ECLI:NL:GHARL:2024:719

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
200.335.930/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van het huurrecht aan contractuele medehuurders in het kader van een geschil over voortzetting van de huur

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 januari 2024, gaat het om een geschil tussen twee contractuele medehuurders, de vader en de moeder van twee kinderen, over de voortzetting van de huur van een gezamenlijke woning. De vader, als appellant, heeft in hoger beroep een vordering ingediend om het exclusieve huurrecht van de woning toegekend te krijgen, terwijl de moeder, als geïntimeerde, zich verzet tegen deze vordering. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 januari 2024, waarbij beide partijen aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is, waardoor niet gewacht kan worden op een definitieve uitspraak in een bodemprocedure.

Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het zwaartepunt van de zorg voor de kinderen bij de moeder ligt. De moeder heeft een zorgregeling voorgesteld waarbij de kinderen om de week bij de vader verblijven. Het hof heeft ook rekening gehouden met de financiële situatie van beide ouders en de mogelijkheden van de vader om een nieuwe woning te vinden. Uiteindelijk heeft het hof de vordering van de vader afgewezen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij de ouders zijn overeengekomen dat de ouder die in de woning mag blijven, de andere ouder in de gelegenheid stelt om in de woning te verblijven ter uitvoering van de zorgregeling. De proceskosten van het hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.335.930/01
zaaknummer rechtbank Overijssel 10749573
proces-verbaal van uitspraak als bedoeld in artikel 29a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Proces-verbaal van de mondelinge behandeling met gesloten deuren van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 januari 2024, door mrs. M.A.F. Veenstra, voorzitter, en
L. van Dijk en B.J. Voerman, leden, bijgestaan door mr. S. van der Meer, griffier,
in de zaak van

[appellant] (de vader),

die woont in [woonplaats1] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
advocaat: mr. S.H.G. Swennen te Deventer,
tegen:

[geïntimeerde] (de moeder),

die woont in [woonplaats1] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat: mr. E. Baldan te Deventer.
Verschenen zijn de vader en de moeder, bijgestaan door hun advocaten.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof de zitting geschorst voor overleg in raadkamer. Vervolgens is de zaak uitgeroepen voor uitspraak en heeft het hof in het openbaar mondeling uitspraak gedaan (artikel 29a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Deze luidt als volgt.
Spoedeisend belang
Evenals de kantonrechter, en op dezelfde gronden als de kantonrechter, is het hof van oordeel dat er een spoedeisend belang is waardoor niet kan worden gewacht totdat in een bodemprocedure is uitgemaakt aan wie het huurrecht definitief zal worden toegekend.
Inhoudelijke beoordeling
Partijen zijn contractuele medehuurders van de woning aan de [adres] te [woonplaats1] . Een vordering strekkende tot toekenning van het exclusieve huurrecht van een gezamenlijk gehuurde woning, waarbij de andere huurder de woning moet verlaten, kan in geval van contractuele medehuurders tevens samenwoners worden gegrond op artikel 7:267 lid 7 van het Burgerlijk Wetboek. Deze bepaling ziet weliswaar op samenwoners waarvan de niet-contractuele huurder op grond van voormeld artikel medehuurder is geworden, maar kan naar analogie worden toegepast wanneer contractuele medehuurders een geschil hebben over wie van hen het gehuurde moet verlaten en wie daarin mag blijven (ECLI:NL:HR:2021:1964).
Het onderhavige geschil ziet op de vraag wie van partijen het meeste belang heeft bij voortzetting van het huurgenot van de woning in afwachting van een definitieve oplossing. Hiervoor moet een belangenafweging worden gemaakt.
Het hof overweegt dat zowel de vader als de moeder een groot belang hebben bij voortzetting van de huur. Bij de belangenafweging die het hof moet maken is doorslaggevend dat het zwaartepunt van de zorg voor [naam1] en [naam2] bij de moeder ligt. Ter zitting heeft de moeder voorgesteld dat [naam1] en [naam2] in de ene week van woensdag tot vrijdag bij de vader kunnen verblijven en in de andere week van vrijdag tot zondag. In de lopende bodemprocedure bij de rechtbank zal een nieuwe zorgregeling bepaald worden waarbij de kinderen, volgens verwachting van partijen, nog steeds het grootste deel van de tijd bij de moeder zullen zijn.
Voor zover de vader heeft betoogd dat de moeder (met de kinderen) bij haar nieuwe partner kan intrekken, volgt het hof hem daarin niet. Gelet op de prilheid van zowel de nieuwe realiteit waarin de ouders niet meer samen zijn als de relatie van de moeder, acht het hof dit niet in het belang van [naam1] en [naam2] . Het is in hun belang dat zij zoveel mogelijk in de voor hen vertrouwde omgeving kunnen wennen aan de nieuwe situatie. Daarnaast weegt voor het hof mee dat uit de stukken blijkt dat de vader financieel meer mogelijkheden heeft dan de moeder. Ter zitting heeft de moeder aan de orde gesteld dat zij pogingen onderneemt om een baan te vinden, maar dat zij al ongeveer acht jaar niet aan het arbeidsproces heeft deelgenomen en niet beschikt over een (relevante) vooropleiding. Hoewel het hof zich realiseert dat de vader niet van de een op de andere dag over een eigen woning zal beschikken, lijkt hij meer mogelijkheden te hebben om (op korte termijn) een andere huurwoning te vinden waarin hij de zorg voor [naam3] kan voortzetten, nu hij ook in de vrije sector kan zoeken. Dit betekent dat het hof, alles overwegende, de vordering van de vader zal afwijzen en het bestreden vonnis zal bekrachtigen. Daarbij neemt het hof het volgende in aanmerking.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn de vader en de moeder overeengekomen dat de ouder die in de woning mag blijven wonen, de andere ouder in de gelegenheid stelt om ter uitvoering van een zorgregeling met de kinderen in de woning te verblijven. De ouders zijn overeengekomen dat deze afspraak drie maanden vanaf heden zal gelden. Gelet op de beslissing van het hof en de zorgregeling die de moeder ter zitting heeft voorgesteld, betekent dit dat de moeder de vader in de gelegenheid dient te stellen om gedurende die zorgregeling, of de regeling die de rechtbank bepaalt in de bodemprocedure, in de woning te verblijven. Het hof acht het in het belang van [naam1] en [naam2] dat de ouders deze toezegging ook daadwerkelijk nakomen.
De grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
Gelet op de aard van de onderhavige procedure zal het hof de proceskosten van het hoger beroep compenseren, met dien verstande dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

De beslissing:

Het hof, recht doende in hoger beroep in kort geding:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 20 november 2023;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
De voorzitter deelt mee dat een afschrift van het proces-verbaal binnen twee weken aan partijen wordt toegestuurd en sluit de zitting.
Dit proces-verbaal is ondertekend door de voorzitter.