Uitspraak
hierna: [appellant] ,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
1.1. Het verloop van de procedure in hoger beroep
- het beroepschrift met producties,
- het verweerschrift met producties tevens houdende incidenteel beroep,
- nagekomen productie van [appellant] ,
- nagekomen producties van Alliander.
2.Kern van het geschil en de beslissing van de kantonrechter en het hof
3.De beoordeling
“of en zo ja, in hoeverre de door [appellant] op 13 december 2022 en 16 februari 2023 ingeleverde restmaterialen aan haar toebehoorden”. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Alliander in haar bewijsopdracht niet is geslaagd omdat uit de door haar overgelegde documenten van twee afvalverwerkers niet volgt dat het verwerkte afval eigendom is van Alliander. Evenmin kan worden gezegd, zoals Alliander na de tussenbeschikking voor het eerst heeft aangevoerd, dat zij
“de rechthebbende is op de opbrengsten”.Uit de overgelegde documenten volgt namelijk dat de opbrengst van de restmaterialen wordt toegerekend aan de diverse projecten die ten gunste komen van de opdrachtgevers van Alliander omdat dit leidt tot een creditering door Alliander aan hen. In haar incidenteel hoger beroep wijst Alliander andermaal naar haar Gedragscode waaruit volgt dat het restmateriaal haar eigendom is. Bovendien stelt zij dat Alliander ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van Alliander door de opbrengst niet aan haar af te dragen. Een en ander wordt door [appellant] betwist.
Restmateriaal is eigendom van Alliander en mag onder geen beding meegenomen worden. Spreek je collega aan op dit gedrag. Merk je dat hij niet openstaat voor verbetering, meld het dan bij je leidinggevende, HR Business Partner of bij het Fraudemeldpunt van Alliander.”Hieruit volgt dus dat Alliander richting haar werknemers uitdraagt dat restmaterialen haar eigendom zijn. Voor toewijzing van de door haar gevorderde schadevergoeding is echter van belang dat komt vast te staan dat Alliander door het wegvoeren van de restmaterialen en het niet afdragen van de opbrengst een verlies in haar vermogen heeft geleden. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat dit niet is komen vast te staan. In de eerste plaats niet omdat Alliander slechts stelt, maar geenszins aantoont, dat de twee afvalverwerkers daadwerkelijk aan haar geld betalen voor de ingeleverde materialen. Elk bewijs daarvan ontbreekt terwijl Alliander dat toch gemakkelijk, gelet op de vele projecten die zij uitvoert, zou hebben moeten kunnen aantonen. In de tweede plaats niet omdat evenmin is gebleken dat Alliander in de hier aan de orde zijnde gevallen daadwerkelijk haar opdrachtgevers heeft gecrediteerd voor de waarde van de restmaterialen. Daarvoor geldt hetzelfde; Alliander is een grote onderneming die dit toch gemakkelijk uit haar (project)administratie zou moeten kunnen opdiepen. Het hof overweegt dat Alliander dus niet heeft aangetoond dat zij een verlies in haar vermogen heeft geleden als gevolg van het afvoeren en niet afdragen van de opbrengst van de restmaterialen door [appellant] . De vordering van Alliander wordt daarom afgewezen.