In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling en vernieling, maar heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 7 november 2024 heeft de verdachte een beroep gedaan op noodweer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 juli 2022 betrokken was bij een confrontatie met de aangever, waarbij de verdachte vuistslagen heeft uitgedeeld. De aangever had een mes bij zich, wat leidde tot de vraag of de verdachte zich in een noodweersituatie bevond. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen gewogen en geconcludeerd dat de verdachte zich daadwerkelijk in een noodweersituatie bevond. Hierdoor is het hof tot de conclusie gekomen dat de verdachte niet schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel de mishandeling als de vernieling. Tevens is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt.