In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 november 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 26 mei 2023. De zaak betreft een geschil over de waarde van een onroerende zaak, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Kampen, en de daaruit voortvloeiende aanslag onroerendezaakbelasting. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard. Na een ongegrondverklaring van het beroep door de rechtbank, heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld.
In hoger beroep is de vraag aan de orde of belanghebbende recht heeft op een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het Hof oordeelt dat de redelijke termijn van twee jaar voor de fase van bezwaar en beroep met ongeveer één maand is overschreden. Het Hof kent belanghebbende een vergoeding van immateriële schade toe van € 500, omdat de overschrijding volledig aan de bezwaarfase is toe te rekenen. Daarnaast wordt het griffierecht dat belanghebbende heeft betaald in de beroeps- en hogerberoepsfase vergoed door de heffingsambtenaar.
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de vergoeding van immateriële schade, het griffierecht en de proceskosten. De totale proceskosten worden vastgesteld op € 875. De uitspraak is openbaar uitgesproken en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.