loperamide en moedermelk.
- een psychiater en een psycholoog te benoemen, die nog niet eerder over verdachte hebben gerapporteerd, met het oog op het opmaken van een Pro-Justitia rapportage over verdachte, die de beschikking krijgen over het complete patiëntendossier in het [ziekenhuis 1] - [naam afdeling] afdeling (onderzoek I.).
Verzoekt de advocaat-generaal zorg te dragen voor (onderzoek H.):
- het opvragen en / of trachten te achterhalen van de ontbrekende data van de dertien potjes uit de ziekenhuisgegevens van het [ziekenhuis 4] ;
- een aanvullend proces-verbaal te laten opmaken waarin de vragen dienen te worden beantwoord:

Het ziekenhuis verrijkte de moedermelk. In hoeverre kan dit van invloed zijn geweest op de wisselende nutriënt waardes? Blijkt uit het medische dossier informatie over welke samples welke verrijking hebben gekregen en is terug te rekenen in hoeverre dit van invloed is geweest op de nutriënt waardes in de samples?

en stelt hiertoe de stukken in handen van de advocaat-generaal.
Wijst af het anders of meer verzochte.
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van de verdachte en kennisgeving aan de advocaat van de benadeelde partijen.
Aldus gewezen door
mr. P.A.H. Lemaire, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. J. Steenbrink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.E. Schoenmakers en R.H.D. de Roo, MSc, griffiers,
en op 13 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten