ECLI:NL:GHARL:2024:6875

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
21-000957-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verdachte in hoger beroep tegen vonnis rechtbank Noord-Nederland

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte, die eerder door de rechtbank Noord-Nederland was veroordeeld. De verdachte was geboren in 1998 en woonde op het moment van de uitspraak in een onbekende woonplaats. Het hof heeft vastgesteld dat zowel de verdachte als de officier van justitie hoger beroep hadden ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, dat op 13 februari 2023 was gewezen. Tijdens de zitting op 28 oktober 2024 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep.

De raadsman van de verdachte had op 21 oktober 2024 aan het hof laten weten dat hij dacht dat de zitting niet door zou gaan, omdat het openbaar ministerie het appel had ingetrokken. Echter, het hof oordeelde dat het hoger beroep van de verdachte niet was ingetrokken, aangezien dit was ingesteld op 22 februari 2023. Ondanks het feit dat de verdachte en zijn raadsman niet verschenen waren op de zitting, en er geen bezwaren waren ingediend tegen het vonnis van de rechtbank, besloot het hof om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.

De beslissing van het hof was gebaseerd op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat het mogelijk maakt om een zaak niet inhoudelijk te behandelen als er geen redenen zijn om dit te doen. Het hof heeft de verdachte derhalve niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, wat betekent dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand blijft.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000957-23
Uitspraak d.d.: 28 oktober 2024
VERSTEK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 13 februari 2023 met parketnummer 18-260043-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
wonende te [woonplaats]

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 oktober 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in het hoger beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De raadsman van verdachte heeft op 21 oktober 2024, in reactie op een e-mail van het hof, laten weten dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de zitting van het hof op 28 oktober 2024 niet door zal gaan nu het appel door het openbaar ministerie is ingetrokken bij akte van intrekking van 2 oktober 2024. Namens verdachte is echter ook hoger beroep ingesteld middels de akte van instellen hoger beroep van 22 februari 2023. Dit hoger beroep is niet door of namens verdachte ingetrokken.
Nu noch verdachte, noch zijn raadsman zijn verschenen in hoger beroep, de verdachte geen bezwaren heeft opgegeven tegen het hierboven genoemde vonnis en het hof, mede gezien vorenbedoeld e-mailbericht van de raadsman, ook zelf geen redenen ziet die een inhoudelijke behandeling van de zaak noodzakelijk maken, ziet het hof in deze zaak aanleiding toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:

Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.

Aldus gewezen door
mr. P.S. Bakker, voorzitter,
mr. M.C. van Linde en mr. L. Pieters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.C. Bita, griffier,
en op 28 oktober 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.