Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling van appellante. De rechtbank Noord-Nederland had eerder op 8 november 2024 geoordeeld dat appellante niet had voldaan aan haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, met name door het verzwijgen van extra inkomsten van haar partner, [naam2], die bij Juma Transport had gewerkt. Deze inkomsten waren niet gemeld aan de bewindvoerder, wat leidde tot een schending van de inlichtingenplicht. Het hof heeft vastgesteld dat appellante en haar partner bewust deze informatie hebben verzwegen en dat dit een ernstige schending van de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling vormt. Appellante heeft aangevoerd dat zij in een noodtoestand verkeerde en dat de schending niet aan haar kan worden toegerekend, maar het hof oordeelt dat deze stelling onvoldoende onderbouwd is. Het hof heeft het verzoek van appellante om verlenging van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat er geen grond is voor een verlenging gezien de ernst van de schending en het gebrek aan transparantie over de ontvangen inkomsten. Het hof bekrachtigt daarmee het vonnis van de rechtbank.