ECLI:NL:GHARL:2024:7504

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
200.339.635/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake de koop van een paard met ataxie en de geldigheid van een afkeuringsrapport

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingesteld door [appellante] tegen [geïntimeerde] over de koop van een paard dat volgens [appellante] niet aan de overeenkomst voldoet vanwege ataxie. De koop vond plaats op 1 september 2023, waarbij [appellante] het paard onder voorwaarde kocht dat het een veterinaire keuring zou ondergaan. Na de keuring door dierenarts [de dierenarts] werd het paard afgekeurd, wat leidde tot een geschil over de terugname van het paard en restitutie van de koopprijs. In eerste instantie werd de vordering van [appellante] toegewezen, maar [geïntimeerde] verzet zich tegen deze uitspraak. Het hof oordeelt dat de vorderingen van [appellante] moeten worden toegewezen, omdat zij tijdig en volledig heeft voldaan aan de voorwaarden voor ontbinding van de koop. Het hof vernietigt het eerdere verstekvonnis en het vonnis in verzet, en veroordeelt [geïntimeerde] tot terugname van het paard en restitutie van de koopprijs, evenals betaling van proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.339.635/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 231001
arrest van 3 december 2024
in de zaak van
[appellante](roepnaam: [naam1] ),
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de voorzieningenrechter optrad als eiseres (tevens geopposeerde),
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. S.L. Geeraths te Haaksbergen,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats2] , Duitsland,
en bij de voorzieningenrechter optrad als gedaagde (tevens opposante),
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. N. Hollander te Groningen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Het procesverloop in het hoger beroep blijkt uit
  • De inleidende appeldagvaarding
  • De memorie van grieven
  • De memorie van antwoord
  • Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 november 2024
  • De voorafgaand aan de zitting door [appellante] toegezonden productie J
Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
Het gaat in deze zaak om de koop van een paard dat volgens [appellante] (de koper) niet aan de overeenkomst voldoet omdat het lijdt aan ataxie. Volgens [geïntimeerde] (de verkoper) was het paard echter geschikt voor het overeengekomen gebruik, meer in het bijzonder voor licht recreatieve doeleinden. Dat geschil heeft de volgende feitelijke achtergrond.
2.2
Naar aanleiding van een advertentie op Marktplaats waarin [geïntimeerde] de merrie [de merrie] te koop had aangeboden, is [appellante] op 24 augustus 2023 samen met haar dochter dat paard gaan bekijken. Op l september 2023 heeft [appellante] het paard gekocht met als gebruiksdoel ‘licht recreatieve doeleinde/therapiepaard (= spiegelen van mensen)/ fokmerrie’. Zij heeft het paard die dag samen met haar dochter afgehaald en heeft de koopprijs voldaan. Deze koop is gesloten onder de voorwaarde dat het paard op kosten van [appellante] de dag van de aankoop een veterinaire keuring zou ondergaan teneinde eventuele bezwaren tegen goedkeuring van het paard voor dit gebruiksdoel tijdig te onderkennen. Als het paard dan zou worden afgekeurd voor het gebruiksdoel waarvoor het is aangeschaft, en als de dierenarts daaromtrent een schriftelijke verklaring in de vorm van een afkeuringsrapport zou hebben afgelegd, dan kon het paard per direct weer terug worden gebracht naar [geïntimeerde] en zou [appellante] het volledige aankoopbedrag terugbetaald krijgen, mits het paard nog in dezelfde conditie verkeerde als toen deze het erf van [geïntimeerde] verliet.
2.3
Na het afhalen van het paard zijn [appellante] en haar dochter direct naar dierenarts [de dierenarts] in [plaats1] gereden. Deze dierenarts heeft even later het volgende briefje opgesteld en ondertekend:
Geachte heer, mevrouw,
Hierbij verklaar ik, dierenarts [de dierenarts] , dat bovengenoemd paard/pony afgekeurd wordt in verband met ataxie.
U voorzien van de benodigde informatie, teken ik,
[de dierenarts]
Dierenkliniek [plaats1]
2.4
[de dierenarts] heeft daarnaast een keuringsrapport opgesteld dat ook op 1 september 2023 is gedateerd. Daarin staat dat het paard ernstige ataxie heeft en niet geschikt is voor sport/recreatie.
2.5
[appellante] en haar dochter zijn na de keuring meteen teruggereden naar [geïntimeerde] om het paard terug te brengen en de koopsom terug te krijgen. Daarbij hebben zij een beroep gedaan op de hiervoor geciteerde brief van de dierenarts. [geïntimeerde] wilde het paard echter niet terugnemen en ook de koopsom niet terugbetalen. Daarna is de koop door [appellante] schriftelijk ontbonden.
2.6
Naar aanleiding van een discussie die daarover ontstond, heeft dierenarts [de dierenarts] op 5 oktober 2023 nog aan [appellante] geschreven dat het paard in zeer ernstige mate ataxie heeft:
Het dier kan dit niet tijdens transport hebben opgelopen. Misschien is een second opinion van het paard bij een paardenspecialist met antedatering verstandig. Het dier verkeert in een slechte conditie/coördineert slecht.
Coördinatie-reflexen zijn slecht/ dit is symmetrisch en kan niet door trauma in een trailer zijn ontslaan. Het dier heeft tevens geen verse wond bij aankomst op de praktijk voor de keuring. Het dier heeft een stokmaat van 180 cm. Wanneer trauma onderweg een rol zou spelen, dan was de eigenaar verongelukt met paard en trailer. Het dier zou tevens wonden hebben, sterk zweten en in paniek zijn geweest.
Een paard kan gedrogeerd worden maar daar was hier geen sprake van tijdens de keuring. Dat merk je als dierenarts direct. Het paard is nergens geschikt voor. Niet om te rijden, niet voor therapie en niet om te fokken (erfelijk).
2.7
Omdat [geïntimeerde] bleef weigeren het paard terug te nemen, heeft [appellante] bij de voorzieningenrechter gevorderd dat zij wordt veroordeeld dat alsnog te doen, op straffe van een dwangsom van € 1.000 per dag of gedeelte van de dag dat [geïntimeerde] daaraan haar medewerking niet verleent, met een maximum van € 25.000. Ook vorderde [appellante] veroordeling tot restitutie van de koopprijs en vergoeding van haar proceskosten. Deze vorderingen zijn op 10 november 2023 toegewezen. [geïntimeerde] was op dat moment nog niet in de procedure ‘verschenen’ (en ze had geen verweer gevoerd). Zij heeft zich daarna echter tegen die uitspraak verzet en heeft de voorzieningenrechter verzocht de vorderingen van [appellante] alsnog af te wijzen. Dat heeft geleid tot een afwijzend vonnis in verzet van 29 februari 2024, met vernietiging van het verstekvonnis van 10 november 2023.
2.8
Ongeveer een maand later, op 27 maart 2024, heeft Arthur Dierenkliniek na een klinisch onderzoek gerapporteerd dat sprake is van fors vertraagde reflexen van de achterhand van het paard, met hypermetrie van beide achterbenen. Ook zij concludeert tot ataxie, en wel in de meest uitgesproken vorm. Volgens haar heeft het paard ten tijde van de koop reeds een aangeboren vernauwing in de hals gehad. Verder schrijft zij:
Indien paard door een onstuimige trailerrit door aankoopster ataxie zou hebben gekregen (zoals beweert door verkoopster) zou deze trailer over de kop moeten zijn gegaan/van de weg zijn geraakt etc waarbij een halsfractuur de oorzaak zou kunnen zijn geweest. Kortom onmogelijk: want trailer is in goede staat EN onderstaande diagnose wijst op
een aangeboren afwijking is hals!!
Haar advies luidt:
weidepaard of in laten slapen.
2.9
Nadien heeft dierenkliniek De Hofmarke op basis van video’s op 19 april 2024 geschreven dat het paard symptomen vertoont die mogelijk kunnen passen bij neurologische aandoeningen (zoals ataxie; hof).
2.1
Het hoger beroep van [appellante] was kort voordien, op 9 april 2024, bij het hof geïntroduceerd. De bedoeling daarvan is dat de afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen. Daarbij vraagt [appellante] het hof om [geïntimeerde] te veroordelen om de koopsom van € 4.450 terug te betalen en [geïntimeerde] (opnieuw) te veroordelen om op straffe van verbeurte van een dwangsom het paard terug te nemen. Verder vordert [appellante] dat [geïntimeerde] – anders dan in het verstekvonnis is gebeurd – wordt veroordeeld de werkelijke proceskosten te betalen en niet het lagere en gebruikelijke, gestaffelde ‘liquidatietarief’.

3.Het oordeel van het hof

Inleiding
3.1
Het hof zal oordelen dat de vorderingen van [appellante] moeten worden toegewezen. Dat wordt hierna uitgelegd. De bezwaren (grieven) zullen daarbij thematisch worden behandeld.
Bevoegdheid en toepasselijk recht
3.2
Deze zaak heeft een internationaal karakter omdat [geïntimeerde] in Duitsland woont. Partijen zijn in artikel 10.1 van de koopovereenkomst overeengekomen dat op de overeenkomst Nederlands recht van toepassing is, met in artikel 10.2 de volledige uitsluiting van het Weens Koopverdrag. In artikel 10.3 van de overeenkomst is de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen aangewezen als de bevoegde rechtbank bij geschillen. Dit heeft tot gevolg dat het hof Arnhem-Leeuwarden het bevoegde hof is in geval van hoger beroep.
3.3
De rechtsmacht van de Nederlandse rechter moet worden getoetst aan de beperkingen van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende onder andere de rechterlijke bevoegdheid in burgerlijke en handelszaken. Ingevolge artikel 25 van deze verordening is in het onderhavige geval sprake van een rechtsgeldige keuze door partijen voor een Nederlandse rechter.
Is (nog steeds) sprake van spoedeisend belang?
3.4
Het hof dient allereerst de vraag te beantwoorden of [appellante] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Net als de rechtbank gaat het hof daarvan wel uit, omdat het gaat om de verkoop van levende have, waarbij aan het onderhoud aanzienlijke kosten zijn verbonden. Dat spoedeisende belang bestond bij aanvang van de procedure bij de voorzieningenrechter en bestaat nu nog steeds.
Is een afkeuringsrapport overgelegd?
3.5
[appellante] wijst er terecht op dat zij op grond van artikel 2.3 van de overeenkomst, de ontbinding van de koop kan inroepen als voldaan is aan de volgende voorwaarden:
  • een dierenarts heeft daaromtrent een schriftelijke verklaring afgelegd in de vorm van een afkeuringsrapport;
  • dit rapport houdt in dat het paard is afgekeurd voor het gebruiksdoel waarvoor het is aangeschaft (namelijk: licht recreatieve doeleinden / therapiepaard / fokmerrie); en
  • het paard is op 1 september 2023 per direct in dezelfde conditie weer teruggebracht
3.6
Voor de volledigheid merkt het hof hierbij op dat van een ontbinding wegens verborgen gebreken als bedoeld in artikel 8 van de koopovereenkomst geen sprake is. Dat van [appellante] verlangd mocht worden dat zij een ‘koopvernietigende verklaring’ van de Faculteit Diergeneeskunde te Utrecht zou overleggen, zoals [geïntimeerde] ook heeft betoogd, valt daarom niet in te zien.
3.7
De eerste vraag die dan moet worden beantwoord, is of de brief van [de dierenarts] kan worden gezien als een afkeuringsrapport in de zin van deze overeenkomst. Bij de beantwoording van die vraag is van belang dat niet is gesteld of gebleken dat bij [appellante] enige kennis kan worden verondersteld ten aanzien van de inhoudelijke eisen die aan een dergelijk rapport kunnen worden gesteld, of dat partijen daarover afspraken hebben gemaakt. Daar komt bij
  • dat de bewoordingen van de overeenkomst afkomstig zijn van [geïntimeerde] ,
  • dat het om de koop van een relatief goedkoop paard ging
  • dat ataxie volgens de dierenarts zonder uitgebreide veterinaire keuring eenvoudig kan worden vastgesteld
  • dat de koop op een zaterdag werd gesloten en
  • dat [appellante] de verplichting is opgelegd het paard nog op de dag van de koop, na een keuring door een dierenarts, terug te vervoeren als het zou worden afgekeurd, onder overlegging van het afkeuringsrapport.
3.8
Onder deze omstandigheden (en bij gebrek aan aanwijzingen in een andere richting) acht het hof het aannemelijk dat de rechter in een bodemzaak tot de conclusie komt dat de brief inderdaad is aan te merken als een door een dierenarts afgelegde schriftelijke verklaring in de vorm van een afkeuringsrapport, dit zoals bedoeld in artikel 2.3 van de koopovereenkomst. Of [appellante] – zoals zij ter zitting in hoger beroep heeft verklaard – op 1 september 2023 bij haar terugkeer naar het erf van [geïntimeerde] ook nog aan [geïntimeerde] heeft aangeboden het (uitgebreide) afkeuringsrapport van [de dierenarts] te tonen, kan hier om die reden verder onbesproken blijven.
Is het paard afgekeurd voor licht recreatieve doeleinden?
3.9
[geïntimeerde] heeft aangevoerd dat in het rapport van de dierenarts niet staat dat het paard niet geschikt zou zijn voor licht recreatieve doeleinden, omdat het volgens hem geschikt is zijn voor 'sport/recreatie'. Alleen dat al betekent volgens haar dat [appellante] niet beschikte over een afkeuringsrapport, inhoudende dat het paard niet geschikt zou zijn voor de in de overeenkomst omschreven doeleinden. Het hof kan [geïntimeerde] in deze redenering niet volgen, omdat zonder nadere toelichting niet valt in te zien dat het paard bij ongeschiktheid voor recreatie wel geschikt zou zijn voor licht recreatieve doeleinden. Een dergelijke toelichting ontbreekt.
3.1
De suggestie dat [appellante] de verklaring van de dierenarts zou hebben ‘gekocht’, zonder dat de dierenarts het paard heeft gezien, gaat uit van een immoraliteit aan de kant van [appellante] die op geen enkele manier is onderbouwd. Het laat zich vooral niet verenigen met het uitgangpunt van [geïntimeerde] zelf dat zij in Duitsland een paard heeft verkocht dat geheel aan de eisen voldoet die [appellante] daaraan kon stellen, terwijl [appellante] van meet af aan veel geld en moeite heeft gestoken in pogingen om die koop ongedaan te maken.
Is het paard in dezelfde conditie teruggebracht?
3.11
[geïntimeerde] heeft aangevoerd dat het paard nog niet aan ataxie leed toen het door [appellante] werd opgehaald. Als het paard al aan ataxie lijdt, moet die aandoening volgens haar tijdens het vervoer zijn ontstaan. Ataxie wordt namelijk vaak veroorzaakt doordat een paard wordt 'opgehangen' aan de nek in een trailer. Wanneer er flink wordt opgetrokken of wordt geremd, kan daardoor ataxie ontstaan. Daar ziet men bij het uitladen van een paard helemaal niets van en dat gaat geenszins gepaard met zichtbare wonden of zichtbare trauma's, aldus telkens [geïntimeerde] .
3.12
Deze veronderstelling wordt in dit concrete geval door twee dierenartsen uitdrukkelijk van de hand gewezen, en is om die reden geheel ongefundeerd (zie de hierboven genoemde verklaringen van [de dierenarts] en Arthur Dierenkliniek). [appellante] heeft dan ook voldoende aannemelijk gemaakt dat zij het paard in dezelfde conditie heeft teruggebracht en dat zij daarom ook op dit punt heeft voldaan aan de in artikel 2.3 van de koopovereenkomst vermelde vereisten voor ontbinding van de koop.
Bewijslevering
3.13
[geïntimeerde] heeft bewijs aangeboden van feiten en omstandigheden waarop zij haar verweer heeft gebaseerd. Daarvoor biedt dit kort geding echter geen ruimte, zoals zij zelf in onderdeel 31 van de conclusie van eis in het verzet ook opmerkt.
De conclusie
3.14
Het hof komt tot de slotsom dat [appellante] in het kader van dit kort geding voldoende heeft aangetoond dat zij tijdig en volledig voldaan heeft aan de voorwaarden voor een succesvol beroep op ontbinding van de koop (de voorwaarden uit artikel 2.3 van de koopovereenkomst). Dit betekent dat [appellante] bij haar terugkeer naar [geïntimeerde] op 1 september 2023, de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden en dat [geïntimeerde] vanaf dat moment gehouden was het paard terug te nemen en de koopsom te restitueren. Het hoger beroep van [appellante] slaagt dus. [appellante] heeft in hoger beroep gevraagd [geïntimeerde] opnieuw te veroordelen tot onder meer het terugnemen van het paard, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Het hof zal deze vordering van [appellante] toewijzen.
3.15
Omdat [geïntimeerde] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep en bij de voorzieningenrechter veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [1] Het hof ziet geen aanleiding om [geïntimeerde] tot meer te veroordelen dan wat op grond van het liquidatietarief gebruikelijk is.
3.16
Ter voorkoming van elk misverstand zal het hof behalve het verzetvonnis ook het verstekvonnis vernietigen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis in kort geding van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 29 februari 2024 (het verzetvonnis) en het daaraan voorafgaande verstekvonnis van 10 november 2023;
veroordeelt [geïntimeerde] om binnen 3 dagen na betekening van dit arrest het paard terug te nemen;
veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellante] een dwangsom te betalen van € 1.000 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000 is bereikt;
veroordeelt [geïntimeerde] om binnen 3 dagen na betekening van dit arrest de koopprijs van € 4.450 aan [appellante] te restitueren;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de volgende proceskosten van [appellante] tot aan de uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzet:
€ 320 aan procedurele kosten
€ 2.855 aan salaris van de advocaat van [appellante] (1 procespunt x € 697; 2 procespunten x € 1.079)
en tot betaling van de volgende proceskosten van [appellante] in hoger beroep:
€ 484,97 aan procedurele kosten
€ 2.428 aan salaris van de advocaat van [appellante] (2 procespunten x € 1.214)
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, S. Kropman en A.A.J. Smelt, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
3 december 2024.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.