In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had de verdachte op 19 december 2023 veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak van enkele strafbare feiten, waaronder het witwassen van contante geldbedragen en goederen. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal betoogd dat er sprake was van een misslag in de appelakte, terwijl de verdediging aanvoerde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in het hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep beperkt was tot de vrijspraak van bepaalde goederen en dat de grieven van het openbaar ministerie niet overeenkwamen met de inhoud van de appelakte. Het hof heeft daarom, naar analogie van artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van de inhoud van de appelakte bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep.