Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, geboren in 2011, 2013 en 2014. De ouders van de kinderen zijn sinds 2021 uit elkaar en de kinderen wonen bij de moeder. Sinds 14 februari 2022 staan de kinderen onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI) Stichting Jeugdbescherming Overijssel. De ondertoezichtstelling is tot 13 augustus 2024 steeds verlengd. De kinderrechter in de rechtbank Overijssel heeft op 19 juli 2024 besloten de ondertoezichtstelling niet te verlengen, waarop de vader in hoger beroep is gegaan. Hij is het niet eens met deze beslissing en verzoekt het hof om de ondertoezichtstelling met zes maanden te verlengen, een verzoek dat de GI ondersteunt. De moeder is het eens met de beslissing van de kinderrechter.
Tijdens de zitting op 7 november 2024 heeft het hof de argumenten van alle partijen gehoord. De kinderrechter had eerder vastgesteld dat er zorgen waren over de thuissituatie van de kinderen, die getuige waren van ruzies tussen de ouders. Ondanks verschillende hulpverleningsinspanningen is er geen verbetering in de situatie gekomen. De vader heeft de kinderen al meer dan twee jaar niet gezien en de kinderen hebben aangegeven niet meer in gesprek te willen over contact met hun vader.
Het hof concludeert dat verlenging van de ondertoezichtstelling in deze situatie geen meerwaarde heeft. De ouders moeten hun onderlinge verstandhouding verbeteren in het belang van de kinderen. Het hof bekrachtigt de beslissing van de kinderrechter, die heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling niet verlengd moet worden.