ECLI:NL:GHARL:2024:7688

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
200.348.119/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens schending van de inlichtingenplicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling van appellante. De rechtbank Noord-Nederland had eerder op 8 november 2024 geoordeeld dat appellante niet had voldaan aan haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, met name door het verzwijgen van extra inkomsten van haar partner, [naam2], die bij Juma Transport had gewerkt. Deze inkomsten waren niet gemeld aan de bewindvoerder, wat leidde tot een schending van de inlichtingenplicht. Het hof heeft vastgesteld dat appellante en haar partner bewust deze informatie hebben verzwegen en dat dit een ernstige schending van de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling vormt. Appellante heeft aangevoerd dat zij in een noodtoestand verkeerde en dat de schending niet aan haar kan worden toegerekend, maar het hof oordeelt dat deze stelling onvoldoende onderbouwd is. Het hof heeft het verzoek van appellante om verlenging van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat er geen grond is voor een verlenging gezien de ernst van de schending en het gebrek aan transparantie over de ontvangen inkomsten. Het hof bekrachtigt daarmee het vonnis van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer 200.348.119/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/22/5 R)
arrest van 12 december 2024
inzake
[appellante] ,
die woont in [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen:
[appellante],
advocaat: mr. A.W. van Luipen, die kantoor houdt in Zeist.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

1.1
In een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 12 januari 2022 is op [appellante] de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard.
1.2
In een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 8 november 2024 is de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling op voordracht van de rechter-commissaris tussentijds beëindigd.

2.Het verloop van de procedure in hoger beroep

2.1
In een beroepschrift, ontvangen door de griffie van het hof op 15 november 2024, heeft [appellante] verzocht dit vonnis te vernietigen en alsnog te bepalen dat de schuldsaneringsregeling op haar van toepassing blijft.
2.2
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder de brief met bijlagen van 29 november 2024 en de e-mail met bijlage van 2 december 2024 van mr. Van Luipen. Van mevrouw [de bewindvoerder] (de bewindvoerder) is een brief met bijlagen van 26 november 2024 ontvangen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 december 2024. Daar is [appellante] verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Daarnaast is verschenen de bewindvoerder mevrouw [de bewindvoerder] en ook de beschermingsbewindvoerder, mevrouw [naam1] , van DUO Bewindvoering B.V.

3.De beoordeling

De feiten
3.1
[appellante] en [naam2] hebben sinds 11 november 2014 een geregistreerd partnerschap. Samen hebben ze twee kinderen. [appellante] en [naam2] hebben ook enkele honden.
3.2
In 2018 is [naam2] failliet verklaard. Het faillissement is bij vonnis van 29 november 2018 omgezet naar de wettelijke schuldsaneringsregeling.
3.3
Op 20 juni 2019 is er beschermingsbewind ingesteld over de goederen van [appellante] en [naam2] , met benoeming van DUO Bewindvoering B.V. tot beschermingsbewindvoerder.
3.4
Op 12 januari 2022 is ten aanzien van [appellante] de toepassing van wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken, met benoeming van mevrouw [naam3] tot bewindvoerder. Gelet op het feit dat [appellante] en [naam2] een geregistreerd partnerschap hebben en een gemeenschap van goederen, is bij beschikking van 14 april 2022 mevrouw [de bewindvoerder] benoemd als opvolgend bewindvoerder in beide schuldsaneringstrajecten. De schuldsaneringsregeling van [naam2] was op 25 februari 2022 al beëindigd met toekenning van een schone lei en bevond zich op dat moment dus in de afwikkelingsfase.
3.5
[naam2] was in dienst bij ClikQ B.V., maar werd op een gegeven moment ziek waarbij zijn loon werd doorbetaald. Vanaf juni 2023 heeft [naam2] – ondanks zijn arbeidsongeschiktheid – werkzaamheden verricht bij Juma Transport en daarmee loon verdiend. Uiteindelijk heeft [naam2] gedurende zeven maanden lang de inkomsten van beide werkgevers genoten. Het loon dat hij verdiende bij Juma Transport liet hij storten op de rekening van [appellante] ’ moeder. Hierover hebben [appellante] en [naam2] de bewindvoerder niet geïnformeerd. [naam2] heeft naar eigen zeggen € 11.000,- extra inkomsten gehad. Volgens de bewindvoerder heeft [naam2] van Juma Transport netto € 12.419,27 ontvangen tot en met december 2023.
3.6
Op enig moment kwam ClikQ B.V. erachter dat [naam2] arbeid had verricht bij Juma Transport en dreigde zij met een procedure vanwege onverschuldigde betaling van loon bij ziekte. [naam2] heeft daarom € 10.000,- terugbetaald aan zijn werkgever en hij heeft afstand gedaan van het recht op uitbetaling van het vakantiegeld, om zo deze dreiging ‘af te kopen’.
3.7
Als gevolg van de extra inkomsten bij Juma Transport heeft de Belastingdienst zorgtoeslag en huurtoeslag over 2023 teruggevorderd, en heeft de Belastingdienst een aanslag IB 2023 opgelegd. Dit heeft ook gevolgen voor de schuldsaneringsregeling van [appellante] , gelet op het geregistreerde partnerschap en de gemeenschap van goederen van [naam2] en [appellante] .
3.8
Op 27 september 2024 heeft een verhoor plaatsgevonden bij de rechter-commissaris. Op basis van hetgeen tijdens het verhoor is besproken, heeft de rechter-commissaris vervolgens een voordracht voor tussentijdse beëindiging gedaan.
Het oordeel van de rechtbank
3.9
De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellante] niet heeft voldaan aan haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Gebleken is dat [appellante] de bewindvoerder onjuist heeft geïnformeerd door het inkomen van [naam2] bij Juma Transport te verzwijgen en op een andere rekening te laten binnenkomen. Dit getuigt volgens de rechtbank niet van een saneringsgezinde houding. Daarnaast heeft [appellante] niet al het inkomen boven het vrij te laten bedrag afgedragen en is een boedelachterstand ontstaan waardoor de schuldeisers zijn benadeeld. Ook zijn er nieuwe schulden ontstaan en heeft [appellante] niet voldaan aan haar sollicitatieverplichting. De rechtbank heeft daarom de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [appellante] tussentijds beëindigd zonder verlening van de schone lei.
Het beroep van [appellante]
3.1
kan zich met het oordeel van de rechtbank niet verenigen en heeft het volgende aangevoerd. [appellante] en [naam2] hebben de baan bij Juma Transport - en daarmee de inkomsten - vanuit een situatie van noodtoestand of overmacht geaccepteerd. De paniek was toen zo groot dat deze misstap [appellante] niet is toe te rekenen. Daarnaast heeft [appellante] haar schuldeisers niet bewust willen benadelen en er heeft feitelijk ook geen benadeling plaatsgevonden. Het extra verdiende salaris is terugbetaald aan ClikQ B.V. en stond daarom niet ter vrije beschikking aan (de partner van) [appellante] . Ook de boedelachterstand is gebaseerd op een inmiddels fictief extra inkomen en is bovendien in te lopen met het bedrag van € 2.000,- dat gespaard is op de beheerrekening van de beschermingsbewindvoerder. Van een schending van de sollicitatieplicht is geen sprake, nu [appellante] gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling fulltime werkte, solliciteerde of met zwangerschaps- of bevallingsverlof was.
3.11
Voor zover het hof van oordeel is dat [appellante] haar verplichtingen niet is nagekomen, verzoekt zij om een verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling. [appellante] heeft de volledige bereidheid om te laten zien dat ze het beter kan. Volgens [appellante] is een beëindiging zonder schone lei gelet op alle omstandigheden niet proportioneel en heeft de rechtbank daar onvoldoende rekening mee gehouden.
Het standpunt van de bewindvoerder
3.12
De bewindvoerder is van mening dat [appellante] niet heeft voldaan aan de informatieplicht. Niet alleen wordt de gevraagde informatie moeizaam verstrekt, maar is ook gebleken dat [appellante] en [naam2] bewust zeven maanden lang de beschermingsbewindvoerder en de bewindvoerder niet hebben geïnformeerd over het inkomen dat [naam2] had bij Juma Transport en dat zij deze gelden lieten overmaken op een bankrekening van de moeder van [appellante] . [appellante] heeft de gevraagde loonstroken van [naam2] bij Juma Transport niet overgelegd. Ook heeft de bewindvoerder diverse malen verzocht om de afschriften van de ABN AMRO-rekening waarop het salaris van [naam2] is gestort. Aan dit verzoek heeft [appellante] geen gehoor gegeven. De bewindvoerder kan niet beoordelen of [appellante] en [naam2] er financieel ‘beter’ van zijn geworden. [appellante] en [naam2] hebben in ieder geval bij het verhoor aangegeven dat zij een deel van deze inkomsten hebben gebruikt voor dierenartskosten.
3.13
De boedelachterstand bedraagt tot en met september 2024 € 14.311,29. Indien rekening wordt gehouden met de ‘terugbetaling’ van € 10.000,- resteert minimaal een boedelachterstand van € 4.311,29.
3.14
Volgens de bewindvoerder is [appellante] niet te goeder trouw geweest en zijn door de genoemde handelwijze de boedel en de schuldeisers benadeeld. [appellante] heeft niet voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wettelijke schuldsaneringsregeling. De bewindvoerder is van mening dat het vonnis van de rechtbank bekrachtigd moet worden.
Het oordeel van het hof
3.15
Het hof stelt voorop dat van personen op wie de schuldsaneringsregeling van toepassing is, mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspannen om te voldoen aan de daaraan verbonden verplichtingen. [appellante] heeft erkend dat zij en haar partner bewust zeven maanden lang de beschermingsbewindvoerder en de bewindvoerder niet hebben gemeld dat [naam2] een inkomen had bij Juma Transport en dat zij deze gelden hebben laten overmaken op de bankrekening van de moeder van [appellante] . Hiermee is vast komen te staan dat [appellante] de inlichtingenplicht heeft geschonden.
3.16
[appellante] stelt zich op het standpunt dat de schending van de inlichtingenplicht haar niet valt toe te rekenen. Volgens [appellante] was er sprake van een noodtoestand en/of een situatie van overmacht waardoor zij en [naam2] niet anders konden dan de baan bij Juma Transport – en het daarmee verdiende geld – te accepteren. Het hof is van oordeel dat [appellante] het beroep op een noodtoestand of overmacht onvoldoende onderbouwd heeft. Er zijn geen (relevante) stukken overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat [appellante] van haar handelen/nalaten geen of in mindere mate een verwijt te maken valt. De enkele verwijzing naar de omstandigheid dat de honden ziek werden en een dure behandeling moesten ondergaan, is daartoe onvoldoende.
3.17
Gelet op het voorgaande is vast komen te staan dat [appellante] de inlichtingenplicht heeft geschonden en dat deze schending haar ook is toe te rekenen. Dit is in beginsel een grond voor beëindiging van de regeling zonder toekenning van de schone lei. Het hof stelt vast dat het bovendien gaat om een ernstige en langdurige schending van de inlichtingenplicht. Er is daarom geen sprake van de situatie dat de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, buiten beschouwing dient te blijven.
3.18
[appellante] heeft verzocht om verlenging van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Volgens [appellante] is een beëindiging van de schuldsaneringsregeling een te zwaar middel, omdat er feitelijk gezien geen sprake is van benadeling van schuldeisers. De schuldeisers verkeren namelijk in een min of meer gelijke positie als wanneer [naam2] de extra baan niet had geaccepteerd. Het bedrag dat [naam2] extra had verdiend, is nagenoeg geheel uitbetaald aan de eerste werkgever. Indien de werkgever dit opgeeft als negatief loon, zal dit leiden tot een correctie ten aanzien van de ontvangen toeslagen, aldus telkens [appellante] . Daarnaast heeft [appellante] de volledige bereidheid om te laten zien dat ze het beter kan.
3.19
Het hof is van oordeel dat er geen grond of ruimte is om de schuldsaneringsregeling te verlengen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [appellante] niet alleen een kernverplichting heeft geschonden door geen inlichtingen te verstrekken over het extra inkomen van [naam2] , maar dat zij te kwader trouw is geweest door deze informatie bewust te verzwijgen en door de betalingen op de bankrekening van haar moeder te laten binnenkomen. Het gaat daarbij om een ernstige schending van de verplichtingen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling. Van enige noodtoestand of overmacht is, gelet hetgeen overwogen onder rov. 3.16, niet gebleken. [appellante] heeft spijt betuigd en beterschap beloofd, maar naar het oordeel van het hof blijkt onvoldoende van een verbeterde en (werkelijk) saneringsgezinde houding. Zo heeft [appellante] nog steeds niet de door de bewindvoerder herhaaldelijk gevraagde openheid van zaken gegeven over de ontvangen inkomsten en de besteding daarvan, ook niet voor zover dat kennelijk in haar macht ligt. Zodoende kan de bewindvoerder niet controleren wat er met het ontvangen geld gebeurd is en in hoeverre dit geld is besteed. Ook kan bijvoorbeeld niet nagegaan worden of er een schuld is ontstaan aan de ouders van [appellante] , die het bedrag van € 10.000,- hebben verstrekt om Clikq B.V. schadeloos te stellen. De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat zij niet kan instemmen met een verlenging zolang die informatie ontbreekt. Of een verlenging ertoe zou leiden dat de schuldeisers uiteindelijk niet benadeeld zijn, kan ook onvoldoende worden vastgesteld. Vooralsnog is sprake van terugvordering van toeslagen en oplegging van een aanslag IB 2023. De bewindvoerder heeft erop gewezen dat er door de inkomsten bij Juma Transport per saldo sprake is geweest van een hoger inkomen, en dat om die reden verwacht mag worden dat die terugvordering (in elk geval) deels in stand blijft. Er is gelet op dit alles geen ruimte en geen aanleiding om over te gaan tot verlenging van de schuldsanering. Dat de wettelijke regeling van de schuldsanering inmiddels – na de toelating van [appellante] op 12 januari 2022 – gewijzigd is, maakt dit alles hier niet anders.
3.2
Gelet op dit alles zal het hof het verzoek tot verlenging van de schuldsaneringsregeling afwijzen.
De slotsom
3.21
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het bestreden vonnis dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 8 november 2024.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Willemse, A.A.J. Smelt en M.L. Lennarts en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2024.