ECLI:NL:GHARL:2024:7420

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
200.343.742/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een in Eritrea gesloten huwelijk en echtscheiding in Nederland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de erkenning van een in Eritrea gesloten huwelijk en de daaropvolgende echtscheiding. De verzoekster, een vrouw die in Eritrea is geboren en in 2015 naar Nederland is gekomen, had eerder bij de rechtbank Noord-Nederland verzocht om de echtscheiding, maar was niet-ontvankelijk verklaard omdat zij het bestaan van een rechtsgeldig huwelijk niet aannemelijk had gemaakt. In hoger beroep heeft de vrouw een huwelijksakte overgelegd, afgegeven door de orthodoxe kerk van Eritrea, waaruit blijkt dat zij in 2012 met de man is gehuwd. Het hof oordeelt dat de huwelijksakte voldoende bewijs levert voor de rechtsgeldigheid van het huwelijk, en dat er geen gronden zijn om de erkenning van het huwelijk te weigeren, zoals vermeld in artikel 10:32 BW. Het hof concludeert dat het huwelijk in Nederland erkend kan worden, ondanks dat de vrouw ten tijde van de huwelijkssluiting minderjarig was. De man is niet verschenen in de procedure, waardoor het hof het verzoek van de vrouw om echtscheiding toewijst. De beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en de echtscheiding wordt uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.343.742/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 190015)
beschikking van 28 november 2024
in de zaak van
[verzoekster](de vrouw),
die woont in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. A.L. van Onna te Franeker,
en
[de man](de man),
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
geen advocaat gesteld.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 30 april 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 19 juli 2024;
- een journaalbericht namens de vrouw van 15 augustus 2024 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vrouw van 16 augustus 2024 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 5 november 2024 plaatsgevonden. De vrouw is verschenen, bijgestaan door haar advocaat
.Omdat de man een onbekende woon- en verblijfplaats heeft, is hij opgeroepen door plaatsing van een oproep in de Staatscourant. De man is niet ter zitting verschenen.

3.De feiten

3.1
De vrouw is geboren in Eritrea en is in 2015 naar Nederland gekomen, waar zij sindsdien woont. De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit.
3.2
In de basisregistratie personen (BRP) is geregistreerd dat de vrouw [in] 2012 is gehuwd met [de man] .
3.3
De vrouw heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij stelt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
3.4
De rechtbank heeft de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, omdat de vrouw het bestaan van een rechtsgeldig huwelijk met de man niet aannemelijk heeft gemaakt.

4.De omvang van het geschil

De vrouw is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, naar het hof begrijpt, het inleidend verzoek om de echtscheiding tussen partijen uit te spreken alsnog toe te wijzen, dan wel een zodanige voorziening te treffen als het hof passend acht.

5.De omvang van het geschilRechtsmacht en toepasselijk recht

5.1
De Nederlandse rechter is op grond van artikel 3, aanhef en sub a onder v Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 (Brussel II-ter) bevoegd om te beslissen over de echtscheiding, omdat ten tijde van de indiening van het echtscheidingsverzoek de gewone verblijfplaats van de vrouw zich in Nederland bevond en de vrouw hier sedert ten minste een jaar onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het echtscheidingsverzoek verbleef.
5.2
Tegen het oordeel van de rechtbank dat het Nederlandse recht van toepassing is op het verzoek tot echtscheiding zijn geen grieven gericht, zodat ook het hof daarvan uit zal gaan.
Voorvraag: erkenning huwelijk
5.3
De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding afgewezen vanwege onvoldoende onderbouwing van het bestaan van het op 1 januari 2012 in Eritrea tussen partijen gesloten huwelijk.
5.4
Op grond van artikel 10:31 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet het hof beoordelen of partijen in Eritrea zijn gehuwd en zo ja, of dit in Eritrea gesloten huwelijk van de man en de vrouw in Nederland erkend kan worden. Het uitgangspunt is dat een buiten Nederland gesloten huwelijk in Nederland wordt erkend wanneer het volgens het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden. Lid 4 van artikel 10:31 BW bepaalt dat een huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn, indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit.
5.5
De vrouw heeft in hoger beroep een (kopie van de) huwelijksakte van partijen overgelegd, die is afgegeven door de orthodoxe kerk van Eritrea. Weliswaar gaat het hier om een kopie, maar het hof heeft gelet op de verklaring die de vrouw daarvoor heeft gegeven geen reden om te twijfelen aan de authenticiteit van het onderliggende document. De vrouw heeft ter zitting bovendien toegelicht dat voor zover in de huwelijksakte als plaats van de huwelijksvoltrekking ‘ [plaats1] ’ staat vermeld, terwijl in de door haar afgelegde verklaring onder ede als plaats van de huwelijksvoltrekking ‘ [plaats2] ’ staat vermeld, dit wordt verklaard doordat het daarbij enerzijds gaat om het dorp waar het huwelijk is voltrokken en anderzijds om de gemeente waarin het huwelijk is voltrokken. Religieuze en gewoonterechthuwelijken zijn in Eritrea wettelijk geldig, ook als ze niet zijn geregistreerd. [1] De vrouw heeft daarmee naar het oordeel van het hof een akte in de zin van artikel 10:31 lid 4 overgelegd, zodat het huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn. Omdat geen tegenbewijs is geleverd, komt het huwelijk voor erkenning in Nederland in aanmerking.
5.6
Het hof heeft getoetst of (één van) de in artikel 10:32 BW genoemde gronden aanleiding geven om aan het buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning te onthouden. Dat is niet het geval. Weliswaar was de vrouw op het moment van trouwen nog geen achttien jaar, maar vaststaat dat de echtgenoten op dit moment beiden de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, zodat de minderjarigheid van de vrouw ten tijde van de huwelijkssluiting geen grond (meer) is om het huwelijk niet te erkennen. Mocht het verder al zo zijn dat de vrouw niet vrijelijk haar toestemming tot het huwelijk heeft gegeven, dan staat ook dat niet aan de erkenning van het huwelijk in de weg omdat de vrouw (nu) uitdrukkelijk met de erkenning van het huwelijk instemt.
Inhoudelijk
5.7
Nu het huwelijk van partijen in Nederland wordt erkend, is de vrouw ontvankelijk in haar echtscheidingsverzoek en komt het hof toe aan een inhoudelijke beoordeling van dit verzoek.
5.8
Op grond van artikel 1:151 BW wordt echtscheiding op verzoek van één der echtgenoten uitgesproken indien het huwelijk duurzaam is ontwricht. De vrouw heeft gesteld dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht en de man is niet in de procedure verschenen om dat te betwisten. Dat betekent dat het hof het verzoek van de vrouw zal toewijzen en de echtscheiding tussen partijen uit zal spreken.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 30 april 2024, en opnieuw beschikkende:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te Eritrea, [in] 2012.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G. Knot, mr. I.A. Vermeulen en mr. L. van Dijk, bijgestaan door mr. L.S. Veldmans als griffier, en is op 28 november 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Algemeen Ambtsbericht Eritrea december 2023 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.