Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
L. van Dijk en B.J. Voerman, leden, bijgestaan door mr. S. van der Meer, griffier,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 januari 2024, gaat het om een geschil tussen twee contractuele medehuurders, de vader en de moeder van twee kinderen, over de voortzetting van de huur van een gezamenlijke woning. De vader, als appellant, heeft in hoger beroep een vordering ingediend om het exclusieve huurrecht van de woning toegekend te krijgen, terwijl de moeder, als geïntimeerde, zich verzet tegen deze vordering. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 januari 2024, waarbij beide partijen aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is, waardoor niet gewacht kan worden op een definitieve uitspraak in een bodemprocedure.
Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het zwaartepunt van de zorg voor de kinderen bij de moeder ligt. De moeder heeft een zorgregeling voorgesteld waarbij de kinderen om de week bij de vader verblijven. Het hof heeft ook rekening gehouden met de financiële situatie van beide ouders en de mogelijkheden van de vader om een nieuwe woning te vinden. Uiteindelijk heeft het hof de vordering van de vader afgewezen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij de ouders zijn overeengekomen dat de ouder die in de woning mag blijven, de andere ouder in de gelegenheid stelt om in de woning te verblijven ter uitvoering van de zorgregeling. De proceskosten van het hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt.