ECLI:NL:GHARL:2024:7271

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
200.332.034/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van tbs-kliniek voor vermissing en beschadiging van eigendommen van patiënt

In deze zaak heeft een patiënt hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn vordering tot schadevergoeding door de kantonrechter. De patiënt stelt de tbs-kliniek, Stichting Forensisch Psychiatrisch Centrum Dr. S. van Mesdag, aansprakelijk voor schade als gevolg van vermissing en beschadiging van zijn eigendommen. De vordering van de patiënt, die een schadevergoeding van € 25.000 eiste, werd door de kantonrechter afgewezen omdat de patiënt zijn stellingen onvoldoende had onderbouwd. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij het hof de relevante feiten en grieven van de patiënt heeft overwogen. De patiënt verbleef van 17 oktober 2018 tot 17 februari 2020 in de kliniek van Van Mesdag, waar zijn spullen door medewerkers zijn ingepakt en opgeslagen. Na zijn overplaatsing naar andere instellingen zijn de spullen onuitgepakt gebleven, waarna de patiënt ontdekte dat er spullen misten en beschadigd waren. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een overeenkomst van bewaarneming en dat de patiënt onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen over onrechtmatig handelen van de kliniek. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en verklaarde de patiënt niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen het tussenvonnis. De patiënt werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.332.034/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 9833863
arrest van 26 november 2024
in de zaak van
[appellant],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. B. Molenaar te Wijchen,
tegen
Stichting Forensisch Psychiatrisch Centrum Dr. S. van Mesdag,
die is gevestigd in Groningen,
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde,
hierna:
Van Mesdag,
advocaat: mr. H. Vorsselman te Groningen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen die de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, op 26 juli 2022 en 27 juni 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
• de dagvaarding in hoger beroep van 1 september 2023
• de memorie van grieven
• de memorie van antwoord
• het tussenarrest van 18 juni 2024 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
• het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 17 oktober 2024 is gehouden en ter gelegenheid waarvan [appellant] nog een productie in het geding heeft gebracht.

2.De kern van de zaak

2.1
[appellant] verblijft in het kader van de tenuitvoerlegging van een aan hem opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) al vele jaren in forensisch-psychiatrische instellingen. Van 17 oktober 2018 tot 17 februari 2020 verbleef hij in de kliniek van Van Mesdag. [appellant] kon niet alle spullen die hij bezat op zijn kamer houden. Deze spullen zijn op 2 december 2019 ingepakt door medewerkers van Van Mesdag en op kosten van Van Mesdag opgeslagen bij een verhuisbedrijf. Aan [appellant] is een inventarislijst verstrekt.
2.2
Op 17 februari 2020 is [appellant] overgeplaatst, eerst naar FPC De Kijvelanden in Poortugaal, vervolgens naar FPC De Rooyse Wissel in Oostrum (gemeente Venray). De opgeslagen goederen zijn door de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) op 30 april 2020 bij De Rooyse Wissel afgeleverd. Daar zijn ze onuitgepakt op een pallet blijven staan. In juli 2020 is [appellant] opnieuw overgeplaatst, ditmaal naar de Pompestichting in de Pompekliniek (locatie Zeeland nabij Nijmegen) heeft [appellant] zijn spullen uitgepakt.
2.3
[appellant] stelt dat toen bleek dat er spullen misten en spullen beschadigd waren. Hij heeft aangifte van diefstal en verduistering gedaan en houdt Van Mesdag aansprakelijk voor de schade die hij begroot op € 35.000. Van Mesdag heeft de stellingen van [appellant] betwist en aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.4
[appellant] heeft zijn vordering in verband met de competentiegrens beperkt en heeft bij de kantonrechter gevorderd Van Mesdag te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 25.000 dan wel een in goede justitie vast te stellen ander bedrag aan schadevergoeding met veroordeling van Van Mesdag in de proceskosten.
2.5
De kantonrechter was van oordeel dat de vordering onvoldoende was onderbouwd en heeft deze afgewezen met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
De bedoeling van het hoger beroep is dat de vordering alsnog wordt toegewezen.
2.6
Het hof zal oordelen dat het eindvonnis moet worden bekrachtigd. Dat wordt hierna uitgelegd, nadat eerst de relevante feiten zijn weergegeven. De zes bezwaren (grieven) die [appellant] tegen het vonnis heeft geformuleerd zullen daarbij thematisch worden behandeld.

3.De feiten

3.1
Vanaf 17 oktober 2018 verbleef [appellant] op diverse afdelingen in Van
Mesdag.
3.2
Na het vinden van contrabande (een mobiele telefoon) in de kamer van [appellant] op 9 januari 2019 werd besloten hem korte tijd in afzondering te verplegen en hem vervolgens naar een andere afdeling over te plaatsen. Van Mesdag heeft [appellant] op 2 februari 2019 verzocht om een lijst in te leveren van spullen die hij naast zijn basisinventaris graag op zijn kamer zou willen hebben.
Hierbij is aan [appellant] aangegeven dat als hij geen lijst zou inleveren, de spullen in het magazijn binnen Van Mesdag zouden worden opgeslagen. In eerste instantie heeft [appellant] geweigerd om een dergelijke lijst op te stellen. Nadat [appellant] hierop
terugkwam, is op 5 maart 2019 een lijst opgesteld van spullen (sieraden, kleding en schoenen) die teruggegeven zijn aan [appellant] .
3.3
Nadat bij een kamercontrole wederom een mobiele telefoon werd aangetroffen, werd [appellant] op 3 juli 2019 opnieuw overgeplaatst en werden hem beperkingen opgelegd. In het kader van deze overplaatsing heeft [appellant] een brief van 17 oktober 2019 van Van Mesdag ontvangen met de volgende inhoud:
U wordt op korte termijn geplaatst op kamer 2 op de Hunze 2
U wordt verzocht een lijst in te leveren met daarop vermeld welke van uw spullen u denkt
nodig te hebben op/in uw kamer.
Het behandelteam neemt een besluit welke spullen worden toegestaan en welke niet.(welke
en aantal)
De rest van de uw eigendommen worden door u samen met St ingepakt.
Na verhuizing naar kamer 2 heeft u 4 weken de tijd om de andere spullen uit te laten
voeren.
Als u de spullen niet zelf uit laat voeren dan zorgt de van Mesdag voor uitvoer en opslag van
uw spullen.
3.4
Vervolgens heeft [appellant] een brief van 18 december 2019 van Van Mesdag ontvangen met de volgende inhoud:
Op 17 oktober heeft u een schrijven ontvangen waarin een aantal zaken rondom de uitvoer van uw goederen, die u niet op uw kamer mag hebben, zijn vastgelegd.
U kreeg daarbij 4 weken de tijd om zelf uw spullen in te pakken met St en deze uit te voeren.
Tot op heden heeft u hierin geen initiatief genomen om hier gehoor aan te geven.
U heeft daarbij meerdere keren aangegeven dat u niets meer nodig heeft van de spullen die nog op uw vorige kamer en in de opslag staan.
Als reden hiervoor gaf u aan te verwachten hier niet meer lang te verblijven.
U zou voldoende hebben aan de spullen die u nu in uw bezit heeft. Deze passen in 1 tas of doos.
Wij zien ons nu genoodzaakt om uw spullen uit te voeren en elders op te slaan.
Het gaat om de spullen zoals beschreven in bijgevoegde lijst.
Bij de brief waren twee bijlagen gevoegd: een inventarisatielijst met de datum 2 december 2019 en de hiervoor in 3.3 geciteerde brief van 17 oktober 2019.
3.5
[appellant] heeft een verzoek tot overplaatsing ingediend en is op 17 februari 2019 overgeplaatst naar FPC De Kijvelanden. De spullen die [appellant] op dat moment tot zijn beschikking had zijn meeverhuisd. De opgeslagen spullen zijn niet meeverhuisd naar De Kijvelanden.
3.6
Na een kort verblijf in De Kijvelanden is [appellant] overgeplaatst naar FPC De
Rooyse Wissel te Oostrum. In verband met deze overplaatsing zijn de opgeslagen spullen van [appellant] tussen 28 en 30 april 2020 weer bij Van Mesdag opgeslagen. Op 30 april 2020 heeft de Dienst Vervoer & Ondersteuning de spullen van [appellant] naar
De Rooyse Wissel vervoerd. De Rooyse Wissel heeft de spullen van [appellant] in ontvangst genomen. In De Rooyse Wissel zijn de spullen van [appellant] onuitgepakt op een pallet blijven staan.
3.7
Na een kort verblijf in De Rooyse Wissel is in juli 2020 [appellant] overgeplaatst naar FPC Pompekliniek, locatie Zeeland. In de Pompekliniek zijn de spullen in aanwezigheid van [appellant] en personeel van de Pompekliniek uitgepakt.
3.8
De advocaat van [appellant] heeft Van Mesdag in een brief van 19 november 2020 aansprakelijk gesteld voor de door [appellant] gestelde schade van € 35.000 als gevolg van vermissing en beschadiging van zijn spullen. Bij die brief is een (getypte) lijst van de vermiste en beschadigde spullen gevoegd. Op die lijst staat onderaan de eerste en tweede pagina met pen bijgeschreven:
Bewoner: Staf:
[appellant] MP
Op de eerste pagina van de lijst staat verder:
Goederen gecontroleerd: portiers, [medewerker1] , [medewerker2] , [appellant]
Volgende spullen staan op de door van Mesdagkliniek geschreven Inventarislijsten en foto's maar niet aangetroffen in de dozen
Vermist:
• lx doosje met koningsketting 18 krt 120 gram
• lx gouden rolex
• Geld uit portemonnee "zie foto "€ 200,- of meer, niet goed te zien
• Zonnenbril zwart versace
• Phillip plein joggingspak
• lx gucci dustbag voor gucciriem
• lx louboutin winkeltas
• Werkschoenen nieuwe hoge paar
• Klein houten meubeltje met 3 planken
• Usb oplader snellader voor logitech harmony afstandsbediening
• 3x zwarte stiften eddinston speciale stiften eddinston 2000
• Doosje met bonnen van spullen o.a. kleding/ horloge/ etc.
• Sleutelhanger met huissleutel en hangslot sleutels locker
Uit maqazijnbox:
• PSH pro e 1 controller
• Laptop HP
• Kookweegschaal digitaal
• Boekje met telefoonnummers en adressen netwerk
• SD kaarten 2 x 16 GB en 128 GB Incl. reader
ER moeten nog een aantal dozen gecontroleerd worden dus de lijst met schade en vermissing kan geüpdatet worden
Op de tweede pagina staat:
Spullen gecontroleerd door : [medewerker1] , [medewerker2] , [appellant] , Portiers, [medewerker3]
Schade:
• Hoofdtelefoon synhijser kapot
• Hakmolen tefal gescheurd
• Moodlight ambi colla
• 3 pp lenzen doosje geopend niet afgesloten lenzen uitgedroogd (jaar)
• 2x air jordan schoenendoos beschadigd
• 2x adidas climacool schoenendoos beschadigd
• lx louboutin schoen spike gescheurd wit
• Subwoofer gaas deuk erin
• Towerfan honeywell plakband over chromen delen gezet chroom is verwijderd en poot
beschadigd
• Bluray speler Samsung 3D leest geen bluray meer
• Display home cinema verlichting werkt niet meer kabels zaten nog in apparatuur slordig
onzorgvuldig ingepakt alles
• Matras pocketvering dubbel gevouwen zonder bescherming ingepakt
• Stoel bert plantagi rugleuning helemaal kapot
• lx armani black parfum fles 100 ml kapot
• Jas moose knuckles gevlekt witte vegen
• lx kostuum knopen kapot en gevlekt van het jasje
• Philipp plein tasje beschadigd mist letter P metaal
• 2x kijboe horloge in doos horloge loopt niet meer "misschien batterij", horloge is dan
zonder toestemming aangezet
• Koelkast vies met schimmel
• Leren langwerpige kussen leer gescheurd
• lx spiegel nieuw in doosje gebroken
• lx locker gedeukt bovenzijde
Goederen zijn ingepakt door de van Mesdagkliniek (Rooijse Wissel heeft deze nooit uitgepakt) en Pompe heeft ze gesloten ontvangen, gecontroleerd met portier en staf en eigenaar. Geconstateerd dat de spullen asociaal onzorgvuldig zijn ingepakt; kleding ingepakt met kruiden, elektronica boven op elkaar gestapeld en kabels en zware dingen op kwetsbare delen. Ook de subwoofer was niet ingepakt, tevens is de tv geleverd en is deze niet in de doos gezet van de tv terwijl die wel aanwezig is. De Pompe kan niet aansprakelijk worden gesteld omdat er In goede samenwerking en onder 8 ogen is gecontroleerd. De verzendende kliniek is roekeloos en aansprakelijk.
3.9
[appellant] heeft op 23 december 2020 aangifte gedaan tegen Van Mesdag
wegens diefstal en/of verduistering van zijn spullen.
3.9
De advocaat van Van Mesdag heeft bij brief van 17 februari 2021 medegedeeld dat de Van Mesdag geen aansprakelijkheid erkent.

4.Bespreking van de bezwaren (grieven) van [appellant] tegen het vonnis

Ontvankelijkheid
4.1
[appellant] heeft niet alleen hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis van de kantonrechter maar ook tegen het tussenvonnis van 26 juli 2022 waarbij een comparitie van partijen werd gelast. Tegen een dergelijke beslissing staat echter geen beroep open (art. 131 Rv). In zoverre zal [appellant] niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep.
4.2
Van Mesdag heeft in haar conclusie van dupliek aangevoerd dat [appellant] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vorderingen ten aanzien van vermeende vermissingen en beschadigingen die al in de klachtenprocedure aan de orde zijn geweest omdat dat een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang is.
4.3
Het hof overweegt dat de omstandigheid dat [appellant] gebruik heeft gemaakt van de beklagprocedure bij de Commissie van Toezicht bij het forensisch psychiatrisch centrum dr. S. Van Mesdag te Groningen en de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, de gang naar de civiele rechter niet uitsluit. De raadsman van Van Mesdag heeft dat ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep desgevraagd ook onderschreven en heeft het betreffende verweer laten varen. [appellant] kan dus wel in zijn vorderingen in het hoger beroep tegen het eindvonnis worden ontvangen.
Mondelinge behandeling4.4 [appellant] heeft allereerst bezwaar gemaakt tegen het feit dat de kantonrechter geen nieuwe mondelinge behandeling heeft gelast en hem niet in persoon heeft gehoord. Bij de bespreking van die grief heeft [appellant] geen belang meer, nu hij tijdens de mondelinge behandeling in dit hoger beroep alsnog door het hof is gehoord.
Grondslagen van de vordering4.5 Van Mesdag heeft de spullen die [appellant] vanwege het regime in de kliniek niet op zijn kamer mocht hebben, opgeslagen en ingepakt. [appellant] verwijt Van Mesdag dat zij dat niet zorgvuldig heeft gedaan: er zouden spullen missen en beschadigd zijn. [appellant] baseert zijn vordering tot schadevergoeding op twee grondslagen, te weten bewaarneming en onrechtmatige daad.
Geen bewaarneming4.6 Bewaarneming is de overeenkomst waarbij de ene partij, de bewaarnemer, zich tegenover de andere partij, de bewaargever, verbindt, een zaak die de bewaargever hem toevertrouwt of zal toevertrouwen, te bewaren en terug te geven (art. 7:600 BW).
4.7
Dat, wanneer en op welke wijze een dergelijke overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, is door [appellant] niet onderbouwd gesteld. Daarvan is ook anderszins niet gebleken. Van Mesdag heeft de spullen van [appellant] niet op grond van een overeenkomst ingenomen en opgeslagen, maar zij deed dat vanuit haar op de wet [1] gebaseerde bevoegdheden en verantwoordelijkheden als tbs-kliniek. Van Mesdag verleent zorg aan tbs-patiënten en is verantwoordelijk voor de veiligheid in de kliniek. Het in de kliniek geldende regime bracht mee dat [appellant] maar een beperkt aantal spullen op zijn kamer mocht hebben. Vanuit die verantwoordelijkheid heeft Van Mesdag, nadat [appellant] had geweigerd zelf voor het vervoer van zijn spullen zorg te dragen, de spullen opgeslagen, ingepakt en naar een volgende kliniek laten vervoeren.
4.8
Nu er geen sprake is van een overeenkomst van bewaarneming, behoeft hetgeen Van Mesdag heeft aangevoerd over schending van de klachtplicht en het ontbreken van een ingebrekestelling geen bespreking meer.
De stelling dat Van Mesdag onrechtmatig heeft gehandeld is onvoldoende onderbouwd4.9 Van Mesdag heeft op 2 december 2019 een lijst opgesteld van de spullen van [appellant] die twee medewerkers van de afdeling Sociotherapie op die datum hebben ingepakt. Die lijst was gevoegd als bijlage bij de brief van Van Mesdag aan [appellant] van 18 december 2019 (productie 4 bij conclusie van antwoord).
4.1
[appellant] stelt dat bij het uitpakken van de spullen in de Pompekliniek bleek dat spullen van die lijst misten of beschadigd waren. Hij beroept zich in dat verband op de in rechtsoverweging 3.8 geciteerde lijst die als productie 1 bij dagvaarding in het geding is gebracht. [appellant] heeft gesteld dat deze lijst door het personeel van de Pompekliniek is opgesteld ter bevestiging van de vermissingen en beschadigingen.
4.11
Van Mesdag heeft uitdrukkelijk betwist dat zij of haar medewerkers onrechtmatig hebben gehandeld. Van het schenden van een wettelijke of een maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm is volgens haar geen sprake. Van Mesdag betwist ook dat personeel van de Pompekliniek zou hebben vastgesteld dat er spullen misten of beschadigd waren.
Van Mesdag heeft navraag gedaan bij de Pompekliniek en heeft een verklaring van mevrouw [de jurist van de kliniek] , jurist van de FPC Pompestichting, overgelegd. Deze houdt het volgende in:
U heeft bij onze instelling navraag gedaan en uitleg gevraagd over een lijst met (vermeende)
beschadigde en vermiste eigendommen die dhr. [appellant] (hierna: betrokkene) inbrengt in een aansprakelijkheidskwestie richting de FPC Dr. S. van Mesdag.
Naar aanleiding van uw verzoek heb ik intern navraag en onderzoek gedaan. Hieruit komt naar voren dat betrokkene bij ons destijds meerdere keren in ons magazijn is geweest om al zijn spullen uit te zoeken. Eén van de medewerkers die daar destijds bij is geweest (samen met een andere medewerker), geeft aan dat betrokkene toen zelf handmatig heeft opgeschreven wat hij miste dan wel beschadigd/kapot zou zijn. Dit is door hen bij betrokkene zelf gelaten. Zij waren hierbij alleen aanwezig omdat dit begeleid moest worden. Het is dus verder nooit samen met hem uitgetypt. Hoe betrokkene aan die uitgetypte lijst komt weten we niet. De uitgetypte lijst wordt niet herkend door de medewerker die er destijds bij was.
Inzake de paraaf "MP" of "WP" die op de lijst staat. Dit is nagevraagd bij medewerker [medewerker4] die
betrokkene noemt. Zij is destijds niet in het magazijn geweest met betrokkene en geeft aan niet te tekenen voor iets dat ze niet zelf heeft gecontroleerd.
Opvallend is ook dat betrokkene zelf "Bewoner" en "Staf" op het formulier heeft bijgeschreven.
Hopende u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd (…)
4.12
Het hof constateert dat [appellant] wisselende verklaringen heeft afgelegd over de totstandkoming van de lijst waarop hij zich beroept.
Tijdens de procedure bij de kantonrechter heeft [appellant] in zijn conclusie van repliek betoogd dat [medewerker4]
in het magazijnaanwezig was en zijn spullen samen met een aantal andere personeelsleden heeft gecontroleerd. [medewerker4] zou de lijst van vermiste en beschadigde spullen ter plekke op de computer hebben gemaakt. Volgens [appellant] is de lijst vervolgens door hemzelf en door [medewerker4] ondertekend.
4.13
[medewerker4] ontkent die gang van zaken echter nadrukkelijk, zo blijkt uit de hiervoor geciteerde brief van de jurist van de Pompekliniek en uit de eigen verklaring van [medewerker4] , die luidt:
Ik verklaar dat ik destijds
nietin het magazijn ben geweest met de heer [appellant] en dat ik de door de heer [appellant] overgelegde lijst
nietheb ondertekend.
4.14
[appellant] heeft vervolgens het standpunt ingenomen dat [medewerker4] de lijst heeft ondertekend in het bijzijn van zijn moeder. Hij heeft een e-mail van zijn moeder overgelegd waarin zij verklaart:
Ik was op bezoek bij mijn zoon. [appellant] toen de maatschappelijk werkster [medewerker4] de ondertekening deed voor de spullen van mijn zoon [appellant] waar ik bij stond.
4.15
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [appellant] , na te zijn geconfronteerd met deze inconsistenties, over de gang van zaken in het magazijn het volgende verklaard:
Daar zijn alle dozen opengemaakt en gecontroleerd. [medewerker1] en [medewerker3] waren daarbij aanwezig. Op de dozen zaten paklijsten. Op de lijsten heb ik met pen aangegeven welke spullen vermist waren en welke spullen beschadigd waren. Vervolgens heb ik contact opgenomen met mijn advocaat. Die adviseerde mij om een klachtprocedure te starten. Daarvoor was een kopie van de inventarislijst nodig. Bij voorkeur een uitgetypte versie, omdat dit overzichtelijker is. Ik had mijn mentor gevraagd, maar die werd ziek. [medewerker4] werd mijn vervangende mentor, dus heb ik de paklijsten aan haar gegeven. Zij heeft alles uitgetypt op de computer. Dat was niet in het magazijn. Hoe dat in de stukken terecht is gekomen, daar heb ik geen idee van. Op een gegeven moment kwam [medewerker4] binnen met de lijst. Mijn moeder was toen toevallig bij mij op bezoek. Het was Coronatijd maar ik mocht toen nog bezoek op mijn kamer ontvangen. [medewerker4] vroeg of ik de lijst wilde controleren, maar ik ging ervan uit dat ze alles goed had overgenomen vanaf de paklijst. Ik heb toen met mijn advocaat gebeld en die vroeg mij of de lijst ook ondertekend was. Vervolgens heb ik [medewerker4] opgeroepen via de intercom. Ik zei tegen haar: de lijst moet ondertekend worden, anders denken mensen dat ik de lijst zelf heb gemaakt. Nadat ik en [medewerker4] de lijst hadden ondertekend, heb ik de lijst aan mijn moeder gegeven. Zij zou deze opsturen naar mijn advocaat.
4.16
Anders dan [appellant] eerder heeft gesteld, is er dus geen sprake van geweest dat [medewerker4] de uitgetypte lijst, waarop [appellant] zich beroept (productie 1 bij dagvaarding), in het magazijn heeft opgesteld. [appellant] geeft aan dat hij zelf in het magazijn handgeschreven aantekeningen op de paklijsten van 2 december 2019 heeft gemaakt. Dat betreft de lijst die achter zijn aangifte zit (productie 4 bij dagvaarding). Volgens zijn nadere verklaring zou [medewerker4] deze lijst hebben overgetypt en ondertekend. [medewerker4] heeft een en ander ontkend. Het komt het hof ook niet aannemelijk voor dat de formulering van de laatste alinea op pagina 2 van productie 1 afkomstig is van een medewerker van de Pompekliniek. Maar zelfs al zou [medewerker4] de aantekeningen van [appellant] hebben overgetypt en de lijst vervolgens van haar handtekening hebben voorzien, dan kan dat niet bijdragen aan het bewijs van de stelling van [appellant] dat genoemde goederen misten of beschadigd waren. [appellant] erkent immers dat [medewerker4] niet aanwezig is geweest bij het uitpakken van de dozen in het magazijn. Zij kan dan ook niets uit eigen wetenschap verklaren over het controleren van de inhoud van de dozen. Het aanbod om haar of de moeder van [appellant] als getuige te horen is daarom niet ter zake doende.
4.17
[appellant] heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat twee andere medewerkers, [medewerker1] en [medewerker3] , “aanwezig waren” bij het openmaken en controleren van de inhoud. Uit de brief van de jurist van de Pompekliniek blijkt dat [appellant] meerdere keren in het magazijn is geweest en daarbij begeleid werd door twee medewerkers, maar dat deze hebben verklaard dat zij zich niet hebben beziggehouden met het controleren van de dozen. Zij hebben gezien dat [appellant] zelf handgeschreven aantekeningen maakte, maar de uitgetypte lijst waarop hij zich beroept herkennen ook zij niet. [appellant] heeft deze door de Pompekliniek beschreven gang van zaken niet gemotiveerd weersproken. Hij heeft niet concreet onderbouwd gesteld dat en op welke wijze [medewerker1] en/of [medewerker3] actief betrokken zijn geweest bij het uitpakken en controleren van de dozen. Dat had in het licht van het door Van Mesdag gevoerde verweer wel in de rede gelegen. Als genoemde medewerkers een controlerende rol hadden gespeeld had het bovendien voor de hand gelegen dat [appellant] de lijst met zijn aantekeningen aan hen ter ondertekening had voorgelegd in plaats van aan [medewerker4] die helemaal niet in het magazijn aanwezig is geweest. Nu [appellant] ook op dit punt niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, ziet het hof evenmin aanleiding de overige medewerkers van de Pompekliniek te horen.
4.18
Daar komt bij op de lijst met spullen die volgens [appellant] tijdens het inpakken beschadigd zouden zijn, meerdere zaken voorkomen die voor de overplaatsing van [appellant] naar een andere kliniek al onderwerp zijn geweest van beklagprocedures. Zo heeft [appellant] , die tijdens zijn verblijf in Van Mesdag ruim 150 beklagprocedures heeft gevoerd die veelal gingen over (vermeende) beschadiging of vermissing van zijn eigendommen, in 2019 en begin 2020 (soms meermaals) geklaagd over beschadiging van onder meer lenzen, jack, knopen kostuum, stoel Bert Pantagi [
waarschijnlijk is bedoeld Bert Plantagie, hof], kapotte parfumfles, dvd box, tv, boxen, matras, dustbag van Gucci schoenen, beeldscherm en afstandsbediening, subwoofer, Moose Knuckles jas, Rolex horloge, Philipp Plein tasje.
De stelling van [appellant] dat deze spullen als gevolg van het onzorgvuldig inpakken zijn beschadigd, is ongeloofwaardig, nu volgens zijn eigen stellingen in de in 2019 en begin 2020 gevoerde beklagprocedures vermissing of beschadiging van deze spullen al aan de orde was. Dat was ruim voor zijn overplaatsing in april 2020.
Voor zover [appellant] er in zijn vijfde grief van uitgaat dat de kantonrechter heeft geoordeeld dat [appellant] vanwege zijn eerder ingediende klachten niet meer betrouwbaar of integer zou zijn, berust zijn grief op een verkeerde lezing van het vonnis.
De kantonrechter heeft in rechtsoverweging 4.7 overwogen dat de stellingen Van [appellant] over het vermissen c.q. beschadigd raken van zijn spullen in het kader van de verhuizing aan geloofwaardigheid inboeten, niet vanwege het enkele feit dat [appellant] heeft geklaagd, maar vanwege het feit dat [appellant] al ruim voordat zijn spullen ten behoeve van de verhuizing waren ingepakt en opgeslagen, ten aanzien van een aantal van deze spullen heeft gesteld dat zij waren beschadigd of vermist.
4.19
Het hof merkt ten overvloede nog het volgende op. [appellant] stelt aanzienlijke schade te hebben geleden omdat de spullen die volgens hem vermist of beschadigd zijn, zeer waardevol zijn. Het zou gaan om echte merkartikelen die een waarde zouden vertegenwoordigen van wel € 35.000. Blijkens de uitspraak van de beklagcommissie van
16 april 2020 heeft [appellant] verklaard dat hij veel van de duurdere spullen in 2018/2019 heeft gekocht en daaraan duizenden euro’s heeft uitgegeven. Hij heeft echter geen aankoopbewijzen, bankafschriften of echtheidscertificaten overgelegd ter onderbouwing van zijn stellingen. [appellant] , die al lange tijd in tbs-klinieken verblijft en onder meer is veroordeeld voor het invoeren, verkopen en in voorraad hebben van valse merken en oplichting, heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in genoemde periode financieel in staat was dergelijke aankopen te doen. Van Mesdag heeft benadrukt dat [appellant] bij opname in Van Mesdag blijkens de beheerrekening weinig vermogen had. Hij beschikte over zeer weinig inkomsten en er was sprake van een zeer beperkt uitgavenpatronen. [appellant] heeft dat niet weersproken. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft hij op dit punt ook geen overtuigende uitleg kunnen geven. Hij heeft toen weer een andere verklaring afgelegd, namelijk dat zijn moeder veel spullen voor hem heeft aangeschaft, maar een verklaring van de moeder in die zin of bewijzen van door haar gedane aankopen, ontbreken. Ook de stelling dat hij een echte Rolex van zijn vader heeft gekregen is op geen enkele wijze onderbouwd. [appellant] heeft ook om deze reden – gelet op het verweer van Van Mesdag – niet voldoende gemotiveerd gesteld dat hij schade heeft geleden door vermissing of beschadiging van echte merkartikelen.
4.2
Het hof is van oordeel dat [appellant] zijn stelling dat hij schade heeft geleden als gevolg van onrechtmatig handelen van Van Mesdag doordat zijn eigendommen door toedoen van medewerkers van Van Mesdag vermist of beschadigd zijn geraakt, ook in dit hoger beroep onvoldoende heeft onderbouwd en onvoldoende consistent heeft toegelicht. [appellant] heeft ook niet afdoende gereageerd op de gemotiveerde verweren van Van Mesdag. Voor bewijslevering is daarom geen plaats.
De conclusie
4.21
De grieven 1 tot en met 5 falen. Grief 6, die geen zelfstandige betekenis heeft, deelt dat lot. [appellant] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep tegen het tussenvonnis. Zijn beroep tegen het eindvonnis is ongegrond, zodat het hof dat vonnis zal bekrachtigen.
4.22
[appellant] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, te vermeerderen met wettelijke rente als hierna in het dictum bepaald. Volgens vaste rechtspraak betekent een veroordeling in de proceskosten dat men ook wordt veroordeeld tot betaling van de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente over de nakosten is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [2]
4.23
De proceskostenveroordeling in deze uitspraak kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
5.1
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover dat is gericht tegen het tussenvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 26 juli 2022;
5.2
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 27 juni 2023;
5.3
veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van Van Mesdag:
€ 2.135 aan griffierecht en
€ 3.142 aan salaris voor de advocaat (2 pt tarief € 1.571);
5.4
bepaalt dat deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
5.5
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M.A. Wind, J.H. Kuiper en A.A.J. Smelt en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
26 november 2024.

Voetnoten

1.Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden.
2.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.