ECLI:NL:GHARL:2024:7685

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
21-005821-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dood door schuld bij waterscooterongeluk met dodelijke afloop

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van dood door schuld na een waterscooterongeluk op 19 juli 2022, waarbij het slachtoffer, een vriend van de verdachte, om het leven kwam. Het hof oordeelt dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld door met zijn waterscooter op hoge snelheid te varen en niet voldoende rekening te houden met de situatie op het water. De aanvaring tussen de waterscooters leidde tot de dood van het slachtoffer, wat het hof als een gevolg van de schuld van de verdachte beschouwt. Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor het veroorzaken van hinder en gevaar voor andere vaarweggebruikers op 15 mei 2022, waarbij hij niet de benodigde identificerende gegevens heeft achtergelaten na een aanvaring met een motorboot. Het hof heeft de straffen opgelegd, waaronder een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de bevoegdheid tot het voeren van schepen voor de duur van één jaar. Tevens is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005821-23
Uitspraak d.d.: 13 december 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 5 december 2023 met parketnummer 18-024127-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
wonende te [adres]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 november 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, die geheel dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van de advocaat-generaal is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. B.P.M. Canoy, naar voren is gebracht.
Tot slot heeft het hof kennisgenomen van hetgeen door de benadeelde partij naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren (subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis), met aftrek van het voorarrest, alsmede een ontzegging van de vaarbevoegdheid voor de duur van één jaar, ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot een geldboete van € 300,- (subsidiair 6 dagen vervangende hechtenis) en ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot een geldboete van € 400,- (subsidiair 8 dagen vervangende hechtenis). Voorts heeft de rechtbank de in beslag genomen waterscooter verbeurd verklaard. Tot slot heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toegewezen tot een bedrag van € 7.832,82, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en hem voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 juli 2022 te [plaats 1] , binnen de [gemeente] , in elk geval in Nederland,
aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gehandeld, door als schipper en/of bestuurder van een snelle motorboot, te weten een waterscooter (merk Yamaha, type Waverunner EX sport, voorzien van [registratienummer 1] ), als bedoeld in artikel 1.01 onder A, sub 18 van het Binnenvaartpolitiereglement, op het voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaande vaarwater, te weten [locatie 1] , te varen en tijdens dat varen
  • met een (te) hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan de aldaar geldende maximumsnelheid heeft gevaren en/of
  • zijn snelheid niet heeft aangepast aan de aldaar geldende maximumsnelheid van 9 km/uur en/of aan de situatie ter plaatse, waaronder de aanwezigheid van een of meerdere andere in het water aanwezige vaartuigen en/of personen/ zwemmers en/of
  • onvoldoende uitkijk heeft gehouden op het water en de daarin aanwezige andere vaartuigen en/of personen/ zwemmers en/of
  • met zijn waterscooter onvoldoende rechts heeft gevaren en/of
  • in onvoldoende mate heeft geanticipeerd en/of zijn vaargedrag in onvoldoende mate heeft aangepast aan de plaatselijke omstandigheden en/of het vaargedrag van anderen en/of
  • zijn waterscooter onvoldoende onder controle heeft gehouden en/of
  • niet alle voorzorgsmaatregelen heeft genomen die volgens goed zeemanschap waren geboden, teneinde te voorkomen dat het leven van personen in gevaar werd gebracht,
waarna de door hem, verdachte, bestuurde waterscooter in aanraking en/of aanvaring is gekomen met een andere snelle motorboot, te weten een waterscooter (merk SeaDoo, type XP, voorzien van [registratienummer 2] ) en/of er een ongeval heeft plaatsgevonden,
waardoor het (mede) aan zijn schuld te wijten is geweest dat de bestuurder van die waterscooter, te weten [slachtoffer] , is overleden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juli 2022 te [plaats 1] , binnen de [gemeente] , in elk geval in Nederland,
als schipper en/of bestuurder van een snelle motorboot, te weten een waterscooter (merk Yamaha, type Waverunner EX sport, voorzien van [registratienummer 1] ), als bedoeld in artikel 1.01 onder A, sub 18 van het Binnenvaartpolitiereglement, met die snelle motorboot heeft gevaren op het voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaand vaarwater, te weten [locatie 1] , en tijdens dit varen niet heeft voldaan aan de verplichting om, ook bij het ontbreken van uitdrukkelijke voorschriften als bedoeld in het Binnenvaartpolitiereglement, alle voorzorgsmaatregelen te nemen die volgens goed zeemanschap of door de omstandigheden waarin het door hem bestuurde schip zich bevindt zijn geboden teneinde (met name) te voorkomen dat het leven van personen in gevaar wordt gebracht, immers heeft hij, verdachte, (toen en aldaar)
  • met een (te) hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan de aldaar geldende maximumsnelheid gevaren en/of
  • zijn snelheid niet aangepast aan de aldaar geldende maximumsnelheid van 9 km/uur en/of aan de situatie ter plaatse, waaronder de aanwezigheid van een of meerdere andere in het water aanwezige vaartuigen en/of personen/ zwemmers en/of
  • onvoldoende uitkijk gehouden op het water en de daarin aanwezige andere vaartuigen en/of personen/ zwemmers en/of
  • met zijn waterscooter onvoldoende rechts gevaren en/of
  • in onvoldoende mate geanticipeerd en/of zijn vaargedrag in onvoldoende mate aangepast aan de plaatselijke omstandigheden en/of het vaargedrag van anderen en/of
  • zijn waterscooter onvoldoende onder controle gehouden en/of
  • niet alle voorzorgsmaatregelen genomen die volgens goed zeemanschap waren geboden, teneinde te voorkomen dat het leven van personen in gevaar werd gebracht,
waarna de door hem, verdachte, bestuurde waterscooter in aanraking en/of aanvaring is gekomen met een andere snelle motorboot, te weten een waterscooter (merk SeaDoo, type XP, voorzien van [registratienummer 2] ) en/of er een ongeval heeft plaatsgevonden,
waardoor het leven van de bestuurder van die waterscooter, te weten [slachtoffer] in gevaar is gebracht;
2.
hij op of omstreeks 15 mei 2022 te [plaats 2] , [gemeente] , althans in de [provincie] , als schipper van een schip (een Yamaha waterscooter dan wel een jetski, (met [registratienummer 1] )) daarmee heeft gevaren op het voor de scheepvaart openstaande, openbare vaarwater, [locatie 2] , en toen niet heeft voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 785 van het Wetboek van Koophandel, immers heeft hij toen en aldaar, terwijl zijn schip bij een aanvaring betrokken was met een ander schip (motorboot, merk Boesch, type 680 costa brava voorzien van [kenteken] ), aan de schipper/opvarenden van die motorboot, niet de naam van zijn schip en/of plaats van waar zijn schip thuis behoort en/of de plaats waarvan zijn schip kwam en/of de plaats waarheen het bestemd was, opgegeven en/of geen inzage verstrekt van het bewijs van inschrijving in het register;
3.
hij op of omstreeks 15 mei 2022 te [plaats 2] , [gemeente] , althans in de [provincie] , op [locatie 2] , een openbaar voor de scheepvaart openstaand water in het Rijk gelegen, als bestuurder van een snelle motorboot (Yamaha waterscooter) voorzien van het [registratienummer 1] , tijdens het varen zich zodanig heeft gedragen, dat hinder of gevaar voor andere gebruikers van dat vaarwater werd veroorzaakt, door over en/of tegenin de hekgolven te varen waardoor hij in aanvaring is gekomen met een ander.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

De beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair ten laste gelegde dood door schuld. Daarbij heeft hij gewezen op het schouwverslag, de getuigenverklaringen en het technisch onderzoek aan de waterscooters. Op basis daarvan kan worden vastgesteld dat de verdachte met een te hoge snelheid heeft gevaren, onvoldoende heeft geanticipeerd en zijn vaargedrag onvoldoende heeft aangepast aan de situatie ter plaatse, waardoor hij met zijn waterscooter tegen het slachtoffer is aangevaren, die ten gevolge daarvan is overleden. Ook de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten kunnen volgens de advocaat-generaal worden bewezen gelet op de aangifte en de getuigenverklaringen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het onder 1 ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld zoals van een bestuurder van een vaartuig onder de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht en de aanvaring door hem niet kon worden voorkomen, zodat hem geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Uit het dossier blijkt dat de verdachte vlak voor de aanvaring niet met een (te) hoge snelheid heeft gevaren en niet (meer) bezig was met “rondjes varen”. De aanvaring had slechts voorkomen kunnen worden als het slachtoffer zijn koers en vaart had behouden. Daarbij komt dat het slachtoffer vanachter een ponton vandaan kwam en daardoor pas op een heel laat moment zichtbaar was voor de verdachte, die hem op dat moment niet meer kon ontwijken. Dit brengt mee dat de verdachte van zowel het onder 1 primair als het onder 1 subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Ook van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten moet de verdachte worden vrijgesproken. Dat een aanvaring heeft plaatsgevonden kan niet worden bewezen. De verklaringen van de aangever en de getuige zijn ongeloofwaardig en worden bovendien niet ondersteund door enig ander bewijs.
Het oordeel van het hof
Feit 1
Feiten en omstandigheden
Het hof gaat op grond van de in de voetnoten vermelde wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Aanleiding
Op 19 juli 2022 omstreeks 13:59 uur kreeg de politie de melding dat er een aanvaring had plaatsgevonden tussen twee waterscooters op [locatie 1] te [plaats 1] . Eén van de bestuurders van deze waterscooters, naar later bleek [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer), was verminderd aanspreekbaar, maar had nog wel ademhaling. Politieambtenaren gingen ter plaatse. Het slachtoffer was inmiddels uit het water gehaald en werd gereanimeerd. Even later was de arts van het Mobiel Medisch Team ook ter plaatse. Kort daarna is besloten om de reanimatie te staken. Om 13:34 uur is het slachtoffer overleden. [2]
Doodsoorzaak
Uit onderzoek door een forensisch arts aan het lichaam van het slachtoffer blijkt onder meer dat op de linkerflank van de borst sprake was van een grote donkerblauw/paarse verkleuring passend bij een onderhuidse bloeduitstorting. De ribben aan de linkerzijde van de borstkas waren op verschillende plaatsen gebroken, wat niet kan zijn veroorzaakt door de reanimatie. Bij de incisie aan de flank van de linkerborstkas door de arts van het Mobiel Medisch Team was erg veel bloed uit de borstkas gekomen. Als oorzaak van het overlijden past het totale beeld bij een verbloeding in de borstkasholte wat het gevolg is van een hoog energetisch stomp uitwendige kracht/geweld op de linkerzijde van de borstkas. Inwendig zijn waarschijnlijk verschillende vitale organen / bloedvaten kapot gegaan door de impact. Het proces van verbloeding heeft een tijdje geduurd waardoor het slachtoffer in het begin nog aanspreekbaar kon zijn, maar na een korte periode kregen de hersenen niet voldoende zuurstof meer omdat er geen bloed meer was in de bloedvaten. De conclusie van de forensisch arts is dat sprake is van een niet natuurlijk overlijden door een hoog energetisch stomp uitwendige kracht/geweld op de linkerzijde van de borstkas met verbloeding tot gevolg. [3]
Verklaringen van de verdachte
De verdachte was die dag met het slachtoffer aan het varen op [locatie 1] . De verdachte voer op zijn blauw-witte waterscooter en het slachtoffer op zijn gele waterscooter. [4] Ze hebben toen een aanvaring gehad, waarbij de verdachte met zijn waterscooter tegen het slachtoffer is aangekomen. [5] Toen ze tegen elkaar aankwamen viel het slachtoffer van zijn waterscooter af. [6]
Getuigenverklaringen
[getuige 1] was tijdens de aanvaring ter plaatse aanwezig en heeft alles goed kunnen zien. Hij zat op de rand van een bruggetje en had goed zicht op het water. Hij zag dat er twee waterscooter aan kwamen varen, een gele en een wit met blauwe. De waterscooters waren een beetje aan het racen en gek aan het doen. Ze waren rondjes aan het maken en voeren harder dan mocht. De inschatting van de getuige was dat de waterscooters ongeveer 40 km/h voeren. De waterscooters maakten kennelijk hetzelfde rondje en raakten over elkaar heen. De witte waterscooter kwam daarbij tegen het slachtoffer aan, waarna het slachtoffer in het water viel. De bestuurder van de andere waterscooter sprong na de botsing van zijn waterscooter af om het slachtoffer te helpen. [7]
[getuige 2] was eveneens aanwezig. Zij stond op een steiger en zag de twee waterscooters varen. Ze voeren snel. De getuige denkt dat ze wel 50 km/h voeren. Ze maakten steeds rondjes en sprongen met hun waterscooters over de golven die ze maakten. De getuige stond met haar gezicht richting het water. Vanaf links kwam de gele waterscooter aanvaren en vanaf rechts de blauwe. Ze hadden een flinke snelheid. Ze voeren op elkaar af. De gele remde af en ging wat trager varen. Hij lag bijna stil op het moment van de aanvaring. De blauwe scooter ging op dat moment wel snel. De blauwe waterscooter raakte de gele aan de linkerkant. Het was een harde klap. De man op de gele waterscooter werd zelf ook geraakt door de blauwe waterscooter en kwam in het water terecht. De man op de blauwe waterscooter bleef er wel op zitten. Hij keerde daarna om en voer terug naar de man die in het water lag. Vervolgens is hij het water ingegaan en heeft hij de man van de gele waterscooter naar de kant getrokken. [8]
[getuige 3] zat op een bruggetje dat op een steiger lag en heeft ook alles kunnen zien. Hij zag dat de bestuurders van de twee waterscooters rondjes om elkaar heen aan het varen waren en een beetje snel voeren. Ze waren een beetje aan het stunten. De getuige vond dat het er wel vet uitzag, maar ook dat het eigenlijk niet kon. Op een gegeven moment zag hij dat de waterscooters recht op elkaar af voeren. De gele waterscooter remde af en de blauw-witte schoot over hem heen en kwam tegen het slachtoffer aan. De getuige denkt dat dit met een snelheid van wel rond de 50 km/h ging. De gele waterscooter voer op dat moment niet zo hard. [9]
[getuige 4] schatte de snelheid van de witte waterscooter op het moment van aanvaring op ongeveer 30 tot 40 km/h. [10]
Onderzoek waterscooters
De twee betrokken waterscooters zijn door de politie onderzocht. De waterscooter die door de verdachte werd bestuurd betrof een op zijn naam gestelde wit/blauwe waterscooter van het merk Yamaha, type Waverunner EX Sport, voorzien van [registratienummer 1] . Op deze waterscooter zat aan de linker onderzijde een grote gele streep, mogelijk lak van de waterscooter van het slachtoffer. De waterscooter die door het slachtoffer werd bestuurd betrof een op zijn naam gestelde gele waterscooter van het merk SeaDoo, type XP, voorzien van het [registratienummer 2] [11]
Testvaart waterscooters
Met beide betrokken waterscooters is ook een testvaart gemaakt. Hieruit bleek dat de waterscooters geen gebreken vertoonden. Ze accelereerden, decelereerden en manoeuvreerden zoals verwacht en wat de bediening betreft werden ook geen bijzonderheden waargenomen. [12]
Vaarproeven door het Expert Team Visualisatie en Reconstructie
Verder zijn door politieambtenaren, werkzaam bij het Expert Team Visualisatie en Reconstructie, vaarproeven uitgevoerd met de betrokken waterscooters. Hieruit blijkt dat de gemiddelde snelheid van de Yamaha waterscooter bij stationair vermogen afgerond 6 km/h bedroeg, bij kwart vermogen 14 km/h, bij half vermogen 43 km/h en bij vol vermogen 79 km/h. De acceleratie van de waterscooter bedroeg vanaf stilstand tot 25 km/h gemiddeld 5,4 m/sec² met een tijdsduur van 1,2 seconden en vanaf stilstand tot de maximumsnelheid gemiddeld 3,2 m/sec² met een tijdsduur van 8 seconden. Bij een snelheid van ongeveer 25 km/h had de draaicirkel een diameter van 8 tot 9 meter en bij lage snelheid een diameter van 2 tot 3 meter. Geconcludeerd wordt dat de waterscooter snel accelereerde, binnen een paar seconden een snelheid tussen 25 en 40 km/h haalde en een maximum snelheid had van ongeveer 80 km/h. [13]
Onderzoek scheepvaartincident door het team verkeersspecialisten van de Landelijke Eenheid
Door politieambtenaren, werkzaam bij het team verkeersspecialisten van de Landelijke Eenheid, is een nader onderzoek ingesteld naar het onderhavige scheepvaartincident. Uit dit onderzoek blijkt het volgende.
Locatie ongeval
De locatie van het incident is [locatie 1] . Het betrof een recht vaarweggedeelte. De breedte van het vaarwater bedroeg ter plaatse ongeveer 88 meter. [locatie 1] is een vaarwater als bedoeld in artikel 1.01, aanhef en onder D 5º van het Binnenvaartpolitiereglement. De maximumsnelheid voor alle schepen op [locatie 1] is door het bevoegd gezag vastgesteld op 9 km/h.
Vaartuigonderzoek
De gele waterscooter van het merk SeaDoo, type XP, met [registratienummer 2] , was een waterscooter als bedoeld in artikel 1.01 onder A 18° van het Binnenvaartpolitiereglement. Deze waterscooter had schade aan het stuur en aan de constructie aan de bakboordzijde. De schade aan het stuur bestond uit ingedrukte zwarte behuizing aan de voorzijde van de stuurinrichting, waarbij een deel was losgekomen. Daarnaast was de behuizing aan de linkerzijde van het stuur verdraaid. Aan de bakboordzijde was in de kunststof zwarte constructie die vanaf de aansluiting met de buddyseat omhoog liep naar het dashboard een scheur zichtbaar bij de aansluiting bij de buddyseat. Aan de voorzijde van de waterscooter waren op de gele kap boven het dashboard donkere verkleuringen te zien. Deze verkleuringen bestonden uit krassen in de gele kap die vanaf de voorzijde van het vaartuig in de opgaande richting naar de achterzijde verliepen. Aan de onderzijde van de gele kap bevonden zich ter hoogte van de boeg van de waterscooter donker gekleurde krassen die in opgaande en zijdelingse richting, naar de linkerzijde van de waterscooter, verliepen. Naast deze verkleuringen waren twee lichte verkleuringen zichtbaar in de gele lak. In deze verkleuringen zijn krassen zichtbaar die een opgaand verloop hadden. Een van deze krassen was vrij diep in het materiaal van de kap gekerfd.
De wit blauwe waterscooter van het merk Yamaha, type Waverunner EX sport, met [registratienummer 2] , was eveneens een waterscooter als bedoeld in artikel 1.01 onder A 18° van het Binnenvaartpolitiereglement. Deze waterscooter had schade op de romp aan de bakboordvoorzijde. Aan de onderzijde van de romp aan de bakboordzijde zat een geelkleurig krasspoor. Dit krasspoor liep van af de voorzijde van de waterscooter gezien in achterwaartse richting en was gelijksoortig van kleur aan de gele gelcoating van de waterscooter van de Seadoo waterscooter. Het betrof hier waarschijnlijk ten gevolge van de aanvaring overgedragen sporen van de romp van de Seadoo op de romp van de Yamaha Waverunner.
Reddingsvest
Ook het reddingsvest dat het slachtoffer tijdens de aanvaring droeg is onderzocht. Op dit zwemvest was op de linker voorzijde op borsthoogte een lichte verkleuring te zien. Deze verkleuring is waarschijnlijk ontstaan als gevolg van wrijvingshitte.
Technisch onderzoek waterscooters
Uit technisch onderzoek aan de betrokken waterscooters is gebleken dat beide waterscooters in voldoende staat van onderhoud verkeerden. Aan geen van de waterscooters zijn technische gebreken of afwijkingen geconstateerd die van invloed geweest zouden kunnen zijn op het ontstaan van het incident.
Digitale schadepassing ingescande waterscooters
Beide waterscooters zijn door het Expert Team Visualisatie en Reconstructie van de Landelijke Eenheid gescand met behulp van een 3D laserscan. Hiermee is van beide waterscooters een digitaal model gemaakt, waarmee een schadepassing kon worden gemaakt en visueel inzichtelijk kon worden gemaakt hoe de waterscooters elkaar hebben geraakt.
De waterscooters werden gepositioneerd in de meest logische aanvaringsposities. Bij de eerste aanvaringspositie is te zien dat de Yamaha Waverunner met de voorzijde van de romp op de voorzijde van de Seadoo ligt. Hierbij komen de sporen aan de voorzijde van de Seadoo en de sporen aan de onderzijde van de Yamaha Waverunner overeen. Bij de vervolgpositie is te zien dat de Yamaha Waverunner met de voorzijde van de romp hoog op de voorzijde van de Seadoo ligt. Hierbij komen de sporen hoger op de kap aan de voorzijde van de Seadoo en de sporen aan de onderzijde van de Yamaha Waverunner overeen. In deze positie kon de voorzijde van de Yamaha Waverunner in aanraking komen met het lichaam en het zwemvest van de bestuurder van de Seadoo. De wrijvingssporen op de linker borstzijde van het zwemvest van die bestuurder kunnen hieruit worden verklaard.
Uitwerking videobeelden proefvaart waterscooters
Tijdens de proefvaart zijn videobeelden gemaakt. Op deze beelden is te zien dat beide waterscooters zeer kort konden wenden en keren. De draaicirkel van beide waterscooter was zeer kort waardoor ze snel van richting konden veranderen. Beide waterscooters hadden voortstuwing nodig om te kunnen sturen. Hoe meer gas werd gegeven hoe kleiner de draaicirkel van de waterscooter werd. Bij het loslaten van de gashendel kwamen de waterscooters snel uit deze korte draai en kwamen ze stil te liggen. Beide waterscooters accelereerden zeer snel.
Interpretatie en analyse
Uit verklaringen van getuigen blijkt dat de bestuurders van beide waterscooters op hoge snelheid en op korte afstand van elkaar diverse manoeuvres uitvoerden. Hierbij zijn de beide waterscooters met elkaar in aanvaring gekomen. Dit incident had voorkomen kunnen worden als beide bestuurders zich aan de ter plaatse geldende maximum snelheid voor vaartuigen hadden gehouden en niet zonder noodzaak op korte afstand van elkaar manoeuvres hadden uitgevoerd. [14]
Overwegingen van het hof
Het hof dient de vraag te beantwoorden of het aan de schuld van de verdachte te wijten is dat het slachtoffer is overleden.
In het algemeen geldt dat onder 'schuld' als delictsbestanddeel een grove of aanmerkelijke schuld wordt verstaan die bestaat in verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Of daarvan sprake is wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is verder afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het komt er daarbij op aan of de verdachte tekortschoot in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid. Verder verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van gedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke regels kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de hier bedoelde zin (vgl. HR 15 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1398).
Op basis van de getuigenverklaringen kan worden vastgesteld dat de verdachte vlak voor de aanvaring met een (te) hoge snelheid heeft gevaren op zijn waterscooter. De door de getuigen geschatte snelheid varieert van ongeveer 30 km/h tot 50 km/h. Het hof ziet geen aanleiding om aan deze verklaringen te twijfelen, nu deze op essentiële punten met elkaar overeenkomen. Bovendien worden deze verklaringen ondersteund door de uitkomsten van het onderzoek naar de waterscooters, waaruit onder meer blijkt dat de gemiddelde snelheid van de waterscooter van de verdachte bij half vermogen 43 km/h en bij vol vermogen 79 km/h bedraagt. De stelling van de verdachte dat hij met een lage snelheid voer, acht het hof dan ook niet aannemelijk. De exacte snelheid waarmee de verdachte voer op het moment van de aanvaring kan niet worden vastgesteld. Wel kan worden vastgesteld dat deze snelheid aanzienlijk hoger was dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 9 km/h en dat de verdachte zijn snelheid (aldus) niet heeft aangepast aan de situatie ter plaatse. Verder blijkt uit de getuigenverklaringen dat de verdachte op korte afstand van het slachtoffer voer en diverse manoeuvres uitvoerde. Hieruit volgt dat de verdachte in onvoldoende mate heeft geanticipeerd en zijn vaargedrag in onvoldoende mate heeft aangepast aan de plaatselijke omstandigheden en het vaargedrag van anderen. Het hof acht bewezen dat (mede) door voornoemd handelen van de verdachte een aanvaring heeft plaatsgevonden tussen de door hem bestuurde waterscooter en die van het slachtoffer. Deze aanvaring had voorkomen kunnen worden als de verdachte zich had gehouden aan de ter plaatse geldende maximumsnelheid en zijn vaargedrag had aangepast aan de plaatselijke omstandigheden.
Uit de op het reddingsvest van het slachtoffer aangetroffen verkleuring en de door de forensisch arts aan het lichaam van het slachtoffer geconstateerde letsel blijkt dat bij de aanvaring niet alleen de waterscooter van het slachtoffer is geraakt, maar ook zijn lichaam. Uit de bevindingen van de forensisch arts volgt dat de hoge kracht die hierbij op de borstkas van het slachtoffer is uitgeoefend de oorzaak is geweest van het overlijden van het slachtoffer. De dood van het slachtoffer is dus het directe gevolg van de aanvaring.
Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario dat het slachtoffer al in het water lag op het moment dat hij werd geraakt door de waterscooter van de verdachte, acht het hof niet aannemelijk, nu dit wordt weersproken door de getuigenverklaringen en ook de verklaring van de verdachte zelf dat het slachtoffer in het water viel toen de waterscooters elkaar raakten, alsmede de op de waterscooters aangetroffen schade en de resultaten van de schadepassing. Hieruit blijkt dat de waterscooters elkaars wel degelijk hebben geraakt. Dat de schade aan de waterscooters in dat geval (nog) groter had moeten zijn, zoals gesteld door de verdediging, is niet aannemelijk gemaakt.
Ook het door de verdediging geschetste scenario dat het slachtoffer vanachter een ponton vandaan kwam en daardoor pas op een heel laat moment zichtbaar was voor de verdachte, acht het hof niet aannemelijk, nu dit wordt weersproken door de verklaringen van de getuigen dat de waterscooters recht op elkaar af voeren.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, is het hof van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte zodanig onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gehandeld dat (mede) daardoor een aanvaring heeft plaatsgevonden met (de waterscooter van) het slachtoffer, als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden. Aldus is het (mede) aan zijn schuld te wijten dat het slachtoffer is overleden. Voor zover het slachtoffer zelf ook schuldig is geweest aan het ontstaan van de aanvaring, maakt dit het voorgaande niet anders. Het onder 1 primair tenlastegelegde kan dan ook worden bewezen.
Feiten 2 en 3
Feiten en omstandigheden
Het hof gaat op grond van de in de voetnoten vermelde wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden. [15]
Op 15 mei 2022 voer aangever [benadeelde] in zijn motorboot, merk Boesch, type 680 costa brava, voorzien van [kenteken] , te [plaats 2] . Er was een grote hekgolf vanaf een motorboot. Een jetskiër speelde op deze hekgolf en gebruikte deze als schans. Daarna kwam er een tweede jetskiër aan die dezelfde hekgolf benutte en vervolgens de boot van aangever aan bakboordzijde ramde. Tijdens deze aanvaring viel de bestuurder van zijn jetski af het water in. Vervolgens klom hij weer op zijn jetski, gaf vol gas en ging er zonder ook maar iets te zeggen vandoor. Daarna zag aangever de schade aan zijn boot, te weten een gat van 30 bij 50 centimeter. Aangever zag dat de jetski die deze schade had veroorzaakt [registratienummer 1] had. Aangever heeft nog geroepen naar de bestuurder dat hij moest stoppen, maar daarop kreeg hij geen reactie. Aangever heeft foto's van de schade bij zijn aangifte gevoegd. [16]
[getuige 5] voer die dag met aangever op [locatie 2] in hun motorboot. Daar voeren toen ook twee waterscooters. Op een gegeven moment was er een hekgolf van een grote motorboot. Eén van de twee waterscooters kwam plotseling van bakboordzijde recht op hen afvaren. Door zijn hoge snelheid kon de schipper van deze waterscooter hen niet meer ontwijken en kwam in botsing met hun boot. De schipper van de waterscooter viel in het water. Vervolgens klom hij weer op zijn waterscooter en voer snel weg. Hun boot had schade aan de romp. [17]
[getuige 6] , die achter de motorboot van aangever voer, zag dat de bestuurder van één van de twee jetski’s tegen de zijkant van de motorboot botste en er na de botsing vandoor ging. De getuige zag schade aan de motorboot ter hoogte van de plek waar de jetski tegen de boot aan was gebotst. [18]
Uit raadpleging van het RDW-register bleek dat het [registratienummer 1] was afgegeven voor een jetski/waterscooter van het merk Yamaha en op naam stond van de verdachte. [19]
De verdachte voer die dag op [locatie 2] op zijn waterscooter van het merk Yamaha met [registratienummer 1] . Daar voer toen ook een motorboot. Er was een grote hekgolf waarna de verdachte in het water viel. Vervolgens klom hij weer op zijn waterscooter. [20]
Overwegingen van het hof
Op grond van het voorgaande acht het hof bewezen dat de verdachte zich als bestuurder van een waterscooter tijdens het varen zodanig heeft gedragen dat hinder of gevaar is veroorzaakt voor andere gebruikers van het vaarwater, waardoor hij in aanvaring is gekomen met een motorboot en waarna hij niet de benodigde identificerende gegevens heeft achtergelaten. Anders dan de verdediging acht het hof de verklaringen van de aangever en [getuige 5] wel betrouwbaar. Hun verklaringen zijn gedetailleerd en consistent en komen op essentiële punten met elkaar overeen. Bovendien worden deze verklaringen ondersteund door de verklaring van [getuige 6] en de foto's die bij de aangifte zijn gevoegd. De onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten kunnen dan ook worden bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair.
hij op 19 juli 2022 te [plaats 1] aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gehandeld door als schipper van een snelle motorboot, te weten een waterscooter (merk Yamaha, type Waverunner EX sport, voorzien van [registratienummer 1] ), als bedoeld in artikel 1.01 onder A, sub 18 van het Binnenvaartpolitiereglement, op het voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaande vaarwater, te weten [locatie 1] , te varen en tijdens dat varen
  • met een te hoge snelheid heeft gevaren en
  • zijn snelheid niet heeft aangepast aan de aldaar geldende maximumsnelheid van 9 km/uur en aan de situatie ter plaatse, waaronder de aanwezigheid van andere in het water aanwezige vaartuigen en
  • in onvoldoende mate heeft geanticipeerd en zijn vaargedrag in onvoldoende mate heeft aangepast aan de plaatselijke omstandigheden en het vaargedrag van anderen en
  • niet alle voorzorgsmaatregelen heeft genomen die volgens goed zeemanschap waren geboden, teneinde te voorkomen dat het leven van personen in gevaar werd gebracht,
waarna de door hem, verdachte, bestuurde waterscooter in aanvaring is gekomen met een andere snelle motorboot, te weten een waterscooter (merk SeaDoo, type XP, voorzien van [registratienummer 2] ), waardoor het (mede) aan zijn schuld te wijten is dat de bestuurder van die waterscooter, te weten [slachtoffer] , is overleden;
2.
hij op 15 mei 2022 te [plaats 2] als schipper van een schip (een Yamaha waterscooter met [registratienummer 1] ) heeft gevaren op het voor de scheepvaart openstaande, openbare vaarwater, [locatie 2] , en toen niet heeft voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 785 van het Wetboek van Koophandel, immers heeft hij toen en aldaar, terwijl zijn schip bij een aanvaring betrokken was met een ander schip (motorboot, merk Boesch, type 680 costa brava voorzien van [kenteken] ), aan de schipper/opvarenden van die motorboot, niet de naam van zijn schip, de plaats waar zijn schip thuis behoort, de plaats waarvan zijn schip kwam en de plaats waarheen het bestemd was, opgegeven en geen inzage verstrekt van het bewijs van inschrijving in het register;
3.
hij op 15 mei 2022 te [plaats 2] op [locatie 2] , een openbaar voor de scheepvaart openstaand water in het Rijk gelegen, als bestuurder van een snelle motorboot (Yamaha waterscooter) voorzien van het [registratienummer 1] , tijdens het varen zich zodanig heeft gedragen dat hinder of gevaar voor andere gebruikers van dat vaarwater werd veroorzaakt, door over de hekgolven te varen waardoor hij in aanvaring is gekomen met een ander.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn;
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
als schipper niet voldoen aan de verplichtingen bedoeld in het tweede lid van artikel 785 van het Wetboek van Koophandel;
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een regel gesteld krachtens artikel 4 van de Scheepvaartverkeerswet.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straffen en maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 19 juli 2022 tijdens het varen op zijn waterscooter dermate onvoorzichtig gedragen dat (mede) daardoor een aanvaring heeft plaatsgevonden tussen zijn waterscooter en die van het slachtoffer, als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden. Dit rekent het hof de verdachte zwaar aan. De aanvaring had voorkomen kunnen worden als de verdachte zich had gehouden aan de maximumsnelheid en zijn vaargedrag had aangepast aan de situatie ter plaatse. Door zijn handelen heeft de verdachte een groot en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. Tevens heeft hij hiermee de veiligheid op het water ernstig in gevaar gebracht. Op de (veelal minderjarige) getuigen heeft deze gebeurtenis een grote indruk gemaakt.
Het hof neemt in aanmerking dat de verdachte dit afschuwelijke gevolg nooit heeft gewild en dat de aanvaring ook grote gevolgen heeft voor hemzelf. Het slachtoffer was namelijk een goede vriend van hem en de verdachte heeft het nog steeds erg moeilijk met dit verlies. Toch dient in deze zaak vanwege de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan naar het oordeel van het hof een strafoplegging te volgen. Daarbij weegt het hof mee dat de verdachte zijn schuld aan de dood van het slachtoffer nog steeds niet onder ogen wil zien.
Voorts heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 28 oktober 2024, waaruit onder andere blijkt dat aan hem eerder een strafbeschikking is opgelegd voor een snelheidsoverschrijding op de weg.
Bij de strafoplegging heeft het hof aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor de straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) met betrekking tot het veroorzaken van een verkeersongeval op de weg. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval met dodelijke afloop, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld, geldt als oriëntatiepunt een taakstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 1 jaar. Het hof ziet geen aanleiding om hiervan in het voordeel van de verdachte af te wijken.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uren passend en geboden is, alsmede de ontzegging van de bevoegdheid tot het voeren van schepen voor de duur van 1 jaar.
Voorts heeft de verdachte op 15 mei 2022 met zijn waterscooter hinder of gevaar veroorzaakt en is hij in aanvaring gekomen met een motorboot, waarna hij niet de benodigde identificerende gegevens heeft achtergelaten. Ook dit rekent het hof de verdachte aan. Hieruit blijkt dat de verdachte zich weinig lijkt aan te trekken van de regels die gelden op het openbaar vaarwater.
Omdat de onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten overtredingen betreffen, zal het hof hiervoor afzonderlijke straffen opleggen.
Ten aanzien van de in beslag genomen waterscooter
Het onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde is begaan met behulp van de in beslag genomen en niet teruggegeven waterscooter, die toebehoort aan de verdachte. Daarom zal deze verbeurd worden verklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 33.522,82. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.832,82. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij zijn vordering gewijzigd in € 32.214,18. Zijn oorspronkelijke vordering was namelijk gebaseerd op een offerte. De reparatie is inmiddels voltooid en de benadeelde partij heeft hiervan een factuur overgelegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 33, 33a, 36f, 62, 307 en 474 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 785 van het Wetboek van Koophandel, de artikelen 4, 31 en 35b van de Scheepvaartverkeerswet, artikel 8.05 van het Binnenvaartpolitiereglement en artikel 7a van het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegtde verdachte, als houder van een vaarbewijs,
de bevoegdheid tot het voeren van schepen, voor zover daartoe een vaarbewijs is vereist, voor de duur van
1 jaar.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Ten aanzien van het onder 1 primair, onder 2 en onder 3 bewezenverklaarde
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een
waterscooter(omschrijving: PL0100-2022186683-V5722, Yamaha).
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 32.214,18 (tweeëndertigduizend tweehonderdveertien euro en achttien cent) ter zake van materiële schade.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 32.214,18 (tweeëndertigduizend tweehonderdveertien euro en achttien cent) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 196 (honderdzesennegentig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door
mr. E. de Witt, voorzitter,
mr. J.J. Beswerda en mr. P.W.J. Sekeris, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.R. Starreveld, griffier,
en op 13 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich bevinden in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier van de Landelijke Eenheid van de politie met nummer PL0100-2022333340 volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal die in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde ambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen (pag. 79 e.v.).
3.Een ander geschrift, te weten een schouwverslag d.d. 19 juli 2022, opgemaakt door [naam] , forensisch arts KNMG (nagezonden).
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte (pag. 192 e.v.).
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte (pag. 200. e.v.).
6.De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van de meervoudige strafkamer van het hof d.d. 29 november 2024, zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
7.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] (pag. 34 e.v.).
8.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] (pag. 51 e.v.).
9.Proces-verbaal van verhoor [getuige 3] (pag. 55 e.v.).
10.Proces-verbaal van verhoor [getuige 4] (pag. 73 e.v.).
11.Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict (pag. 97 e.v.).
12.Proces-verbaal van bevindingen (pag. 123 e.v.).
13.Proces-verbaal van het Expert Team Visualisatie en Reconstructie (pag. 153 e.v.).
14.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek scheepvaartincident (pag. 125 e.v.).
15.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich bevinden in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier van de Eenheid Noord-Nederland van de politie met nummer PL0100-2022130356 volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal die in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde ambtenaren.
16.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde] (pag. 4 e.v.).
17.Proces-verbaal van verhoor [getuige 5] (pag. 11 e.v.).
18.Proces-verbaal van bevindingen (pag. 13 e.v.).
19.Proces-verbaal van bevindingen (pag. 16).
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte (pag. 17 e.v.) en de verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van de meervoudige strafkamer van het hof d.d. 29 november 2024, zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.