ECLI:NL:GHARL:2024:7164

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
200.340.220/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopig deskundigenbericht in civiele procedure met betrekking tot bouwkundige expertise en kostenbegroting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 november 2024 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek om een voorlopig deskundigenbericht. De verzoekers, vertegenwoordigd door mr. H. Scheper, hebben geen bezwaar tegen de benoeming van de heer [naam2] van BouwConsilium als deskundige, maar hebben wel vragen en bezwaren geuit over de kostenbegroting en de reikwijdte van het onderzoek. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. A. Neophitou, heeft eveneens geen bezwaar tegen de benoeming, maar heeft aanvullingen gedaan op de vragen die aan de deskundige voorgelegd dienen te worden. Het hof heeft de bezwaren van partijen over de kostenbegroting voorgelegd aan de deskundige, die heeft aangegeven dat de begroting is gebaseerd op zijn ervaring en dat de uiteindelijke kosten afhankelijk zijn van het daadwerkelijk benodigde onderzoek. Het hof heeft geoordeeld dat het verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht toewijsbaar is en heeft de heer [naam2] benoemd als deskundige. De deskundige is belast met het uitvoeren van een onderzoek naar de bouwkundige staat van de betrokken objecten en het vaststellen van eventuele gebreken, alsook het maken van een kostenbegroting voor herstelwerkzaamheden. Het hof heeft het voorschot op de kosten van het deskundigenbericht vastgesteld op € 22.700,- inclusief btw, en heeft bepaald dat de verzoekers dit voorschot dienen te betalen. De deskundige moet zijn rapport vóór 1 april 2025 indienen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.340.220/01
beschikking van 21 november 2024
in de zaak van

1.[verzoeker] ,

2. [verzoekster],
beide wonende in [woonplaats1] ,
verzoekers,
hierna:
[verzoekers],
advocaat: mr. H. Scheper, die kantoor houdt in Hoogeveen,
en
[verweerder] h.o.d.n. [naam1],
die woont in [woonplaats2] ,
verweerder,
hierna:
[verweerder],
advocaat: mr. A. Neophitou, die kantoor houdt in Oss.

1.De verdere procedure bij het hof

1.1
Voor de procedure verwijst het hof naar de tussenbeschikking van 26 september 2024 (hierna: de tussenbeschikking). In deze tussenbeschikking heeft het hof de zaak aangehouden, zodat partijen zich konden uitlaten over de voorgenomen benoeming van de heer [naam2] van BouwConsilium als deskundige, de door hem begrote kosten en de aan hem te stellen vragen.
1.2
Namens [verzoekers] heeft mr. Scheper bij brief van 7 oktober 2024 laten weten dat [verzoekers] geen bezwaar hebben tegen de benoeming van de heer [naam2] als deskundige. Het is voor [verzoekers] echter nog onvoldoende duidelijk of de opdracht aan deskundige [naam2] eveneens inhoudt het uitvoeren van destructief onderzoek, terwijl dat volgens hen wel noodzakelijk is. Ten aanzien van de kostenbegroting komt deze [verzoekers] fors voor. Ook is niet duidelijk wat onder post 4 ‘constructieve opname’ moet worden begrepen en hoe die zich verhoudt met post 3 de ‘inspectie ter plaatse’. Ten slotte vragen [verzoekers] zich af van welke werkzaamheden/voorwaarden de omvang van de stelpost afhankelijk is. [verzoekers] wensen dat de deskundige op voornoemde punten duidelijkheid verschaft, en ook opnieuw kritisch naar de kostenbegroting kijkt.
1.3
Namens [verweerder] heeft mr. Neophitou bij brief van 9 oktober 2024 laten weten geen bezwaar te hebben tegen de benoeming van de heer [naam2] als deskundige. Ook [verweerder] meent dat de urenbegroting op voorhand fors lijkt te zijn ingeschat. Ten aanzien van de te stellen vragen heeft [verweerder] een aanvulling gedaan die er kort gezegd op neerkomt dat de deskundige bij zijn onderzoek de gebreken in relatie met het overeengekomen en opgedragen werk dient te onderzoeken, en dat de deskundige bij de beoordeling van de eerdere eenzijdig opgestelde rapporten rekening houdt met de inbreng van [verweerder] .
1.4
Het hof heeft de bezwaren en vragen van partijen over de kostenbegroting voorgelegd aan de heer [naam2] en hem gevraagd om een reactie. In zijn toelichting van 28 oktober 2024 wijst [naam2] erop dat de kostenbegroting is opgesteld op basis van ruime ervaring met vergelijkbare zaken en dat zorgvuldig onderzoek en rapportage veel tijd in beslag neemt. Bovendien zijn nog niet alle gegevens ontvangen en is het werk ook nog niet bezocht. Na de opname ter plaatse kan beoordeeld worden of de constructeur de situatie dient op te nemen en of destructief onderzoek nodig is. Daarnaast zal [naam2] overleg hebben met specialisten inzake de elektrische installatie en de vloerafwerking. De stelpost ziet op het doorrekenen op basis van de huidige situatie en controleberekeningen conform de geldende voorschriften, en kan pas ingevuld worden als alle gegevens bekend zijn.
1.5
De toelichting van [naam2] is per brief van de griffie aan partijen gestuurd samen met deze beschikking.
1.6
Vervolgens heeft het hof beschikking bepaald.

2.De nadere beoordeling

2.1
Voor de feiten in deze zaak verwijst het hof naar de tussenbeschikking.
2.2
In de tussenbeschikking heeft het hof reeds geoordeeld dat het verzoek van [verzoekers] tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht toewijsbaar is.
2.3
Het hof heeft verder geoordeeld dat voor het deskundigenonderzoek kan worden volstaan met de benoeming van één bouwkundige expert. Daartoe heeft het hof de heer [naam2] bereid en in staat gevonden om in deze zaak te rapporteren. Uit de correspondentie van 7 en 9 oktober 2024 is gebleken dat partijen geen bezwaren hebben tegen de benoeming van de heer [naam2] als deskundige. Het hof zal de heer [naam2] dan ook benoemen.
2.4
Bij de formulering van de vragen heeft het hof in de tussenbeschikking aansluiting gezocht bij de door [verzoekers] voorgestelde vragen en datgene wat tijdens de mondelinge behandeling daarover is besproken. In zijn brief van 9 oktober 2024 heeft [verweerder] een aanvulling daarop gedaan. Het hof ziet geen bezwaar tegen de aanvulling zoals die door [verweerder] is voorgesteld en zal deze dan ook overnemen. [verzoekers] hebben tegen deze aanvulling ook geen bezwaren geuit. Het hof zal de deskundige daarom de volgende vragen voorleggen:
i. Wat is de algehele bouwkundige staat van de woning, de schuur, het chalet en de stal, alle omstandigheden in aanmerking genomen, in relatie tot het tussen partijen overeengekomen werk? Wilt u in het bijzonder aandacht besteden aan de constructie van de woning, zoals die eerder door de partijdeskundige [naam3] is beoordeeld zonder inbreng van [verweerder] , doch ditmaal met - voor zover nodig - de inbreng van [verweerder] ?
Zijn de door [verweerder] uitgevoerde werkzaamheden aan de woning, het chalet, de schuur en de stal conform de eisen van goed en deugdelijk werk, alsmede het (destijds) geldende bouwbesluit en conform in redelijkheid mag worden verwacht voor de gerekende prijs? Zo nee, kunt u aangeven, welke werkzaamheden niet aan die eisen voldoen en waarom dat het geval is? Wilt u in het bijzonder aandacht besteden aan de uitvoering van (de watervoerende leidingen in) de zandcementvloer, de elektrische installatie in de bijgebouwen en de uitvoering van de gebintconstructie en de vlonder bij het chalet?
Heeft u gebreken geconstateerd aan het door [verweerder] uitgevoerde werk en zo ja, wat zijn die gebreken?
Wat is de oorzaak van de door u geconstateerde gebreken?
Kunt u aangeven of de gebreken hersteld kunnen worden en zo ja, binnen welke termijn en op welke wijze? En kunt u een begroting maken van de kosten van herstel, uitgesplitst naar kosten voor materiaal en manuren, inclusief en exclusief btw en rekening houdend met de door [verweerder] toegepaste tarieven vermeerderd met eventuele actuele noodzakelijke opslagen?
Wilt u bij uw onderzoek naar bovenstaande vragen de bevindingen van de partijdeskundigen EBN, [naam3] en A2 Experts betrekken?
Heeft u verder nog opmerkingen die voor de onderhavige kwestie van belang kunnen zijn?
2.5
De heer [naam2] heeft zijn kosten begroot op een bedrag van € 18.750 (148 uur x € 125 en € 250 aan verschotten en reiskosten) (exclusief btw). Beide partijen hebben bezwaar gemaakt tegen hoogte van de kosten en [verzoekers] hebben vragen gesteld met betrekking tot de verschillende posten. [naam2] heeft op basis van zijn ervaring als deskundige een toelichting gegeven op de verschillende posten en de inrichting van zijn onderzoek. Het hof gaat er vanuit dat de vragen van [verzoekers] hiermee zijn beantwoord en ziet geen noodzaak om de deskundige nadere instructies over het door hem uit te voeren onderzoek te geven. Zonodig kunnen [verzoekers] tijdens het onderzoek door de deskundige daarover nog vragen aan hem stellen. Het gehanteerde uurtarief acht het hof niet onredelijk. Ook geeft het genoemde bezwaar met betrekking tot de hoogte van de kosten geen aanleiding om te twijfelen aan de door de deskundige gemaakte inschatting van het benodigde aantal uren voor het verlangde onderzoek en het voorschot op een lager bedrag vast te stellen dan door hem is begroot. Het gaat hier om een begroting van het aantal te besteden uren en uiteraard zal alleen het werkelijk aantal uren dat aan benodigd onderzoek is besteed uiteindelijk in rekening worden gebracht, waarbij ervan uitgegaan moet worden dat de deskundige het onderzoek zo efficiënt mogelijk zal inrichten. Met het oog op de beheersing van de kosten van deze procedure zou het hof het wel wenselijk vinden als de kosten van het deskundigenbericht het bedrag van het voorschot in ieder geval niet overschrijden. Partijen hebben daar met eventueel aanvullende opmerkingen en verzoeken en de omvang van hun commentaar ook zelf de hand in.
2.6
Gelet op het voorgaande gaat het hof voorbij aan de bezwaren van partijen en zal hierna de benoeming van de deskundige plaatsvinden, met bepaling van het voorschot op het door de deskundige begrote afgeronde bedrag van € 22.700 (inclusief btw). Verder wordt de termijn waarbinnen het rapport dient te worden gedeponeerd bepaald.
2.7
[verzoekers] dragen ingevolge artikel 195 Rv in samenhang met artikel 205 Rv als verzoekende partij het voorschot van het deskundigenbericht. Het hof ziet geen aanleiding om in dit geval een uitzondering op dit uitgangspunt aan te nemen.

3.De beslissing

Het hof:
3.1
wijst het verzoek van [verzoekers] tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht toe;
3.2
benoemt tot deskundige:
[naam2] van BouwConsilium, Kastanjeleane 18, 9051 SJ Stiens, info@bouwconsilium.nl,
om een onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen over de hiervoor onder 2.4 vermelde vragen;
3.3
wijst de deskundige erop dat hij voor aanvang van het onderzoek kennis dient te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl);
3.4
bepaalt dat de deskundige tijdens het onderzoek partijen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat daarvan uit het schriftelijke bericht zal blijken;
3.5
bepaalt dat de deskundige een concept-deskundigenbericht aan partijen zal sturen en partijen in de gelegenheid zal stellen op dat concept te reageren alvorens een definitief bericht uit te brengen. In het definitieve deskundigenbericht zal de deskundige de reacties van partijen op het concept bespreken;
3.6
bepaalt dat [verzoekers] aan de deskundige een kopie van het volledige procesdossier in het voorlopig deskundigenbericht en in de bodemzaak ter beschikking zal stellen;
3.7
beveelt partijen om aan de deskundige alle door hem gewenste inlichtingen te verstrekken;
3.8
bepaalt dat de deskundige het ondertekende deskundigenbericht vóór 1 april 2025 toestuurt aan de griffie van dit hof (Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden);
3.9
bepaalt het voorschot van de kosten op € 22.700,- (inclusief btw);
3.1
bepaalt dat [verzoekers] het voorschot dienen te betalen, conform de nota met betaalinstructies die zij zullen ontvangen van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
3.11
bepaalt dat dit voorschot (in beginsel) binnen vier weken na dagtekening van de nota van het Landelijk Dienstencentrum moet zijn voldaan;
3.12
bepaalt dat de deskundige niet met het onderzoek zal starten voordat de griffier heeft laten weten dat het voorschot is betaald;
3.13
bepaalt dat de deskundige zich – door tussenkomst van de griffie – met vragen en opmerkingen zal wenden tot mr. J. Smit, die hierbij wordt benoemd tot raadsheer-commissaris;
3.14
draagt de griffier op een afschrift van deze beschikking aan de deskundige te verzenden.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. Smit, M. Willemse en E.F. Groot en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024.