Uitspraak
[appellant],
en [geïntimeerde2],
die woont in [woonplaats3] ,
beiden in hun hoedanigheid van curator van
[naam1],
die woont in [woonplaats4]
,
[geïntimeerden],
1.Het verloop van de procedure bij het hof
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [appellant] 10 producties overgelegd. Op de mondelinge behandeling heeft [geïntimeerden] één productie overgelegd.
Aan het slot van de mondelinge behandeling hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
De eerste vraag was of [naam1] terecht [appellant] aansprak, en niet Tim Invest B.V., de vennootschap waarvan [appellant] indirect bestuurder was.
De tweede vraag was of [appellant] , als [naam1] hem kon aanspreken, € 990.000,-
(€ 850.000,- plus de afgesproken premie van € 140.000,-) aan [naam1] moest terugbetalen.
Ten aanzien van de eerste vraag overwoog de rechtbank dat:
a. [appellant] voor zichzelf en niet voor Tim Invest B.V. (toen volgens de rechtbank nog een besloten vennootschap in oprichting) heeft gehandeld.
b. Als [appellant] voor Tim Invest B.V. heeft gehandeld, hij voor een besloten vennootschap in oprichting heeft gehandeld en deze besloten vennootschap die rechtshandeling na haar oprichting niet heeft bekrachtigd.
Ten aanzien van de tweede vraag overwoog de rechtbank dat:
c. De overeenkomst tussen partijen moet worden gezien als een geldlening en dat het geleende bedrag (met de overeengekomen premie) moet worden terugbetaald;
d. [appellant] bovendien onrechtmatig heeft gehandeld jegens [naam1] door het beschikbaar gestelde geld anders te besteden dan was afgesproken en ook om die reden het beschikbaar gestelde geld (vermeerderd met de premie) aan [naam1] verschuldigd is.
3.6 In (de toelichting op) grief II wordt alleen het onder c aangehaalde oordeel van de rechtbank besproken en bekritiseerd. Het onder d omschreven oordeel (hierna: oordeel d)
- dat [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld en op die grond de hoofdsom en de premie moet terugbetalen - komt er niet in aan de orde. In de andere delen van de memorie van grieven evenmin.
Hij heeft allereerst - ten aanzien van oordeel b - aangevoerd dat Tim Invest B.V. ten tijde van het aangaan van de overeenkomst al wel was opgericht. Van een besloten vennootschap in oprichting was dan ook geen sprake. En als daar wel sprake van zou zijn, heeft Tim Invest B.V. de rechtshandeling (al dan niet stilzwijgend) bekrachtigd.
Bovendien heeft (de advocaat van) [appellant] - ten aanzien van oordeel d - bestreden dat [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld. De stelling is dat [appellant] steeds in nauw overleg met [naam1] heeft gehandeld.
€ 140.000,-, is niet relevant of hij nu voor zichzelf (oordeel a) of namens een besloten vennootschap in oprichting (oordeel b) gehandeld heeft.
. [1]
4.De beslissing
30 november 2022;