ECLI:NL:GHARL:2024:7358

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
24/304 t/m 24/306
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vergrijpboetes over de jaren 2010, 2011 en 2012

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 december 2023, waarin de rechtbank de boetebeschikking voor het jaar 2010 heeft verminderd, maar het beroep voor het overige ongegrond heeft verklaard. Belanghebbende had navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) ontvangen over de jaren 2010, 2011 en 2012, met daarbij opgelegde vergrijpboetes en heffingsrente. De Inspecteur had de navorderingsaanslagen en boetes in bezwaar deels verminderd, maar belanghebbende was het niet eens met de uitkomsten en heeft hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 20 november 2024 hebben partijen een compromis bereikt. De Inspecteur heeft de navorderingsaanslag voor 2010 verminderd, maar de correcties met betrekking tot de managementvergoedingen en de daarop betrekking hebbende boetes blijven in stand. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de navorderingsaanslag en boetebeschikking voor het jaar 2010, en heeft de navorderingsaanslag en boete dienovereenkomstig verminderd. De uitspraak is gedaan door de vierde meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummers BK-ARN 24/00304, 24/00305 en 24/00306
uitspraakdatum:
26 november 2024
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 11 december 2023, nummers ARN 22/219, 22/220 en 22/221, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Enschede(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Aan belanghebbende is over het jaar 2010 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.204.421. Daarbij is een vergrijpboete opgelegd van € 292.597 en is bij beschikking € 109.312 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.2
Aan belanghebbende is over het jaar 2011 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.000. Daarbij is een vergrijpboete opgelegd van € 5.573 en is bij beschikking € 2.387 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.3
Aan belanghebbende is over het jaar 2012 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.000. Daarbij is een vergrijpboete opgelegd van € 4.354 en is bij beschikking € 2.007 aan belastingrente in rekening gebracht.
1.4
Op de bezwaren van belanghebbende heeft de Inspecteur bij, in drie afzonderlijke geschriften vervatte, uitspraken op bezwaar:
- de navorderingsaanslag IB/PVV 2010 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 999.416. De Inspecteur heeft daarbij de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd tot € 90.276, en de vergrijpboete vanwege de duur van de procedure verminderd met 20% tot € 234.077;
- de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 en de betreffende beschikking heffingsrente gehandhaafd en de vergrijpboete 2011 vanwege de duur van de procedure verminderd met 20% tot € 4.458;
- de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 en de betreffende beschikking belastingrente gehandhaafd en de vergrijpboete 2012 vanwege de duur van de procedure verminderd met 20% tot € 3.483.
1.5
Het tegen deze uitspraken op bezwaar door belanghebbende ingestelde beroep is door de Rechtbank bij uitspraak van 11 december 2023 gegrond verklaard voor zover het is gericht tegen de boetebeschikking voor het jaar 2010. De Rechtbank heeft die boete verminderd tot € 101.110 en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.
1.6
Belanghebbende heeft op 17 januari 2024 tegen die uitspraak hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.7
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 20 november 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door [naam1] , alsmede [naam2] en [naam3] namens de Inspecteur.

2.Beoordeling van het geschil

2.1
De Inspecteur heeft aan belanghebbende over de jaren 2010, 2011 en 2012 navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd in verband met aan belanghebbende opgekomen voordelen uit hoofde van resultaat uit overige werkzaamheden. Deze voordelen bestaan uit een gedeeltelijke vrijval van een schuld aan [de bank] en daarop betrekking hebbende rentevoordelen (2010) en aan belanghebbende toekomende managementvergoedingen (2010, 2011 en 2012).
2.2
Partijen zijn ter zitting van het Hof van 20 november 2024 bij wijze van compromis als volgt overeengekomen:
- Navorderingsaanslag IB/PVV 2010
 de correctie gedeeltelijke vrijval van de schuld aan [de bank] en daarop betrekking hebbende rente wordt beperkt tot (50 % van (€ 630.000 + € 181.421) =) € 405.710,
 de correctie managementvergoeding van € 123.000 blijft in stand,
 de (vergrijp) boete met betrekking tot de correctie [de bank] (schuld + rente) vervalt,
 de (vergrijp) boete met betrekking tot de correctie managementvergoeding blijft in stand,
 de heffingsrente wordt dienovereenkomstig verminderd,
 het bedrag van de verrekenbare (fiscale) verliezen van belanghebbende bedraagt ultimo 2009 nihil.
- Navorderingsaanslagen 2011 en 2012
 de correcties managementvergoeding en de daarop betrekking hebbende boetes blijven in stand.
- Partijen dragen elk hun eigen proceskosten ter zake van het hoger beroep.
2.3
Invorderingsrente maakt geen onderdeel uit van het gesloten compromis.
2.4
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.

3.Proceskosten

Aan belanghebbende wordt geen proceskostenvergoeding voor het hoger beroep toegekend.

4.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover deze ziet op de beslissingen over de navorderingsaanslag IB/PVV 2010 en de boetebeschikking voor het jaar 2010,
– vernietigt de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de navorderingsaanslag IB/PVV 2010 en de boetebeschikking voor het jaar 2010,
– vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2010 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van (€ 15.498 + € 123.000 + € 405.710 =) € 544.208,
– vermindert de boete voor het jaar 2010 tot een bedrag van € 12.692,
– gelast de Inspecteur aan belanghebbende te vergoeden het door hem voor het hoger beroep betaalde griffierecht van € 138.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.J.M. van Kempen, voorzitter, mr. P. van der Wal en mr. J.M.W. van de Sande, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 26 november 2024
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De voorzitter,
(M.G.J.M. van Kempen)
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, wordt een afschrift aangetekend per post verzonden
.
I
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.