Uitspraak
en bij de kantonrechter optrad als verzoeker,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een ontslag op staande voet van een werknemer, [appellant], door zijn werkgever, BMN Bouwmaterialen Nederland B.V. [appellant] was sinds 1 februari 2019 in dienst bij BMN en werkte als chef magazijn. Op 15 februari 2024 werd hij op staande voet ontslagen omdat hij € 50,- contant had aangenomen van een klant, wat door BMN werd gekwalificeerd als diefstal. De kantonrechter had het verzoek van [appellant] om het ontslag te vernietigen afgewezen, maar [appellant] ging in hoger beroep.
Het hof oordeelde dat het ontslag op staande voet onterecht was. Het hof stelde vast dat er geen dringende reden was voor het ontslag, omdat BMN niet had aangetoond dat er duidelijke regels waren over het aannemen van fooien en dat [appellant] niet op de hoogte was van een nieuw beleid. Het hof kende [appellant] een vergoeding toe voor onregelmatig ontslag, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. Het verzoek om rectificatie binnen het bedrijf werd afgewezen, evenals het verzoek om buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden toegewezen aan [appellant].