ECLI:NL:GHARL:2024:6998

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
200.313.887/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake aardbevingsschade en producties in hoger beroep

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een hoger beroep van een appellante die schadevergoeding eist van de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM) wegens aardbevingsschade aan haar woning. De mondelinge behandeling vond plaats op 26 september 2024, na een eerdere geplande zitting die niet doorging vanwege ziekte. Tijdens deze behandeling heeft de appellante verschillende producties ingediend ter ondersteuning van haar standpunt, waaronder een memo van Vergnes en rapporten van deskundigen. NAM heeft aangegeven dat zij zich bij akte wil uitlaten over de ingediende producties, maar het hof heeft besloten dat NAM geen gelegenheid krijgt om te reageren op het memo van Vergnes, omdat zij hiervoor voldoende tijd heeft gehad. Het hof heeft echter wel besloten dat NAM de gelegenheid krijgt om te reageren op de producties 8 tot en met 13c, omdat deze producties pas tijdens de mondelinge behandeling volledig duidelijk werden en specifieke deskundigheid vereisen voor een adequate reactie. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol van 12 november 2024 voor de akte uitlating door NAM en houdt verdere beslissingen aan. Dit arrest is gewezen op 15 oktober 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.313.887/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 116697
arrest van 15 oktober 2024
in de zaak van
[appellante],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. J. Knotter in Emmen,
tegen
Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.,
die is gevestigd in Assen,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna:
NAM,
advocaat: mr. P.A.Th. Kostwinder in Groningen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Naar aanleiding van het arrest van 4 april 2023 heeft op 26 september 2024 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. De eerder voor 2 november 2023 geplande mondelinge behandeling kon vanwege ziekte niet doorgaan. Van de mondelinge behandeling is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.
2. Nieuwe producties
2.1
Ter voorbereiding op de (geplande) mondelinge behandeling van 2 november 2023 heeft [appellante] een memo van Vergnes in het geding gebracht (productie 6). Ter voorbereiding op de mondelinge behandeling van 26 september 2024 heeft zij op 13 september 2024 nog een aantal andere producties (7 tot en met 13c) in het geding gebracht, waaronder een rapport van de geoloog [naam1] (producties 12a tot en met 12d) en de berekening van de schadekans door [naam2] (producties 13a tot en met 13c).
NAM heeft tijdens de mondelinge behandeling laten weten dat zij zich bij akte over de in het geding gebrachte producties wil uitlaten indien het hof deze producties in zijn oordeel wil betrekken.
2.2
Het is het hof niet duidelijk geworden of het verzoek van NAM ook ziet op het memo van Vergnes. Indien dat het geval is, geldt het volgende. NAM heeft ruimschoots de gelegenheid gehad om adequaat te kunnen reageren op het memo.. Zij had dit memo kunnen voorleggen aan haar deskundige RoyalHaskoningDHV (hierna: RHDHV). Het hof zal NAM dan ook geen gelegenheid bieden om alsnog te reageren op dat memo.
2.3
Productie 7 betreft een aantal foto’s van de woning. NAM heeft op deze foto’s kunnen reageren tijdens de mondelinge behandeling. Het hof ziet geen reden haar de gelegenheid te bieden dat nogmaals in een akte te doen. Productie 7 betreft een aantal foto’s van de woning.
2.4
Voor de producties 8 tot en met 13c ligt dat anders. Om adequaat op deze producties te kunnen reageren is specifieke deskundigheid vereist. Bovendien was niet op voorhand duidelijk wat [appellante] met deze producties wilde aantonen. Dat werd pas (geheel) duidelijk tijdens de mondelinge behandeling. NAM heeft dan ook niet voldoende gelegenheid gehad om zich daartegen te verweren.
2.5
In grief 5 heeft [appellante] de stelling betrokken dat de SBR Trillingsrichtlijn A - in elk geval voor het antwoord op de vraag of de schade aan haar woning door aardbevingen is veroorzaakt - relevantie mist. Met de producties 8 tot en met 13c wordt deze stelling onderbouwd. De producties dienen dan ook niet ter onderbouwing van een nieuwe grief, zodat het hof ze niet om die reden buiten beschouwing kan laten. Omdat het hof niet op voorhand kan uitsluiten dat het de producties 8 tot en met 13c in het voordeel van [appellante] bij de beoordeling van het geschil tussen partijen zal betrekken, heeft NAM er belang bij op deze producties te reageren.
2.6
Het hof zal NAM dan ook gelegenheid geven om in een akte op (alleen) deze producties (en dus niet ook op de andere nieuwe producties) te reageren. Het hof gaat ervan uit dat NAM bij haar akte een rapport of een notitie van haar deskundige in het geding zal brengen. [appellante] krijgt geen gelegenheid op dat rapport te reageren. Indien NAM een rapport van een deskundige in het geding brengt, hebben beide partijen hun stellingen over dit onderwerp kunnen onderbouwen met een rapport van een deskundige.

3.3. De beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 12 november 2024 voor akte uitlating producties 8 tot en met 13c door NAM;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H. de Hek, A.A.J. Smelt en G.J.M. Verburg en is door de rolraadsheer in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
15 oktober 2024.